28
Terwijl Kyle Montgomery bezig was een misdrijf te plegen en Eddie, King en Michelle in de bar zaten, lag Bobby Battle onder een kluwen intraveneuze slangen. Remmy Battle zat aan zijn bed en had haar rechterhand in de stille en bleke hand van haar man gelegd.
Remmy hield haar ogen strak op de reeks monitoren gericht waarop zeer beeldend werd weergegeven hoe zwak de greep die haar man op het leven had nog steeds was. Hij had een terugval gehad en was weer aan de beademing gelegd. Telkens als Bobby’s ademhaling uit koers raakte, liet het apparaat zijn angstaanjagend schrille gefluit horen, en Remmy’s eigen ademhaling verliep al even onregelmatig als het gepiep en gefluit van die helse machine.
De verpleegster kwam binnen. ‘Hallo, mevrouw Battle, alles goed?’
‘Nee! Hij herkent me niet,’ snauwde ze. ‘Hij herkent helemaal niemand meer.’
‘Maar hij begint aan te sterken. Dat hebben de artsen zelf gezegd. Het kost gewoon tijd. Zijn vitale organen zijn er een stuk beter aan toe dan een tijdje geleden, en zelfs al ligt hij aan de beademing, hij ziet er toch echt beter uit.’
‘Dank je wel, liefje,’ zei Remmy, nu op heel andere toon. ‘Ik vind het echt heel fijn dat je me dat vertelt.’ Ze keek naar de lange man in het bed.
De verpleegster glimlachte, maar leek zich toen weer wat minder op haar gemak te voelen. ‘Mevrouw Battle,’ begon ze op een eerbiedige toon die ongetwijfeld uitsluitend bestemd was voor de weinige mensen die hun naam op een gebouw konden laten zetten.
‘Ik weet het,’ zei Remmy.
‘Blijft u hier overnachten?’ vroeg de verpleegster. ‘Dan laat ik uw bed opmaken.’
‘Vannacht niet. Ik kom morgenochtend wel terug. Maar toch bedankt.’
Remmy stond op en liep de kamer uit. De verpleegster controleerde snel hoe het met haar patiënt ging en liep even later ook de kamer uit.
Battle was de enige patiënt aan deze gang, waar de meeste andere kamers in gebruik waren als opslagruimte. De andere tien bedden van de eenheid stonden met hun voeteneind naar een grote centrale ruimte, tegenover de verpleegpost. Remmy Battle had deze kamer voor haar man opgeëist omdat die de meeste privacy bood. Bovendien was er aan het eind van deze gang een achterdeur, waardoor ze, met een speciale toegangscode, kon komen en gaan zonder dat ze een groot aantal zalen, verpleegsters en nieuwsgierige blikken hoefde te trotseren. De kamer waar ze soms overnachtte, lag aan dezelfde gang.
Het was kort na tienen en in dit van de rest van het ziekenhuis afgescheiden gedeelte vond nu de dienstwisseling plaats. De verpleegster die Bobby Battle onder haar hoede had, zou de komende drie kwartier in de stafkamer bezig zijn met de overdracht. Met degene die haar kwam aflossen, zou ze de huidige toestand van de patiënten doornemen en alle relevante informatie doorgeven over hun medicatie en de instructies van de behandelend arts.
Op iedere patiënt op deze eenheid stond een camera gericht, die rechtstreeks in verbinding stond met een monitor op de centrale verpleegpost van de eenheid. De monitoren moesten voortdurend in de gaten worden gehouden, maar vooral ‘s nachts werd er tijdens de overdracht meestal een minuut of twintig niet naar gekeken terwijl de zwaarbelaste en in veel gevallen overwerkte verpleegkundigen hun uiterste best deden om een uur werk in twintig minuten tijd te proppen. De machines die hielpen de patiënten in leven te houden, waren echter allemaal zo gemaakt dat ze onmiddellijk waarschuwingssignalen gaven als zich bij een van de patiënten drastische veranderingen voordeden.
Kort nadat Remmy was vertrokken, kwam iemand door dezelfde deur die zij net had gebruikt het ziekenhuis binnen. Deze persoon ging gekleed in een witte ziekenhuisjas en dito broek, en voor het onderste deel van zijn gezicht droeg hij een chirurgisch mondkapje, zodat het in het ziekenhuis beslist niet uit de toon viel. De indringer liep langs de deuropening van Bobby Battles kamer, keek even naar binnen en zag dat alleen de patiënt zelf aanwezig was. Een snelle blik om de hoek maakte duidelijk dat er ook niemand op de centrale verpleegpost was. De indringer stapte Battles kamer binnen en deed de deur achter zich dicht.
Zonder tijd te verspillen schoof de indringer de aan de muur bevestigde camera iets opzij, zodat die niet langer registreerde dat er iemand naast het bed stond. Daarna liep de gemaskerde gedaante haastig naar de standaard met zakjes intraveneuze vloeistof naast het bed, viste een injectiespuit uit een jaszak, stak die boven het vloeistofpeil in een van de zakjes en spoot vervolgens de hele spuit leeg. Eén keer keek de persoon snel even naar Battle, die met een vredig gezicht op bed lag, ook al zat er een slang in zijn keel. De indringer pakte zijn hand vast, deed er een polshorloge omheen en zette dat op vijf uur. Daarna trok hij een voorwerp uit een andere jaszak en legde dat behoedzaam op Battles borst.
Het was één enkele witte veer.
Even later holde de indringer door de achteruitgang naar buiten, rende de trap af, liep snel het parkeerterrein op, stapte in een auto en reed weg.
De bestuurder moest dringend een brief schrijven en een e-mailtje sturen.
Nog geen tien minuten nadat de auto was weggereden begon er een waarschuwingsbel te rinkelen op een van de machines in de kamer van Bobby Battle, en vrijwel onmiddellijk daarna nog een. En nog een. Binnen enkele seconden schreeuwden ze allemaal hun dreigende waarschuwing uit.
De verpleegster rende naar de kamer. Een minuut later klonk er ‘code blauw’ over de intercom, en niet lang daarna rende een zeer ervaren reanimatieteam de kamer binnen. Maar het was allemaal tevergeefs. Om zeven voor halfelf ’s avonds werd Robert E. Lee Battle doodverklaard.