5
De afgelegen plek boven aan een hoge en steile rotswand bood uitzicht over een van de grootste kanalen die naar het meer dan vijftig kilometer lange Cardinal Lake leidde en was voor de tieners uit Wrightsburg al sinds lange tijd een geliefde plek om elkaar te ontmoeten en dingen te doen die hun ouders zeker niet goed zouden vinden. Omdat het een bewolkte en regenachtige nacht was, en de boomkruinen wild heen en weer schudden in de wind, stond er maar één auto geparkeerd, maar ook zonder toeschouwers deden de inzittenden erg hun best.
Het meisje was al naakt. Ze had haar jurk en haar ondergoed netjes opgevouwen naast haar schoenen op de achterbank gelegd. De jongeman deed verwoede pogingen om zijn T-shirt over zijn hoofd te trekken terwijl het meisje zijn gulp opentrok, maar in de beperkte ruimte was dat niet eenvoudig en hij kreeg zijn T-shirt pas uit toen de zwaar ademende jongedame zijn broek en onderbroek al naar beneden rukte. Het was wel duidelijk dat geduld niet tot haar deugden behoorde, althans niet onder deze omstandigheden.
Nadat hij een condoom om had gedaan schoof hij wat naar rechts terwijl zij met haar gezicht naar hem toe gekeerd schrijlings op zijn dijbenen ging zitten. De autoruiten raakten beslagen. Hij keek over haar schouder heen door de voorruit en terwijl hij steeds sneller begon te ademen, deed hij zijn ogen dicht. Voor hem was het de eerste keer, al beschikte zijn partner kennelijk over heel wat meer ervaring. Hij had minstens twee jaar van dit ogenblik gedroomd en in die tijd was zijn hormoonspiegel gestegen tot een niveau dat hem elke dag weer helse kwellingen had bezorgd. Hij glimlachte terwijl zij een kreunend geluid maakte en langzaam heen en weer begon te wiegen.
Toen deed hij zijn ogen weer open en de glimlach bestierf op zijn gezicht.
De gedaante met de zwarte kap over zijn hoofd stond recht tegenover hem, aan de andere kant van de autoruit. Door de steeds dichtere laag condens op het glas zag hij de loop van het geweer omhoogkomen. Hij probeerde het meisje van zich af te duwen, en zonder er echt bij na te denken besefte hij dat hij de auto ging starten en zou proberen er zo snel mogelijk vandoor te gaan. Zover kwam hij echter niet. Het glas spatte uit elkaar en vloog de auto binnen. De hagel smakte met zo’n klap in de rug van het meisje dat ze hard tegen hem aan gesmeten werd. Haar lichaam beschermde hem tegen zware verwondingen, maar haar hoofd sloeg met zo’n kracht tegen zijn neus dat die brak en hij bijna het bewustzijn verloor. Druipend van haar bloed, maar nog niet zwaargewond, klemde hij het dode lijf tegen zijn borstkas alsof het een knuffeldekentje was dat hem kon beschermen tegen de enge monsters van de nacht. Hij wilde gillen maar kon geen geluid uitbrengen. Hij dacht weer aan de autosleutels, liet het meisje los en liet zich naar links zakken. Zijn bewegingen waren onhandig en zijn gedachten verward. Was hij geraakt? Zonder dat zelf te beseffen verkeerde hij in shocktoestand; zijn beurtelings snel stijgende en dan plotseling weer dalende bloeddruk sleurde zijn lijf mee naar stressniveaus waar het niet op berekend was. Hij wilde net de sleutel in het contactslot steken toen het portier werd opengetrokken en hij de man met de zwarte kap weer zag staan. Terwijl hij de man hulpeloos aanstaarde en het bloed uit zijn gebroken neus droop, gleed de loop van het geweer op hem af als de allerdodelijkste gifslang ter wereld. De jongen begon te smeken en toen te huilen. Centimeter voor centimeter schoof hij naar achteren, tot hij tegen het lijk van het meisje botste. ‘Alstublieft!’ jammerde hij. ‘Nee, god. Néé!’
Negen hagelkorrels, met de collectieve kracht van een gigantische hamer, troffen hem recht in zijn hoofd, zodat hij achteroversloeg en naast het dode meisje terechtkwam. Van voren was er niets aan haar te merken, maar van achteren was er weinig van haar over. Als je haar zo zag liggen was niet te zien hoe ze aan haar einde was gekomen. De doodsoorzaak van haar vriendje was heel wat duidelijker, want die had nu geen gezicht meer.
De moordenaar zette zijn geweer tegen de rechterkant van de auto, trok het portier open en stak zijn hand naar binnen. Hij deed een horloge om de pols van de jongeman en zette diens arm daarna klem tussen het dashboard en het portier, zodat hij omhoog leek te wijzen. Vervolgens begon hij te rommelen aan het horloge dat het meisje al omhad, trok de goedkope amethisten ring van haar vinger en stak die in zijn zak. En ten slotte trok hij de medaille van St.-Christoffel die de jongeman om zijn nek had hangen over diens hoofd en liet ook die in zijn zak verdwijnen.
Hij boog zich over het lijk van de jongen en zei: ‘Het spijt me. Persoonlijk ben je niet schuldig, maar je hebt wel deel aan de erfzonde. Je dood is niet voor niets geweest. Je hebt er een al heel lang bestaande misstand mee rechtgezet. Laat dat je tot troost zijn.’ Ook dat geloofde hij.
Hij nam niet de moeite om ook een gebed uit te spreken boven het lijk van het meisje. Hij haalde een voorwerp uit zijn zak, legde het op de vloer van de auto en nadat hij het portier had dichtgeslagen, sjokte hij weg. Terwijl de regen door de uit elkaar gespatte voorruit naar binnen waaide, leken de twee naakte en dode jonge mensen, van wie de een geen gezicht meer had en de ander schijnbaar diep in slaap was, zich aan elkaar vast te klampen.
Op de vloer lag het voorwerp dat de moordenaar daar zo zorgvuldig had neergelegd.
Het was een hondenhalsband.