22
Zoals bijna elke dag verliet Diane Hinson die avond om zeven uur het kantoor van het advocatenkantoor waar ze werkte, stapte in haar nog vrij nieuwe Chrysler Sebring en reed weg. Bij een plaatselijk restaurantje kocht ze een afhaalmaaltijd, ze reed naar haar speciaal beveiligde woonwijk, zwaaide naar de al wat oudere bewaker in het wachthokje – die geen wapen bij zich droeg en die voor een paar stevig gebouwde jongens van twaalf al geen partij zou zijn – en reed naar haar rijtjeshuis aan het eind van een doodlopend straatje.
Het was haar dit jaar voor de wind gegaan. Ze was nog niet zo heel lang geleden tot partner benoemd bij Goodrich, Browder en Knight, het op een na grootste advocatenkantoor van Wrightsburg, en ze had eindelijk een man ontmoet van wie ze dacht dat hij weleens de ware zou kunnen zijn: een vier jaar jongere, een meter zevenentachtig lange accountant die van rafting hield en die haar op de tennisbaan zo nu en dan de baas was. Ze had het gevoel dat hij haar nu elk ogenblik een aanzoek kon doen en dat ze daar dan zonder aarzelen ja op zou zeggen. Ze had voor het kantoor een nieuwe cliënt binnengehaald, voor wie ze inmiddels zoveel declarabele uren draaiden dat de rekeningen in de zes cijfers liepen, en dat zou van grote invloed zijn op haar eigen inkomen. En bovendien dacht ze erover om een eengezinswoning te kopen. Als ze daar haar intrek kon nemen met een ring om haar vinger en een man om samen oud mee te worden, zou dat voor de drieëndertigjarige advocate de verwezenlijking zijn van een langgekoesterde droom.
Ze zette haar auto in de garage en ging naar binnen, zette het eten in de magnetron, trok haar trainingspak aan en ging weer naar buiten. Vijf kilometer en twintig minuten later was ze weer terug, een beetje bezweet maar nauwelijks buiten adem. Op de universiteit was ze een tamelijk goede langeafstandsloopster en toegewijd amateur-tennisser geweest, en ze was de afgelopen jaren goed in vorm gebleven.
Ze nam een douche, at haar meeneemmaaltijd op, keek naar een tv-programma waar ze verlangend naar had uitgezien, en werd gebeld door haar vriend de accountant, die in Houston zat om de boeken van een bedrijf te controleren. Na wat hijgerige beloften van echt onvergetelijke seks zodra hij weer thuis zou zijn, verbrak ze de verbinding, keek nog even naar het late journaal, zag dat het al bijna middernacht was en zette de tv uit. Daarna trok ze in de badkamer al haar kleren uit, op haar slipje na, trok het lange T-shirt aan dat ze daar aan de deur had hangen en liep naar haar slaapkamer.
Ze merkte dat er iemand achter haar stond, maar voordat ze kon gillen sloot de gehandschoende hand zich om haar nek en kneep haar luchtpijp dicht, zodat ze geen geluid meer kon uitbrengen. De andere arm klemde zich om haar lichaam en drukte haar armen tegen haar zij. Half verdoofd merkte Hinson dat ze met haar gezicht tegen de vloer werd geduwd, dat er zonder dat ze in staat was om zich te bewegen of het op een gillen te zetten een prop in haar mond werd gewrongen en dat haar handen met een telefoonsnoer op haar rug werden gebonden.
Als advocaat had ze verdachten verdedigd die van verkrachting waren beschuldigd, en vrijspraak weten te krijgen voor een paar mannen die eigenlijk de gevangenis in hadden gemoeten. Ze had dat altijd als glanzende wapenfeiten in haar carrière beschouwd, maar nu ze met haar buik op de vloer lag, met een verpletterend gewicht boven op zich, zette ze zich schrap voor de komende verkrachting. Met een verstikkende angst besefte ze dat haar slipje nu elk ogenblik naar beneden getrokken kon worden en dat dan de pijnlijke en vernederende ervaring zou beginnen. Misselijk van angst zei ze tegen zichzelf dat ze niet moest tegenstribbelen. Als de man zijn zin kreeg, zou ze dit misschien wel overleven. Ze had zijn gezicht niet gezien. Ze zou hem op geen enkele manier kunnen herkennen. Hij zou geen reden hebben om haar te vermoorden. ‘Alstublieft,’ probeerde ze door de prop heen te zeggen, ‘doe me geen pijn.’
Maar hij luisterde niet.
Het mes drong haar rug binnen, schampte langs de linkerkant van haar hart, werd eruit getrokken en opnieuw in haar rug gestoken, waar het een vijf centimeter lange snee in haar linkerlong maakte, en reet toen het weer omhoog werd getrokken de halsslagader open. Tegen de tijd dat het voorbij was, zaten er twaalf steekwonden in haar rug, maar bij de vierde was Diane Hinson al dood geweest.
De man met de zwarte kap op boog zich over haar heen en terwijl hij goed oplette dat hij niet in de bloedplas ging staan die zich nu op het kleed vormde, draaide hij Hinson op haar rug, schoof haar T-shirt omhoog, haalde een viltstift uit zijn zak en tekende een symbool op haar platte buik. Daarna zette hij dat ook nog eens op de muur achter haar bed, maar nu heel groot, want hij wilde niet dat iemand het over het hoofd zou zien. De politie kon soms ongelooflijk stom zijn.
Hij liep terug naar het lijk, maakte zorgvuldig het enkelbandje los, hetzelfde enkelbandje dat hij bij het winkelcentrum zo had bewonderd, en stopte het in zijn zak.
Het mes liet hij naast het lijk liggen. Dat zou hen niet op zijn spoor brengen. Hij had het uit haar keukenla gehaald toen hij die avond het huis binnen was gedrongen. Hij had zich verstopt in de bosjes in het donkere deel van de tuin naast haar garagedeur en was daar blijven wachten tot ze thuiskwam. Toen ze de garagedeur openmaakte, was hij blijven zitten waar hij zat totdat ze uit de auto was gestapt en het huis was binnengegaan. De meeste mensen maakten daarvoor gebruik van de afstandsbediening en deden de garagedeur dicht terwijl ze het huis binnenliepen. Ze had hem helemaal niet zien binnenkomen.
Hij maakte haar handen los en zette haar arm tegen een gedeeltelijk geopende bureaula. Hij had in het winkelcentrum al gezien dat ze een horloge omhad en dus had hij niet de moeite genomen om er een mee te nemen. Hij zette de wijzers in de stand die hij wilde en trok toen de instelknop uit, zodat de wijzers stil bleven staan. Hij deed geen gebed boven het lijk, maar mompelde wel iets over voorzichtiger zijn met de bonnetjes van de geldautomaat.
Daarna zocht hij zorgvuldig de kamer af op sporen van zijn aanwezigheid, maar zonder iets te vinden. Vinger- en handafdrukken waren uitgesloten. Niet alleen had hij handschoenen aangehad, maar hij had ook nog eens stukken vilt op zijn vingertoppen en handpalmen gelijmd. Hij haalde een kruimeldief uit zijn jaszak en zoog daarmee de vloer schoon, zowel in de gang als onder het bed waaronder hij zich verborgen had gehouden. Daarna deed hij hetzelfde in de kledingkast waar hij zich aanvankelijk had verstopt, en ging daarna verder met de traptreden en de vloer van de garage.
Daarna nam hij zijn kap af, deed een valse baard om en zette een hoed op, ging door de achterdeur naar buiten en liep naar zijn auto, die hij had achtergelaten op een zijweggetje naast de dure beveiligde woonwijk met zijn bejaarde en onbewapende bewaker. Hij startte de Volkswagen. Hij reed snel, maar bleef ruim onder de maximumsnelheid. Hij moest nog een brief schrijven en hij wist al precies wat erin zou staan.