47

Wat doet Roger Canney eigenlijk voor de kost?’ vroeg Michelle terwijl ze haar blik over het indrukwekkende interieur liet gaan.

‘Ik weet het niet, maar wat het ook mag zijn, hij is er kennelijk goed in,’ antwoordde King.

‘Waar is zijn vrouw aan gestorven?’

‘Dat weet ik ook al niet. Ik ben niet bevriend met ze.’

Michelle bleef rondkijken. ‘Weet je wat ik níét zie?’

King knikte. ‘Familiefoto’s.’

‘Wat denk je daarvan?’

‘Ofwel ze zijn kortgeleden weggehaald omdat de vader zoveel verdriet heeft, ofwel ze hebben er nooit gehangen.’

‘Zoveel verdriet? Het komt er toch min of meer op neer dat hij zijn zoon stiekem heeft laten begraven?’

‘Iedereen uit zijn emoties anders, Michelle. Er zijn zelfs mensen die houten palen doormidden schoppen als ze boos zijn.’

Een minuut later kwam Roger Canney de kamer binnen. Hij was een lange man met een gezicht vol rimpels en een lusteloze, ongelukkige blik in zijn ogen. Hij gebaarde dat ze op de bank plaats konden nemen en ging tegenover hen zitten. Hij nam niet de moeite hen aan te kijken toen hij het woord nam, maar liet zijn blik op het van houten dwarsbalken voorziene plafond rusten.

‘Ik begrijp niet goed waarom er nog een verhoor nodig is,’ begon hij.

King zei: ‘Ik weet dat dit een moeilijke tijd voor...’

‘Ja ja,’ viel Canney hem in de rede, ‘laten we nou maar snel beginnen.’

Ze stelden de standaardvragen en Canney reageerde daarop met buitengewoon weinig behulpzame antwoorden van niet meer dan één lettergreep.

‘Dus voor zover u weet had hij geen vijanden op school?’ vroeg King geërgerd. ‘En uw zoon heeft daar ook nooit iets over gezegd?’

‘Steve was heel populair. Iedereen was dol op hem. Hij kon gewoon niets verkeerds doen.’

Dit was niet de lof van een trotse vader; het klonk eerder schamper. King en Michelle keken elkaar verbaasd aan.

‘Heeft hij ooit verteld dat hij met Janice Pembroke ging?’ vroeg Michelle.

‘Steve nam mij niet in vertrouwen. Als die jongen naar bed ging met het een of andere snolletje, was dat zijn zaak. Hij was zeventien en zijn hormonen gingen enorm tekeer. Maar als hij het een of andere meisje zwanger had gemaakt, zou ik erg boos zijn geweest.’

‘Hoe lang geleden is uw vrouw overleden?’ vroeg Michelle.

Canneys blik maakte zich los van het plafond en werd op haar gericht. ‘Waarom wilt u dat weten?’

‘Gewoon, uit nieuwsgierigheid.’

‘Nou, beperkt u die nieuwsgierigheid van u dan tot het onderwerp van dit verhoor.’

‘Goed. Kunt u ook maar iets bedenken wat Steve u verteld zou kunnen hebben of wat u hem aan iemand hebt horen vertellen, of zelfs wat een van zijn vrienden heeft gezegd, dat ook maar enig licht werpt op deze moord?’ vroeg ze.

‘Hoor eens, ik heb u al gezegd dat onze relatie niet bepaald innig was. We woonden in hetzelfde huis, maar daar bleef het dan ook wel bij.’

‘Is er een reden waarom uw zoon en u geen nauwe band hadden?’ vroeg King.

‘Daar hadden we allebei zo onze redenen voor, en die hebben niets te maken met zijn dood.’

‘Dat is aan ons om te bepalen, meneer Canney. Dus geeft u nu alstublieft antwoord op mijn vraag.’

‘Dat moet ik helaas weigeren,’ zei Canney zuur.

‘Nou, dat is aan u. Laten we even op een rijtje zetten wat u zojuist hebt gezegd. Uw zoon en u hadden een relatie die zonder meer als openlijk vijandig gekenmerkt kan worden. U was misschien van streek omdat hij uitging met, in uw woorden, ‘‘het een of andere snolletje’’, en u was bang dat u op een gegeven moment voor een onwettig kind zou moeten betalen. Vervolgens zijn Steve en zijn ‘‘snolletje’’ doodgeschoten met een jachtgeweer. Bent u in het bezit van een jachtgeweer, meneer Canney?’

Canney stond op. Zijn bleke gezicht was nu rood aangelopen. ‘Wat wilt u daarmee suggereren, verdomme? Hoe durft u! U hebt mijn woorden helemaal verdraaid.’

King bleef rustig zitten. ‘Nee, ik zeg gewoon wat iedere competente officier van justitie ook zou zeggen. Wat u ons hebt verteld, maakt u tot een mogelijke verdachte van de moord op uw zoon. Ik weet zeker dat u al gevraagd is waar u zich bevond ten tijde van de moord, maar ik wil dat graag nog een keer van u horen.’

‘Ik was thuis. Ik sliep.’

‘Alleen?’

‘Ja!’

‘Dus u hebt geen alibi,’ concludeerde King. ‘Nou...’ Hij keek eens naar Michelle, ‘laten we dan maar verslag gaan uitbrengen. Dit is in elk geval iets waar de fbi zijn tanden in kan zetten.’ Hij keek om naar Canney. ‘Ik weet zeker dat de fbi binnenkort contact met u opneemt. Zorg dat u op korte termijn beschikbaar bent en de onmiddellijke omgeving niet verlaat.’ Hij maakte aanstalten om op te staan.

Canney zag nu weer bleek en zei: ‘Wacht eens even, verdomme, wacht eens even! Ik heb helemaal niets met de moord op Steve te maken.’

‘Met alle respect, meneer Canney,’ antwoordde King, ‘maar dat zeggen ze allemaal.’

Canney bleef staan waar hij stond. Terwijl King hem vol verwachting aankeek, balde de lange man telkens zijn vuisten. Pas na een tijdje ging hij eindelijk weer zitten.

Na een stilte, alsof hij naar de juiste woorden zocht, zei hij: ‘Het is heel eenvoudig. Steve was het kind van zijn moeder. Hij aanbad haar. Toen ze doodging, heeft hij mij dat op de een of andere manier kwalijk genomen.’

‘Ik kan me niet herinneren waaraan ze is gestorven,’ zei King.

Canney wreef zich nerveus in zijn handen.

‘Een auto-ongeluk, nu al meer dan drie jaar geleden. Ze is van de weg geraakt en in een ravijn gestort. Ze was op slag dood.’

‘Hoe zou uw zoon ú dat nou kwalijk kunnen nemen?’ wilde Michelle weten.

‘Hoe moet ik dat weten, verdomme nog aan toe!’ brulde Canney, en al even plotseling kwam hij weer tot rust. ‘Neemt u me niet kwalijk, maar dit is allemaal heel moeilijk voor me.’ Een tijdje keken ze alle drie zwijgend voor zich uit. ‘Er... er schijnt alcohol in het spel te zijn geweest,’ zei Canney toen met een heel zachte stem.

‘Was uw vrouw dronken toen ze verongelukte?’

‘Het schijnt van wel, ja. Dat was heel verbazingwekkend, want een zware drinkster is ze nooit geweest.’

‘En u was gelukkig getrouwd?’ vroeg Michelle.

‘Ons huwelijk was niet anders dan veel andere huwelijken,’ zei Canney afwerend.

‘En wat bedoelt u daarmee?’ drong Michelle aan.

‘Dat we zo onze goede en slechte perioden hadden.’

Op dat ogenblik kwam de huishoudster de kamer binnen met de boodschap dat er telefoon voor Canney was. Hij excuseerde zich en liep de kamer uit.

Michelle draaide zich naar haar partner. ‘Nou, dat was bepaald niet wat ik had verwacht. Denk je dat hij iets met de dood van zijn vrouw te maken heeft gehad?’

‘Dat kan ik niet uitsluiten.’

‘Hij verzwijgt in elk geval iets. Denk je dat hij zijn zoon heeft vermoord?’

‘‘‘Zoon’’ – interessant woord.’

Ze keek hem verbaasd aan. ‘Hoezo?’

‘Canney heeft het geen moment gebruikt. Hij zegt de hele tijd alleen maar ‘‘Steve’’.’

‘Inderdaad, maar misschien komt dat gewoon doordat Steve al bijna een volwassen man was, en per slot van rekening was hun relatie erg gespannen.’

‘Nee, ik denk dat hij ons het antwoord heeft gegeven.’

‘Oké, Sean, vertel op: wat heeft hij ons dan verteld?’

‘Hij legde uit waarom ze zo slecht met elkaar konden opschieten. Hij zei dat Steve hem de schuld gaf van de dood van zijn moeder.’

‘Dus?’

‘Even daarvoor zei hij...’ King haalde zijn notitieblokje tevoorschijn en las het op. ‘Hij zei: ‘‘Het is heel eenvoudig. Steve was het kind van zijn moeder.’’...’

‘Precies, en daarmee bedoelde hij dat hij veel meer naar zijn moeder trok dan naar zijn vader.’

‘Of hij bedoelde het wat letterlijker: dat zij zijn moeder wás.’ King keek Michelle zwijgend aan.

Toen drong het eindelijk tot haar door wat hij bedoelde. ‘Maar dat hij níét de vader was.’

Buiten startte de pick-up. De man had alles gehoord wat hij maar hoefde te weten. Het was tijd om hier iets aan te doen. Maar eerst moest hij de nodige voorbereidingen treffen.

Het uur van de zonde / druk 1
titlepage.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_0.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_1.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_2.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_3.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_4.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_5.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_6.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_7.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_8.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_9.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_10.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_11.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_12.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_13.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_14.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_15.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_16.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_17.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_18.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_19.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_20.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_21.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_22.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_23.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_24.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_25.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_26.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_27.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_28.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_29.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_30.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_31.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_32.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_33.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_34.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_35.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_36.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_37.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_38.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_39.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_40.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_41.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_42.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_43.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_44.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_45.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_46.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_47.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_48.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_49.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_50.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_51.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_52.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_53.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_54.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_55.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_56.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_57.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_58.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_59.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_60.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_61.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_62.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_63.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_64.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_65.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_66.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_67.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_68.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_69.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_70.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_71.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_72.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_73.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_74.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_75.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_76.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_77.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_78.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_79.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_80.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_81.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_82.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_83.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_84.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_85.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_86.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_87.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_88.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_89.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_90.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_91.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_92.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_93.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_94.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_95.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_96.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_97.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_98.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_99.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_100.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_101.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_102.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_103.xhtml
Het_uur_van_de_zonde_split_104.xhtml