2

Howie had tot Fletcher uit zijn leven verdwenen was niet beseft hoe­veel vragen hij hem nog had willen stellen: problemen waar alleen zijn vader mee had kunnen helpen. Ze hielden hem 's nachts niet uit zijn slaap. Daarvoor sliep hij te vast. Maar de volgende ochtend had hij al spijt dat hij had geweigerd iets van Fletcher aan te nemen. De enige oplossing die bereikbaar was voor Jo-Beth en hemzelf was te proberen het verhaal waarin ze zelf blijkbaar zo'n grote rol speelden in elkaar te passen aan de hand van de aanwijzingen en het getuigenis van de moeder van Jo-Beth.

De invasie van de avond tevoren had een verandering in Joyce McGuire teweeggebracht. Na jaren geprobeerd te hebben het slechte op een afstand te houden, gaf het haar op de een of andere manier een bevrijdend gevoel dat ze daar niet in geslaagd was. Het ergste was gebeurd: wat kon er nu nog gebeuren? Ze had haar eigen hel voor haar ogen zien ontstaan. De vertegenwoordiger van de Heer - in de vorm van de dominee - was waardeloos gebleken. Howie was op zoek gegaan naar haar dochter en tenslotte waren ze samen bloedend en met gescheurde kleren teruggekomen. Ze had hem uitgenodigd binnen te komen en er zelfs op gestaan dat hij de nacht bij hen zou doorbrengen. De volgende ochtend liep ze door het huis met het ge­voel van een vrouw die te horen had gekregen dat de tumor in haar lichaam goedaardig was en dat ze met een gerust hart nog een aantal jaren tegemoet kon gaan.

Toen ze in de loop van de middag met z'n drieën bij elkaar zaten, was er ook niet veel voor nodig om haar ertoe over te halen het verleden op te rakelen en het ene verhaal na het andere kwam eruit. Soms huil­de ze als ze het over Arleen, Carolyn of Trudi had, maar naarmate de gebeurtenissen die ze beschreef tragischer werden, werd ze rusti­ger. Af en toe ging ze een eindje terug in het verhaal om nog wat de­tails aan te vullen die ze vergeten had of iemand aan te halen die haar door de moeilijke jaren heen had geholpen toen ze Tommy-Ray en Jo-Beth alleen moest opvoeden in de wetenschap dat er over haar ge­sproken werd als over die sloerie die het overleefd had. ik heb er heel vaak over gedacht om weg te gaan uit Grove,' zei ze. 'Net als Trudi.'

ik geloof niet dat het haar veel narigheid heeft bespaard,' zei Howie. 'Ze is nooit echt gelukkig geweest.' 

ik herinner me haar heel anders. Altijd verliefd op de een of ander.' 'Weet u. . . op wie ze verliefd was voor ik geboren werd?' 'Vraag je eigenlijk of ik weet wie je vader is?'

ik heb er wel een vermoeden van. Jouw tweede naam was zijn voor­naam. Ralph Contreras. Hij was tuinman bij de lutherse kerk. Hij stond altijd naar ons te kijken als we uit school kwamen. Iedere dag. Je moeder was erg leuk om te zien, weet je. Niet op een filmsterachti­ge manier zoals Arleen, maar ze had van die donkere ogen. . . jij hebt haar ogen. . . die haast vloeibaar leken. Ik denk dat Ralph verliefd op haar was. Niet dat hij veel zei. Hij stotterde verschrikkelijk.' Howie glimlachte.

'Dan was hij het. Ik heb dat geërfd.' 'Daar hoor ik niets van.'

'Dat weet ik, het is heel gek, maar het is weg. Het lijkt er haast op dat die ontmoeting met Fletcher ervoor heeft gezorgd dat het weg­ging. Vertel eens, woont Ralph nog in Palomo Grove?' 'Nee. Hij is weggegaan nog voor jij werd geboren. Hij dacht vermoe­delijk dat ze hem zouden lynchen. Je moeder was een blank meisje uit de gegoede middenstand en hij. . .' Ze hield op toen ze de blik op Howies gezicht zag. 'Hij?' zei Howie. '. . .was Spaans.'

Howie knikte. 'Je bent nooit te oud om iets te leren, hè?' zei hij en praatte er luchtig overheen, maar het was duidelijk dat het hem diep raakte.

in ieder geval is hij daarom weggegaan,' ging Joyce verder. 'Als je moeder hem ooit genoemd had, weet ik zeker dat hij van verkrach­ting beschuldigd zou zijn. En dat was het niet. We werden allemaal gedreven door iets duivels.' 'Dat was de Duivel niet, mamma,' zei Jo-Beth. 'Dat zeg jij,' antwoordde ze met een zucht. Plotseling leek ze geen energie meer over te hebben en de oude manier van praten kwam weer boven. 'En misschien heb je wel gelijk. Maar ik ben nu te oud om nog anders te gaan denken.'

'Te oud?' zei Howie. 'Waar heeft u het over? Wat u gisteravond deed was gewoon geweldig.'

Joyce strekte haar arm uit om Howies wang even aan te raken. 'Je moet me laten geloven wat ik geloof. Het zijn maar woorden, Howie. Voor jou de Jaff. Voor mij de Duivel.'

'En wat zijn Tommy-Ray en ik dan, mamma?' zei Jo-Beth. 'De Jaff heeft ons gemaakt.'

'Dat heb ik me vaak afgevraagd,' zei Joyce. 'Toen jullie nog klein wa­ren, heb ik jullie steeds zitten bestuderen en gewacht tot het slechte te voorschijn zou komen. In Tommy-Ray is het gekomen. Zijn maker heeft hem genomen. Misschien hebben mijn gebeden jou gered, Jo- Beth. Je bent met me meegegaan naar de kerk. Je hebt geleerd. Je hebt de Heer vertrouwd.'

'Denk je echt dat Tommy-Ray verloren is?' vroeg Jo-Beth. Mamma gaf even geen antwoord, maar dat was niet omdat ze twijfel­de, dat bleek toen het antwoord kwam. 'Ja,' zei ze uiteindelijk. 'Hij is verloren.' 'Dat geloof ik niet,' zei Jo-Beth.

'Zelfs niet na gisteravond?' kwam Howie tussenbeide.

'Hij weet niet wat hij doet. De Jaff heeft hem in zijn macht, Howie.

Ik ken hem beter dan een broer. . .'

'Wat bedoel je?'

'Dat hij mijn tweelingbroer is. Ik voel wat hij voelt.' 'Hij is verdorven,' zei mamma.

'Dan zit dat ook in mij,' antwoordde Jo-Beth. Ze stond op. 'Drie da­gen geleden hield je nog van hem. Nu zeg je dat hij verloren is. Je liet hem door de Jaff meenemen. Zo gemakkelijk geef ik hem niet op.' En met die woorden liep ze de kamer uit. 'Misschien heeft ze gelijk,' zei Joyce zachtjes. 'Dat Tommy-Ray gered kan worden?' vroeg Howie. 'Nee, dat de Duivel ook in haar is.'

Howie vond Jo-Beth in de tuin met haar gezicht naar de hemel gericht en haar ogen dicht. Ze keek naar hem om.

'Jij denkt dat mamma gelijk heeft,' zei ze. 'Dat Tommy-Ray niet meer te helpen is.'

'Nee, dat denk ik niet. Niet als jij denkt dat we hem nog kunnen be­reiken. Breng hem maar terug.'

'Zeg dat niet alleen om mij een plezier te doen, Howie. Als je in dit geval niet aan mijn kant staat, wil ik wel dat je me dat zegt.' Hij legde zijn hand op haar schouder. 'Luister,' zei hij. 'Als ik je moe­der geloofde, dan zou ik niet teruggekomen zijn, is het wel? Je kent me toch, je weet toch dat ik een volhouder ben. Als jij denkt dat we de macht die de Jaff over Tommy-Ray heeft kunnen doorbreken dan zullen we dat verdomme doen. Maar vraag niet van me om hem ook nog aardig te vinden.' 

Ze draaide zich naar hem om en streek haar haar, dat door een wind­vlaagje in haar gezicht werd geblazen, naar achteren, ik had nooit gedacht dat ik nog eens in de achtertuin van jouw moe­der met mijn armen om jou heen zou staan,' zei Howie. 'Er gebeuren nog wonderen.'

'Nee,' zei hij. 'Er worden wonderen gemaakt. Jij bent er een, ik ben er een en de zon en wij drieën hier samen buiten zijn het grootste wonder van allemaal.'