8

Toen Howie, Jo-Beth en Grillo het verblindende terrein aan de grens van de Lus binnengingen, het beetje tijd aan weerszijden van 5.30 's ochtends op de 16de juli 1945 dat Kissoon had geschapen, had inge­lijfd en waar hij gevangen had gezeten, bloeide er een licht achter hen op. Nee, het bloeide niet op. Paddestoelen hadden geen bloemen. Ze keken geen van allen om, maar forceerden hun uitgeputte lichamen tot een laatste, bovenmenselijke poging die hen in de veiligheid van de werkelijke tijd bracht met het vuur in hun rug. Ze hadden lange tijd op de woestijngrond gelegen, niet in staat zich te verroeren, en sleepten zichzelf pas weer overeind toen het risico om verbrand te worden niet meer bestond.

Het was een lange en zware tocht terug naar Californië. Na een uur gelopen te hebben vonden ze een grote weg en na nog een uur zagen ze een verlaten garage die langs die weg stond. Grillo liet de geliefden daar achter in de wetenschap dat ze nooit een lift zouden krijgen met dergelijke vreemd uitziende mensen. Hij alleen kreeg na de nodige tijd wel een lift en kocht met behulp van de complete inhoud van zijn portefeuille plus zijn creditkaarten een verweerde truck in een stadje en reed toen terug naar de garage om Jo-Beth en Howie op te halen en met hen naar Ventura County te rijden. Ze lagen diep in slaap achter in de truck; hun uitputting was zo volkomen dat niets hen wakker kon krijgen. Ze kwamen net voor zonsopgang van de volgen­de dag in Palomo Grove aan, maar het was onmogelijk om de stad in te komen. Dezelfde autoriteiten die zo langzaam waren geweest, zo achteloos of - zoals Grillo had vermoed - zo medeplichtig in het niet verdedigen van Palomo Grove tegen krachten die uit hun midden te voorschijn waren gekomen, waren nu, nu de machten ontluisterd waren, belachelijk voorzichtig geworden. De stad was afgesloten. Grillo tartte het bevel niet. Hij keerde eenvoudig om voor hij bij de barricades kwam en reed langs de grote weg tot hij een plaats vond om de truck te parkeren en te gaan slapen. Ze werden niet gestoord in hun sluimeringen. Toen hij een paar uur later wakker werd, zag hij dat de achterbank leeg was. Ieder gewricht in zijn lichaam deed pijn toen hij uitstapte om te gaan pissen en op zoek ging naar de ge­liefden. Hij vond ze op een helling in de zon zitten. De veranderingen die de Kern op hen had teweeggebracht begonnen al terug te trekken. Hun handen zaten niet langer aan elkaar gesmolten, de bizarre vorm- sels die hun gezichten hadden mismaakt waren door het zonlicht weggebrand tot er niet meer dan een paar plekjes op de eens zo smet­teloze huid over waren. Mettertijd zouden die vermoedelijk ook wel verdwijnen. Maar hij betwijfelde of de blik in hun ogen ooit zou ver­dwijnen wanneer ze de zijne ontmoetten: het staren van twee mensen die een ervaring hadden gedeeld die niemand ter wereld had gedeeld en in die deling door elkaar bezeten waren. Als hij langer dan een mi­nuut in hun aanwezigheid doorbracht, voelde hij zich een indringer. Ze spraken even over wat het verstandigst zou zijn om nu te doen en besloten dat het het beste was om in de buurt van Palomo Grove te blijven. Ze hadden het niet over de gebeurtenissen in de Lus of in de Kern, hoewel Grillo brandde van verlangen om te vragen hoe het was geweest om in de droom-zee te drijven. Nu die plannen ruwweg ont­worpen waren, ging Grillo terug naar de truck en wachtte tot ze kwa: men. Ze kwamen na een paar minuten hand in hand terug.

Er was geen gebrek aan getuigen geweest voor Tesla's verplaatsing van een deel van Coney Eye. Waarnemers en fotografen die op de Heuvel gestationeerd waren en erboven hadden gehangen, hadden de voorkant rokerig en doorzichtig zien worden en tenslotte helemaal zien verdwijnen. Nu een deel van het gebouw zonder vorm van pro­ces was verplaatst, gaf het hele huis aan de zwaartekracht toe. Als er maar een paar getuigen waren geweest, was er misschien aan de waarheid van deze verhalen getwijfeld. Alleen op de bladzijden van de National Enquirer en dat soort fantasierijke bladen werden stevig hout en dakpannen naar andere planeten of iets dergelijks overgehe­veld. Maar er waren in totaal tweeëntwintig toeschouwers. En ieder daarvan beschreef in zijn eigen woorden wat hij had gezien - som­migen vertelden alleen de naakte feiten, anderen gebruikten bloemrij­ker taal - maar de basisfeiten bleven hetzelfde. Een aanzienlijk ge­deelte van het museum van Buddy Vance van de werkelijke Kunst van Amerika was overgeheveld naar een andere werkelijkheid. Sommige getuigen (de vermoeiendste onder hen) beweerden zelfs een glimp van die plek te hebben opgevangen. Een witte horizon en een heldere lucht en er woei stof rond. Misschien in Nevada of Utah. Het kon overal zijn waar het open en verlaten was. Daar was in Amerika geen gebrek aan. Het was een groot land en nog vol leegte. Plekken waar een huis kon opduiken en nooit gevonden worden, waar raad­sels iedere dag van de week voorkwamen zonder dat iemand er iets van merkte. Voor een paar getuigen was het de eerste keer dat het tot hen doordrong dat een land té groot, té vol lege plekken kon zijn. Maar nu drong het tot hen door en het liet hen niet meer los. 

Een van die plekken, althans voor de te voorziene toekomst, zou de grond zijn waarop Palomo Grove was gebouwd. Het doorlopende proces van de vernietiging eindigde niet met de ver­plaatsing van Coney Eye in de Lus. Verre van dat. De aarde had op een teken gewacht en had het gekregen. Barsten verwijdden zich op­eens tot scheuren en scheuren werden afgronden die hele straten lie­ten kantelen. De wijken die het meest te lijden hadden, waren Wind- bluff en Deerdell; de laatste werd vrijwel met de grond gelijkgemaakt door de schokgolven die uit de buurt van het bos kwamen dat in zijn geheel verdween en kokende, rokende aarde achterliet. Ook de Heu­vel met zijn weelderige terreinen kreeg een dergelijke zware klap of klappen te verwerken. Niet de huizen die direct onder Coney Eye stonden kregen het ergste van de vernietiging te verduren (hoewel het er nauwelijks meer toe deed; de eigenaren waren de eersten geweest die waren vertrokken en hadden gezworen dat ze niet terug zouden komen). Het waren de Crescents. Emerson verhuisde tweehonderd meter naar het zuiden waar de huizen eenvoudig werden samenge­drukt. Whitman verdween, de huizen werden door een of andere ge­ologische gril voortgestuwd en vielen in hun eigen zwembaden. De andere drie Crescents werden gewoon met de grond gelijkgemaakt; veel van hun puin rolde de Heuvel af en bracht tijdens de afdaling schade toe aan talrijke huizen. Het was allemaal abstract. Niemand zou meer iets van zijn eigen huis redden. Het hele gebied werd zes da­gen lang onbetrouwbaar verklaard; tijdens die periode brandden de vuren naar hartelust en vernielden het grootste deel van het bezit waar de grond niet ondersteboven was gehaald of in elkaar was ge­zakt. In dit opzicht was Stillbrook het ongelukkigst, de voormalige bewoners hadden eventueel hun persoonlijke bezittingen hebben kunnen ophalen, als er niet op een nacht in een huis in Fellowship Street brand was uitgebroken toen er de soort wind stond die naar oceaan rook en die de inwoners van Palomo Grove naar hun tuinen lokte. De vlagen dreven de vlammen met vernietigende vaart door de wijk. Tegen de ochtend lag de helft van de huizen in de as. Tegen de avond van dezelfde dag de andere helft. 

Op de avond nadat Stillbrook in brand had gestaan en zes dagen na de gebeurtenissen op de Heuvel kwam Grillo terug naar Palomo Gro­ve. Hij had meer dan de helft van de tussenliggende tijd geslapen, maar hij voelde zich er niet veel beter door. Slaap was niet meer de pijnstiller die het geweest was. Hij werd er niet meer door gekal­meerd, getroost en opgebeurd. Als hij zijn ogen dichtdeed, speelden zijn gedachten iedere scène uit het verleden overnieuw. Het meeste van de show was kort geleden. Ellen Nguyen kwam er vaak in voor en vroeg hem steeds weer haar niet te kussen maar zijn tanden te ge­bruiken, evenals haar zoon die in bed zat omgeven door ballonvaar- ders. Er waren een paar verschijningen van Rochelle Vance die niets deed en zei, maar haar schoonheid aan de menigte aanbood, en er was die goede oude Fletcher bij het winkelcentrum. En de Jaff in de bo­venste kamer van Coney Eye die zijn macht uitzweette. En een leven­de Witt. En een dode Witt met zijn gezicht in het water. Maar de ster in het verhaal was Tesla die haar laatste streek met hem had uitgehaald, glimlachend, en hem niet vaarwel had gezegd hoewel ze wist dat het dat wel was. Ze waren geen minnaars geweest; het leek er zelfs niet op. In zekere zin had hij nooit goed geweten wat hij eigenlijk voor haar voelde. In elk geval liefde, maar een te moeilijke soort om onder woorden te brengen; misschien was dat zelfs wel on­mogelijk. En dat maakte het rouwproces zo problematisch. Het was dat gevoel van onafgemaaktheid tussen Tesla en hem dat hem ervan weerhield een van de telefoontjes van Abernethy op zijn antwoordapparaat thuis te beantwoorden, hoewel God wist dat het verhaal hem dwars zat en bleef zitten. Ze had altijd haar twijfels uit­gesproken over zijn publiek maken van de waarheid hoewel ze dat op het eind toch goed had gevonden. Maar dat was alleen omdat ze had gedacht dat het allemaal abstract was; de wereld was bijna aan haar eind en er bestond maar weinig hoop dat ze nog gered kon wor­den. Maar het eind was niet gekomen en zij was gestorven in de po­ging om haar te behouden. Hij voelde zich verplicht zijn mond dicht te houden. Maar al was hij nog zo discreet, hij kon zichzelf er niet van weerhouden naar Palomo Grove terug te keren om te zien hoe de plaats ten onder ging. 

Toen hij kwam, was de stad nog steeds verboden gebied met politie- barricades eromheen. Het was niet moeilijk erlangs te rijden. De be­wakers van Palomo Grove waren sinds de afsluiting slordig gewor­den in hun taak, aangezien er maar een paar mensen, of dat nu dag­jesmensen, plunderaars of inwoners waren, roekeloos genoeg waren om zich op de onrustige straten te begeven. Hij glipte met gemak door het kordon en begon zijn onderzoek door de stad. De wind, die de dag tevoren de brand door Stillbrook had gedreven, was nu gaan liggen. De rook van de vuurzee was minder geworden en smaakte bij­na zoet in zijn mond, als de rook van een vuurtje van goed hout. On­der andere omstandigheden zou het misschien weemoedig geweest zijn, maar hij wist te veel over Palomo Grove en haar tragedies om er dergelijke sentimenten op na te houden. Het was onmogelijk om de vernieling aan te zien zonder een spijtig gevoel te krijgen. De grootste zonde van de stad was huichelarij geweest; ze was doorge­gaan op haar eigen vrolijke, zonnige manier en had bewust haar ge­heime ik verborgen. Dat ik had angsten uitgezweet en een tijdje dro­men tot werkelijkheid gemaakt en het waren die dromen en angsten geweest, niet Jaffe en Fletcher, die uiteindelijk Palomo Grove aan stukken hadden gescheurd. De Nuncialen hadden de stad als hun are­na gebruikt, maar ze hadden in hun oorlog niets uitgevonden dat Pa­lomo Grove niet al koesterde en diep in haar hart voedde. Hij vroeg zich af, terwijl hij daar rondliep, of er misschien een andere manier was om het verhaal over Palomo Grove te vertellen zonder te­gen Tesla's voorschriften in te gaan. Als hij Swift eens liet schieten en probeerde wat meer poëtische bewoordingen te vinden en daar al­les in verwoordde dat hij had meegemaakt. Hij had er eerder over ge­dacht om dat eens uit te proberen, maar nu (net als toen) wist hij zon­der het te proberen dat het hem niet zou lukken. Hij was als letter­knecht naar Palomo Grove gekomen en niets dat hem getoond was zou hem van de cultus van het te verslagen feit kunnen afbrengen. Hij maakte een ronde door de stad, ontweek alleen die delen waar het zelfmoord zou zijn om er te komen, en maakte in gedachte aante­keningen van de dingen die hij zag, ook al wist hij dat hij die niet zou gebruiken. Toen glipte hij er ongezien weer uit en ging terug naar L.A. en naar meer nachten vol opnieuw gespeelde herinneringen.

Voor Jo-Beth en Howie was het niet hetzelfde. Ze hadden hun don­kere nacht samen op het tij van de Kern doorgebracht en de nachten die daar, eenmaal terug in de Kosmos, op volgden, waren zonder dromen. Althans, ze werden wakker zonder zich iets te herinneren. Howie probeerde Jo-Beth ervan te overtuigen dat ze het beste samen terug naar Chicago konden gaan, maar ze hield vol dat dit soort plannen prematuur waren. Zolang Palomo Grove een gevaarlijk ge­bied bleef en de lichamen nog niet gevonden waren, ging zij niet weg. Ze twijfelde er niet aan dat mamma dood was. Maar tot ze gevonden was en Palomo Grove uit om een christelijke begrafenis te krijgen, werd er niet over zaken gedacht die pas na deze tragedie belangrijk werden.

Ondertussen was er heel wat dat moest genezen en dat deden ze ach­ter de gesloten deuren in een motel in Thousand Oaks, dicht genoeg bij Palomo Grove zodat zodra men van oordeel was dat het veilig was om terug te gaan, Jo-Beth een van de eersten was die dat deed. De tekenen die de Kern op hen had achtergelaten waren al snel in de her­innering verdwenen en ze bleven achter met een vreemde onzeker­heid. Alles was voorbij, maar ze konden niet aan iets nieuws begin­nen. En terwijl ze wachtten, groeide er een afstand tussen hen die niet werd aangemoedigd of was bedoeld, maar die ze ook niet konden te­genhouden. De liefde die in Butrick's Steak House was begonnen had een serie rampen in werking gezet. Ze wisten dat zij er niet verant­woordelijk voor waren, maar het achtervolgde hen desondanks toch. De schuld begon op hen te drukken terwijl ze in Thousand Oaks wachtten en de invloed ervan groeide naarmate zij genazen en begre­pen dat zij er ongedeerd van af waren gekomen in tegenstelling tot tientallen, misschien wel honderden onschuldige andere inwoners van Palomo Grove.

Op de zevende dag na de gebeurtenissen in de Lus van Kissoon verna­men ze uit het ochtendnieuws dat er gestart werd met zoekacties in de stad. De vernietiging van Palomo Grove was natuurlijk groot nieuws geweest en er werden uit talrijke bronnen theorieën naar vo­ren gebracht waarom de stad was uitgezocht voor een dergelijke ver­nietiging terwijl de rest van de vallei niet meer dan een paar trillingen had ondervonden en wat scheuren in de grote weg had opgelopen. Onder deze verslagen werd met geen woord gerept over fenomenen die op Coney Eye aanschouwd zouden zijn, en onder druk van de overheid werd allen het zwijgen opgelegd die het onmogelijke voor hun eigen ogen hadden zien gebeuren.

Eerst ging men Palomo Grove heel voorzichtig binnen, maar naarma­te de dag vorderde, kwamen er steeds meer overlevenden terug in de stad, op zoek naar aandenkens en souveniers van onder het puin. Een paar hadden geluk. De meesten niet. Tegenover iedere inwoner van Palomo Grove die terugkwam en zijn huis nog overeind vond staan, werden zes inwoners geconfronteerd met een totale vernietiging van hun woning. Alles was weg: versplinterd, kapotgesmeten of gewoon in de grond verdwenen. Paradoxaal genoeg was de minst bewoonde plek ook het minst getroffen: het winkelcentrum en zijn directe om­geving. Het glanzende dennehouten bord met Palomo Grove Winkel­centrum bij de ingang van de parkeerplaats was in een gat gegleden, evenals een groot deel van de parkeerplaats zelf, maar de winkels wa­ren vrijwel onbeschadigd en dat betekende natuurlijk dat er een moord-onderzoek (dat nooit werd opgelost) kwam zodra de lijken in de dierenwinkel werden ontdekt. Maar afgezien van de lijken, als er inwoners waren geweest die boodschappen in het winkelcentrum hadden willen doen, dan was dat diezelfde dag nog mogelijk geweest zonder dat de winkeliers veel meer hadden hoeven doen dan een beet­je afstoffen. Marvin junior van Marvin's Food and Drug was de eer­ste die zijn onbeschadigde voorraad verhuisde. Zijn broer had een zaak in Pasadena en klanten die het niets kon schelen waar hun inko­pen vandaan kwamen. Hij verontschuldigde zich niet voor de haast waarmee hij gebruik maakte van mogelijkheden voor woekerwinst. Zaken waren tenslotte zaken.

De andere verhuizing uit Palomo Grove was die van de lijken en dat was een akeliger zaak. Honden en geluidsapparatuur werden erbij gehaald om te weten te komen waar nog een overlevende zou kunnen zijn, maar beide pogingen leverden niets op. Toen kwam de naar- geestiger taak van het opruimen. Niet iedere inwoner van Palomo Grove die om het leven was gekomen werd ook gevonden. Toen de laatste berekeningen werden gemaakt, bijna twee weken na de speur­tocht, werden er nog eenenveertig bewoners vermist. De aarde had hen opgeëist en zich over hun lichamen gesloten. Of anders waren de mensen in kwestie in de nacht weggeslopen en hadden deze kans te baat genomen om ergens anders opnieuw als een andere persoon te beginnen. Het gerucht ging dat William Witt zo iemand was. Zijn li­chaam werd nooit gevonden, maar zijn huis bleek na onderzoek zo vol pornografie te zitten dat het de strijdkrachten maandenlang over­al van zou kunnen voorzien. William Witt had een geheim leven ge­leid en het algemene idee was dat hij was verdwenen om ergens an­ders te gaan wonen.

Toen de identiteit van een van de twee lijken in de dierenwinkel dat van Hotchkiss bleek te zijn, kwamen een paar handige journalisten op het idee dat dit een leven vol tragedies was geweest. Ze hielpen hun lezers eraan herinneren dat zijn dochter deel had uitgemaakt van het zogenaamde Maagdenverbond en na dit aangehaald te hebben, namen de schrijvers een hele paragraaf in beslag om commentaar te leveren op het feit hoeveel verdriet Palomo Grove in haar korte leven al had moeten doorstaan. Was de plaats misschien al van het begin af aan verdoemd geweest, vroegen de fantasierijker commentatoren zich af, gebouwd op verdoemde grond? Er lag enige troost in die ge­dachte. Als dat niet het geval was en Palomo Grove alleen maar het slachtoffer van het toeval was, hoeveel plaatsen in Amerika maakten dan eveneens een kans op dergelijke uitbarstingen? Op de tweede dag van de zoekacties werd het lichaam van Joyce McGuire in de ruïne van haar huis gevonden, dat aanzienlijk erger beschadigd was dan de omliggende huizen. Net als de meeste lijken werd het voor identificatie meegenomen naar een tijdelijk mortuari­um in Thousand Oaks. Die zware taak viel toe aan Jo-Beth. Haar broer stond al op de lijst van vermiste personen. Nadat de identifica­tie achter de rug was, werd aan de begrafenis begonnen. De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen zorgde voor haar ei­gen zieltjes. Dominee John had alles overleefd (hij had Palomo Grove verlaten op de avond van de aanval van de Jaff op het huis van de McGuires en was niet teruggekomen tot de rust was weergekeerd) en hij organiseerde mamma's begrafenis. Slechts één keer kruisten hij en Howie eikaars pad en Howie was er snel bij om de dominee aan die avond te helpen herinneren dat hij angstig naast de koelkast had zit­ten bibberen. De dominee hield vol dat hij zich daar niets van herin­nerde.

'Jammer dat ik er geen foto van heb,' zei Howie. 'Om uw geheugen een beetje op te frissen. Maar ik heb er hier een.' Hij wees op zijn slapen, waar de laatste sporen van de veranderingen van de Kern op zijn lichaam zich aan het terugtrekken waren. 'Voor het geval ik in verleiding kom.'

'Verleiding waarvoor?' vroeg de dominee. 'Om te gaan geloven.'

Twee dagen na dat gesprek werd mamma McGuire aan de handen van haar uitverkoren God toevertrouwd. Howie was niet bij de cere­monie, maar stond wel op Jo-Beth te wachten toen het voorbij was. Vierentwintig uur later waren ze onderweg naar Chicago. Hun aandeel in de gebeurtenissen was echter nog lang niet voorbij. De eerste tekenen dat het avontuur van de Kosmos en de Kern hen deel hadden laten uitmaken van een heel exclusief verbond van spe­lers kwam een halve week nadat ze in Chicago waren aangekomen toen een lange, vroeger aantrekkelijke vreemdeling die te licht ge­kleed was voor het weer op de drempel stond en zichzelf voorstelde als D'Amour.

'Ik zou graag eens met je willen praten over alles wat er in Palomo Grove is gebeurd,' zei hij tegen Howie. 'Hoe heb je ons gevonden?'

'Het is mijn werk om mensen te vinden,' legde Harry uit. 'Misschien

heeft Tesla Bombeck het wel eens over mij gehad?'

'Nee, ik dacht van niet.'

'Nou ja, je kunt het aan haar vragen.'

'Nee, dat kan ik niet,' hielp Howie hem herinneren. 'Ze is dood.' 'Dat is ook zo,' zei D'Amour. 'Dat is ook zo. Mijn fout.' 'Maar ook al heb je haar gekend, Jo-Beth en ik hebben niets te vertel­len. We willen alles over Palomo Grove juist graag vergeten.' 'Daar is niet veel kans op,' zei een stem van achter hem. 'Wie is dat, Howie?'

'Hij zegt dat hij Tesla heeft gekend.' 

'D'Amour,' zei de vreemdeling. 'Harry D'Amour. Ik zou het bijzon­der op prijs stellen als ik een paar minuutjes van jullie tijd mocht heb­ben. Een paar maar. Het is erg belangrijk.' Howie keek even naar Jo-Beth. 'Waarom niet?' zei ze.

'Het is hier verdomd koud,' vond D'Amour terwijl hij binnenkwam.

'Wat is er met de zomer gebeurd?'

'Het is overal slecht,' zei Jo-Beth.

'Dat is je dus ook opgevallen,' antwoordde D'Amour.

'Waar hebben jullie het over?'

'Het nieuws,' zei ze. 'Ik heb ernaar gekeken, jij niet. 'Het is net of het iedere avond volle maan is,' zei D'Amour. 'Veel mensen reageren uiterst vreemd. De zelfmoorden zijn verdubbeld sinds de uitbarsting van Palomo Grove. Er zijn in het hele land rellet­jes in krankzinnigengestichten. En ik verwed er iets onder dat wij maar een beetje zien van wat er in werkelijkheid allemaal gebeurt. Er wordt veel verzwegen.' 'Door wie?'

'De overheid. De Kerk. Ben ik de eerste die jullie heeft gevonden?' 'Ja,' zei Howie. 'Hoezo? Denk je dat er nog anderen komen?' 'Absoluut. Jullie beiden vormen het middelpunt. . .' 'Het was onze schuld niet!' protesteerde Howie. 'Dat zeg ik ook niet,' antwoordde D'Amour. 'Alsjeblieft, ik ben niet gekomen om je ergens van te beschuldigen. En ik ben ervan overtuigd dat jullie het verdienen om met rust gelaten te worden en rustig ver­der te leven. Maar dat zal niet gebeuren. Dat is de waarheid. Jullie zijn te belangrijk. Jullie hebben te veel gezien. Onze mensen weten dat en die van hen ook.' 'Hèn?' vroeg Jo-Beth.

'De mensen van de Iad. De infiltrators die het leger op een afstand hielden toen het ernaar uitzag dat de Iad op het punt stond uit te bre­ken.'

'Hoe weet je dat allemaal?' wilde Howie weten, 'Ik moet op het ogenblik een beetje voorzichtig zijn over mijn bron­nen, maar ik kan ze jullie te zijnertijd wel onthullen.' 'Je deed net of we hier samen in zitten,' zei Howie. 'Maar dat is niet het geval. Je hebt gelijk, we willen gewoon verder leven, samen. En we zullen overal naar toe gaan waar we heen zullen moeten - Euro­pa, Australië, waar dan ook - om precies dat te doen.' 'Ze zullen je vinden,' zei D'Amour. 'Palomo Grove heeft hen te dicht bij het succes gebracht om het nu nog op te geven. Ze weten dat ze ons nu achtervolgen. De Kern is bezoedeld. Niemand zal van nu af aan meer zoete dromen hebben. We zijn een gemakkelijke prooi en dat weten ze. Je kunt dan wel een gewoon leven willen leiden, maar dat is onmogelijk. Niet met zulke vaders.'

Nu was het de beurt van Jo-Beth om geshockeerd te zijn door zijn woorden.

'Wat weet je van onze vaders?' vroeg ze.

'Die zijn niet in de Hemelen, dat weet ik,' zei D'Amour. 'Sorry. Flauw grapje. Maar zoals ik al zei, ik heb mijn bronnen en ik hoop ze wel­dra te kunnen onthullen. Ondertussen moet ik beter begrijpen wat er in Palomo Grove is gebeurd, zodat we daarvan kunnen leren. 'Dat had ik moeten doen,' zei Howie zachtjes, 'Ik heb de kans gehad om van Fletcher te leren en die kans heb ik niet gegrepen.' 'Jij bent de zoon van Fletcher,' zei D'Amour. 'Zijn geest is in jou. Het is gewoon een kwestie van ernaar luisteren.'

'Hij was geniaal,' zei Howie tegen Harry. 'Dat geloof ik zeker. Ik weet ook zeker dat hij de helft van de tijd half gek was van de mesca­line, maar hij was desondanks geniaal.' ik wil het horen,' zei D'Amour. 'Wil je het me vertellen?' Howie staarde hem even aan. Toen zuchtte hij en zei op een verraste toon: 'Ja, ik geloof van wel.'

Grillo zat in het 50's Café op de Van Nuys Boulevard in Sherman Oaks en probeerde zich te herinneren hoe het ook weer was om van zijn eten te genieten toen er iemand aan zijn tafeltje tegenover hem kwam zitten. Het was halverwege de middag en het café was niet erg vol. Hij keek op om enige privacy te verlangen, maar zei in plaats daarvan: 'Tesla?'

Ze was uitgemonsterd in pure Bombeck-stijl in een donkerblauwe blouse waarop een vlucht keramieken zwanen zat vastgespeld een ro­de haarband en een donkere zonnebril. Ze had een bleek gezicht maar haar lippenstift, die vloekte met de haarband, was in een felle kleur. Haar oogschaduw bleek overvloedig te zijn toen ze de zonne­bril liet zakken. 'Ja,' zei ze. 'Ja wat?' 'Ja Tesla'

ik dacht dat je dood was.'

ik heb die fout gemaakt. Het gaat gemakkelijk.' 'Dit is niet een of ander visioen?' zei hij.

'Tja, dat was het allemaal, nietwaar? Een grote show. Maar wij, zijn'

wij denkbeeldiger dan jij? Nee.'

'Wij?'

'Daar kom ik zo wel op. Eerst jij. Hoe gaat het ermee?'

'Er is niet veel te vertellen. Ik ben een paar keer naar Palomo Grove

terug geweest om te kijken wie het overleefd had.' 'Ellen Nguyen?'

'Die is niet teruggevonden. En Philip evenmin. Ik heb zelf door die puinhoop gezocht. De hemel mag weten waar ze naar toe is.' 'Wil je dat wij eens naar haar zoeken? We hebben nu contacten. Er was niet veel lol aan om weer thuis te komen. Ik moest nog een lijk opruimen in de flat. En allerlei mensen die moeilijke vragen stelden. Maar we hebben nu een beetje invloed en die gebruik ik ook.' 'Wat is dat voor gedoe met wij?' 'Eet je die cheeseburger nog op of niet?' 'Nee.'

'Mooi.' Ze trok zijn bord naar zich toe. 'Herinner je je Raul?' ik heb de geest nooit ontmoet, alleen het lichaam.' 'Wel, je ontmoet hem nu.' 'Wat bedoel je?'

ik heb hem in de Lus gevonden. Althans, ik heb zijn geest gevonden.' Ze glimlachte met ketchup om haar mond. 'Het is moeilijk om dit normaal te laten klinken. . . maar hij is in me Hij en de aap die hij was en ik allemaal in één lichaam.'

'Je droom is werkelijkheid geworden,' zei Grillo. 'Alles zijn voor ie­dereen.'

'Ja, dat denk ik. Ik bedoel, dat denken we. Ik vergeet telkens ons alle­maal te noemen. Misschien kan ik het maar beter niet proberen.' 'Je hebt kaas op je kin zitten.'

'Toe maar, breng ons maar met onze beide benen op de grond.' 'Begrijp me niet verkeerd. Ik ben blij je te zien. Maar. . . ik begon er net aan te wennen dat je er niet meer was. Kan ik je nog steeds Tesla noemen?' 'Waarom niet?'

'Tja, dat ben je niet, is het wel? Je bent nu meer.'

'Tesla is goed. Een lichaam dat genoemd wordt naar wat het lijkt te

zijn, hè?'

'Ik denk het,' zei Grillo. 'Zie ik eruit of ik hierdoor van streek ben?' 'Nee, is dat wel zo?'

Hij schudde zijn hoofd. 'Verbaasd wel, maar nee. Eerder rustig.' 'Nu ben je weer mijn Grillo.' 'Je bedoelt ónze Grillo.'

'Nee, ik bedoel mijn. Je kunt alle grote schoonheden van Los Angeles naaien en je bent toch van mij. Ik ben de grote onvoorspelbare in je leven.'

'Het is een complot.' 'Vind je het niet prettig?'

Grillo glimlachte. 'Het is niet erg,' zei hij.

'Doe niet zo bescheiden,' zei ze. Ze pakte zijn hand. 'Er ligt nog wat voor ons in het verschiet en ik wil graag weten dat je naast me staat.' 'Dat weet je wel.'

'Mooi. Zoals ik al zei, de rit is nog niet voorbij.'

'Mooi. Waar heb je dat vandaan? Dat was mijn krantenkop.'

'Synchroniciteit,' zei Tesla. 'Waar was ik gebleven? D'Amour vindt dat

ik New York eens moet proberen. Daar hebben ze een voet aan de

grond. Al jaren. Dus ik verzamel de helft van het team bij elkaar en

hij de andere helft.'

'Wat kan ik doen?' vroeg Grillo.

'Wat vind je van Omaha, Nebraska?'

'Niet veel.'

'Daar is deze laatste fase begonnen, of je het gelooft of niet. In het postkantoor van Omaha.' 'Je meent het niet.'

'Daar kreeg de Jaff het idiote idee over de Kunst.' 'Wat bedoel je met idioot?'

'Hij heeft er maar een onderdeeltje van, niet de hele oplossing.'

'Ik kan je niet volgen.'

'Zelfs Kissoon wist niet wat de Kunst was. Hij had aanwijzingen, maar niet meer dan dat. Het is enorm. Het laat tijd en plaats in elkaar zakken. Het maakt alles weer tot één. Het verleden, de toekomst en bet zwevende ogenblik daartussenin. . . een onsterfelijke dag. . .' 'Schitterend,' zei Grillo. 'Zou Swift het waarderen?' 'Laat Swift barsten.' 'Dus. . . Omaha?'

'Daar beginnen we. Daar wordt alle onbestelbare post van Amerika naar toe gezonden en misschien zitten daar wel aanwijzingen voor ons bij. Mensen weten dingen, Grillo. Zelfs zonder dat ze het besef­fen wéten ze het. Dat maakt ons zo geweldig.' 'En die schrijven ze op?' 'Ja. Dan sturen ze die brieven op.'

'En die eindigen in Omaha.'                                                                                  

'Sommige. Reken die cheeseburger even af. Ik wacht buiten wel op je.'

Dat deed hij en ze stond inderdaad buiten te wachten, 'Ik had wat moeten eten,' zei hij. 'Ik heb opeens honger.' 

D'Amour ging die avond pas laat weg en toen hij weg was, liet hij twee vermoeide verhalenvertellers achter. Hij had royaal aantekenin­gen gemaakt terwijl hij de blaadjes van zijn blocnote doorbladerde en probeerde te begrijpen hoe de informatie die hij ontving in elkaar paste.

Toen Howie en Jo-Beth waren uitgepraat, gaf hij hun zijn kaartje met een adres en telefoonnummer in New York en krabbelde nog een an­der, een privé-nummer, op de achterkant.

'Verhuis zo snel mogelijk,' raadde hij hun aan. 'Vertel niemand dat je weggaat. Helemaal niemand. En als je er bent - waar dan ook - verander je naam dan. Doe of je getrouwd bent.' Jo-Beth lachte.

'Ouderwets, maar waarom niet?' zei D'Amour. 'Mensen roddelen niet over getrouwde mensen. En zodra je er bent, bel me dan op en vertel me waar ik jullie kan vinden. Ik zal vanaf die tijd met jullie in contact blijven. Ik kan geen beschermengelen beloven, maar er zijn krachten die voor jullie kunnen opletten. Ik heb een vriendin, Nor­ma, die ik graag eens aan jullie zou willen voorstellen. Zij is goed in het vinden van waakhonden.'

'We kunnen zelf wel een hond vinden,' zei Howie. 'Niet het soort dat zij vindt. Bedankt voor alles wat je me hebt ver­teld. Ik moet gaan. Het is nog een heel eind rijden.' 'Moet je nu nog naar New York?'

'Ik heb een hekel aan vliegen,' zei hij. 'Ik heb een keer een slechte er­varing in de lucht zonder vliegtuig opgedaan. Help me maar herinne­ren dat ik jullie dat nog eens vertel. Je hebt er recht op om de minder plezierige details over mij te horen, nu ik die van jullie ook weet.' Hij liep naar de deur en liet zichzelf uit terwijl hij de flat achterliet ruikend naar Europese sigaretten.

'Ik heb frisse lucht nodig,' zei Howie tegen Jo-Beth toen hij weg was. 'Ga je mee een eindje lopen?'

Het was al na middernacht en de kou waar D'Amour vijf uur geleden uit was binnengekomen was erger geworden, maar hij haalde hen wel een beetje over hun vermoeidheid heen. Terwijl hun apathie week, praatten ze een beetje na.

'Je hebt D'Amour veel verteld dat ik ook nog niet wist,' zei Jo-Beth. 'Zoals?'

'Wat er op Efemeride is gebeurd.' 'Bedoel je Byrne?'

'Ja. Ik vraag me af wat hij daarboven heeft gezien.' 'Hij zei dat hij terug zou komen om het me te vertellen als we het alle­maal overleefd hadden.'

'Ik wil geen tweedehands verslagen. Ik zou het graag zelf zien.' 'Ga je terug naar Efemeride?' 

'Ja. Als het maar met jou is, zou ik het fijn vinden.'

Het was misschien onvermijdelijk dat hun wandeling naar het meer

leidde. De wind was scherp, maar wel verfrissend.

'Ben je niet bang voor wat de Kern ons zou kunnen aandoen als we

ooit terug zouden gaan?' vroeg Howie.

'Eigenlijk niet. Niet als we samen zijn.'

Ze pakte hem bij zijn hand. Plotseling transpireerden ze allebei, on­danks de kou en ze kregen vlinders in hun buik, net als de eerste keer toen hun ogen elkaar in Butrick's Steak House hadden ontmoet. Er was sindsdien een kleine eeuwigheid gepasseerd die hen beiden had veranderd.

'We zijn nu allebei gokkers,' mompelde Howie.

'Ik geloof het ook,' zei Jo-Beth. 'Maar het geeft niet. Niemand kan

ons meer scheiden.'

'Ik wou dat dat waar was.'

'Het is waar. Dat weet je best.'

Ze hief haar hand op die nog steeds tussen hen in, in de zijne lag. 'Herinner je je dit?' zei ze. 'Dat heeft de Kern ons getoond. Het heeft ons samengesmolten.'

De rillingen in haar lichaam trokken door haar hand, door het zweet dat tussen haar handpalmen liep, en gingen op hem over. 'Dat moeten we gestand houden.' 'Wil je met me trouwen?' zei hij. 'Te laat,' antwoordde ze. 'Dat heb ik al gedaan.' Ze waren nu aan de rand van het meer, maar het was natuurlijk niet Michigan dat ze zagen toen ze erover uitkeken, het was de Kern. Het deed pijn om daaraan te denken. Het was dezelfde soort pijn als iede­re levende ziel voelt wanneer een fluistering van de droom-zee de ran­den van het bewustzijn treft. Maar voor hen was het des te scherper omdat zij het verlangen niet van zich konden afzetten maar wisten dat de Kern werkelijkheid was, een plaats waar liefde misschien con­tinenten zou stichten.

Het zou niet lang meer duren voor de dag zou aanbreken en bij het eerste teken van de zon zouden ze moeten gaan slapen. Maar tot het licht werd - totdat de werkelijkheid zich aan hun verbeelding zou opdringen - stonden ze daar in de duisternis te kijken, te wachten, half hopend, half vrezend dat die andere zee uit de dromen zou verrij­zen en hen van de kust zou komen opeisen.