Hoofdstuk 44
==
Toen Stevie thuiskwam met vier grote boodschappentassen vond ze Adam MacLean in de serre al bijna in het midden van een boek. Hij had opgeruimd en gezogen. Weer iets wat ze Matthew niet vaak had zien doen.
‘Hallo,’ begroette hij haar.
‘Hallo,’ antwoordde ze ietwat ongemakkelijk. Ze was nog steeds niet helemaal over de schaamte van hun geënsceneerde stoeipartij heen. Ze bleef maar intense flashbacks houden. Toen besefte ze wat hij aan het lezen was: Winter van Tevredenheid door haarzelf geschreven onder haar schuilnaam Beatrice Pollen. Het was een van haar hartstochtelijkere werken waarin een denkbeeldige Russische groothertog voor een dienstmeisje valt. Ze probeerde het feit dat hij het las te negeren. Hij wist tenminste niet dat zij het geschreven had, want dan, zo vermoedde ze, zou haar leven een hel worden.
‘Ik heb een vrije dag vandaag. Ik had zelf geen boeken meegenomen dus ik dacht ik probeer deze,’ legde hij uit.
‘O, oké,’ zei Stevie. Ze weigerde hem munitie te geven om haar mee af te schieten en deed of het haar niets kon schelen.
‘Ik snap nu wel waarom mensen ze kopen. De verhaallijn is eigenlijk best de moeite waard.’
‘Ja,’ zei ze, maar ze vertrouwde hem niet. Er lag een addertje op de loer, ze kon het bijna ruiken. Hij liet het boek zakken en haalde een kam uit zijn zak om tussen de bladzijden te doen.
‘Laat me je even helpen,’ zei hij.
‘Hoeft niet hoor.’
Hij negeerde haar en begon de spullen uit de tassen te halen.
‘Nee, niet die!’ gilde ze toen hij een doosje tampons op tafel zette.
‘Jezus mens, ik weet heus wel dat vrouwen menstrueren, hoor. Dat is geen verrassing voor me!’ Maar hij richtte zich toch maar op een boodschappentas die gevuld leek met logge groente om haar verdere blossen te besparen. ‘O ja, ene Crystal belde. Ze vroeg of je haar terug wilde bellen,’ liet hij tussen neus en lippen door weten.
‘Wat zei ze?’ vroeg Stevie, die op haar beurt net zo nonchalant probeerde te klinken.
‘Niet zo veel. Wel gek, ze zei mijn naam steeds verkeerd en noemde me Damme MacQueen.’
Shit!
‘O... eh... ja, zo is ze. Een beetje oud en seniel. Dank je dat je de boodschap hebt aangenomen.’
Hij grijnsde zonder dat ze het kon zien. ‘Ik wil jou en Danny graag mee uit nemen voor een pizza als je dat leuk vindt.’
‘Dat is echt nergens voor nodig.’
‘Maar ik wil het graag. Ik heb trek in pizza en wil niet in mijn eentje eten.’
‘Bedankt voor het aanbod,’ zei ze zonder hem recht aan te kijken, ‘maar ik wil niet dat mijn zoon het té leuk gaat vinden dat jij hier verblijft en zich te veel aan je gaat hechten. Hij is nu al steeds veel blijer je te zien dan ik voorzien had. Ik wil niet dat hij gekwetst wordt.’
‘Oké, dat begrijp ik,’ zei Adam, en dat was zo, maar hij kon de teleurstelling in zijn stem niet verbergen. Adam was dol op het kleine mannetje. Hij deed hem denken aan zichzelf op die leeftijd; stil en gevoelig, met een hoofd vol verhalen over het te slim af zijn van de slechteriken van het leven. Niet dat zijn moeder ook maar in iets op Stevie leek, en dat, vond hij, was eeuwig zonde.
Als gunst maakte Adam zich uit de voeten nadat hij alleen even snel hallo tegen Danny had gezegd toen die uit school kwam. Hij ging een flink stuk hardlopen en zorgde ervoor dat hij pas na halfacht terug was zodat Danny in bed zou liggen. Warm en bezweet kwam hij aan toen Stevie buiten de uitgebloeide bloemen weghaalde van de rozen die in één kluwen met de heerlijk geurende kamperfoelie langs de muren aan de voorkant van de cottage groeiden.
‘Hoi,’ zei hij, terwijl hij naar binnen liep, ‘wil je ook een koel drankje?’
‘Nee, dank je,’ antwoordde ze, en ze bleef knippen. Hij vroeg zich af of ze net deed alsof ze zíjn hoofd eraf knipte. Hij was gisteren wat ver gegaan door haar op de grond te smijten en half aan te randen. Hoewel Mattjes reactie had bewezen dat het doel de middelen heiligde. Hij had de vonk van jaloezie in Matthews ogen gezien, de woede omdat Adam rommelde met iets wat hij nog als zijn bezit zag. Matthew leek op een gegeven moment zelfs op het punt te staan om hem te gaan slaan. Maar ondertussen woonde hij nog steeds samen met Joanna, dus hun missie was nog niet volbracht.
Hij hoorde Stevie een gil slaken en de snoeischaar op de grond vallen en rende naar buiten om te kijken wat er aan de hand was.
‘Ik denk dat ik gestoken ben,’ zei ze, terwijl ze probeerde haar handschoen uit te krijgen. En ja hoor, in haar elleboogholte was een nog kloppende angel te zien.
‘Kom eens.’ Hij trok haar arm naar zich toe, haalde de angel eruit, legde zijn lippen op de plek en begon te zuigen.
‘Hé!’
‘Stil, gek, ik probeer je te helpen.’
Hij zoog en spoog, zoog en spoog.
==
‘Jezus, kunnen ze geen hotelkamer nemen,’ zei Jo, die net naar de gootsteen liep om een glas water te pakken en ze onderweg bezig zag. Ze kon het niet verdragen te blijven staan en toe te kijken, maar kon ook niet bij het raam weglopen. Adam zo met háár te zien maakte haar gek. Hij kuste haar op haar arm terwijl de hele straat het kon zien. Ze zagen er volkomen belachelijk uit. Ze rukte haar blik los van het tafereel en sprong bij Matthew op schoot, duwde de krant waar hij in verdiept was weg en zei: ‘Vrij met me, nu.’ Haal dit beeld uit mijn hoofd, dacht ze erachteraan.
‘Eh... oké,’ zei hij, toen Jo haar borsten voor hem ontblootte, maar uiteindelijk was zij de enige die erdoor bevredigd werd. Matthew had ook een beeld in zijn hoofd dat hem in de weg zat.
==
Stevie keek toe hoe Adams lippen de zachte huid van de binnenkant van haar arm aanraakten en voelde plotseling een grotere steek van binnen dan het nu dode insectje haar gegeven had. Voorzichtig trok ze haar arm terug.
‘Ik denk dat het zo wel genoeg is,’ zei ze stijfjes, om de kolkende, bedwelmende gevoelens die haar hersenen aan het overnemen waren te neutraliseren. Klaarblijkelijk het effect van het insectengif. ‘Dank je.’
‘Arm klein schepseltje,’ zei Adam.
‘Ja, sorry wesp,’ zei Stevie.
‘Het was een bij,’ corrigeerde Adam haar. ‘Wespen kunnen gewoon blijven steken, maar als een bij steekt, gooit hij alles in de strijd.’
Stevie voelde zich belachelijk en onverklaarbaar huilerig.
‘Ik voelde hem helemaal niet op mijn arm, anders had ik hem wel weggejaagd.’
‘Háár,’ zei Adam. ‘Darren hebben geen angel. Die zijn alleen gebouwd om te paren. De vrouwtjes steken.’
‘Ben je nu opeens een bijenexpert?’ vroeg Stevie. Haar gesnauw maskeerde het trillen van haar benen.
‘M’n opa hield bijen. We leefden van honingproducten toen we klein waren, altijd honing op ons brood. Hij wist alles van bijen.’
‘Valt er zoveel te weten dan?’ vroeg Stevie.
‘Dat zal je nog verbazen. Ik kan uren uitweiden over het onderwerp; het zijn wonderbaarlijke wezentjes. Wist je bijvoorbeeld dat honingbijen dansen om alle andere te vertellen waar de nectar en pollen zijn? Dat heet een waggeldans. En dat hommels het vroegst uitkomen in het jaar omdat ze eigenlijk een soort bontjasje aanhebben? En wist je dat de bij het enige insect is dat voedsel produceert dat door de mens gegeten wordt? Tenzij je verzot bent op mierenspeeksel...’
Stevie glimlachte. Bijen met bontjasjes, dansende bijen. Die dingen zouden Danny enorm fascineren.
‘Ik ga even een pleister halen binnen,’ zei ze, ineens ongemakkelijk met de stilte die warm, benevelend en zoet tussen hen in hing als de honing uit hun gesprek. Ze vluchtte naar binnen.
Adam keek naar Matthews huis. Boven was zojuist het licht aangegaan en Jo hield de gordijnen vast. Ze keek kwaad op hem neer en rukte ze dicht. Ja, de vrouwtjes staken.