7

Pas toen ze de bloedvlekken in de hals van de vrouw wegwaste, kreeg Tesla de kans het kruisje dat ze om had eens goed te bekijken. Ze her­kende het als hetzelfde soort medaillon dat Kissoon haar had laten zien. Hetzelfde centrale figuur, met gespreide armen en benen, de­zelfde vier verschillende lijnen van de mens die erop uitgespreid lag. 'De School,' zei ze.

De vrouw deed haar ogen open. Er was geen langzaam bijkomen.

Het ene ogenblik was ze diep in slaap, het volgende waren haar ogen

wijd open en alert. Ze had donkergrijze ogen.

'Waar ben ik?' vroeg ze.

'Ik heet Tesla. Je bent in mijn flat.'

in de Kosmos?' vroeg de vrouw. Haar stem klonk zwak, uitgehold door de hitte, de wind en vermoeidheid.

'Ja,' zei Tesla. 'We zijn de Lus uit. Kissoon kan hier niet bij ons ko­men.'

Ze wist dat dit niet helemaal waar was. De sjamaan had Tesla twee keer in haar eigen flat bereikt. Een keer in haar slaap en een keer ter­wijl ze koffie stond te maken. Er was feitelijk niets dat hem ervan zou weerhouden om dat nog eens te doen. Maar ze voelde niets, helemaal niets. Misschien was hij zo bezorgd dat ze met haar werk voor hem bezig zou zijn dat hij niet wilde storen. Misschien had hij andere plannen. Wie zou het zeggen? 'Hoe heet jij?' vroeg ze. 'Mary Muralles,' zei ze. 'Jij bent er een van de School,' zei Tesla.

Mary's ogen gingen in de richting van Raul die bij de deur stond. 'Maak je geen zorgen,' zei Tesla. 'Als je mij kunt vertrouwen, kun je dat hem zeker doen. En als je ons allebei niet vertrouwt, zijn we alle­maal verloren. Dus vertel me. . .'

'Ja, ik ben een van de School.'

'Kissoon zei dat hij de laatste was.'

'Hij en ik.'

'De rest is omgebracht, zoals hij zei?' Ze knikte. En weer gleed haar blik naar Raul.

'Ik heb je al gezegd,' begon Tesla.

'Er is iets vreemds aan hem,' zei Mary. 'Hij is niet menselijk.' 'Maak je geen zorgen, dat weet ik wel,' zei Tesla. 

'Iad?'

'Aap,' zei ze. Ze draaide zich naar Raul om. 'Je vindt het toch niet erg dat ik het haar vertel, hè?' Raul reageerde niet. 'Hoe?' wilde Mary weten.

'Dat is een heel verhaal. Ik hoopte dat jij er meer over zou weten dan ik. Over Fletcher? Een vent die Jaffe genoemd wordt, of de Jaff? Nee?' 'Nee.'

'Dan. . . hebben we allebei nog veel te leren.'

In de leegte van de Lus zat Kissoon in zijn hut en riep om hulp. Mary Muralles was ontsnapt. Haar wonden waren erg genoeg, maar ze had wel ergere dingen overleefd. Hij moest haar bereiken, en dat be­tekende zijn invloed uitbreiden in de werkelijke tijd. Dat had hij na­tuurlijk wel eerder gedaan. Hij had Tesla op die manier bij zich ge­haald. En voor haar waren er een paar anderen geweest die langs de Jornada del muerto hadden gedwaald. Randolph Jaffe was zo'n dwa­ler geweest die hij de Lus in had kunnen leiden. Het was niet zo moei­lijk. Maar de invloed die hij nu wilde uitoefenen, was niet op een menselijk geest maar op wezens die geen geest hadden en in de meest letterlijke zin van het woord niet eens leefden. Hij stelde zich de Lix voor die nu log op de tegels lagen. Ze waren vergeten. Mooi zo. Het waren niet bepaald subtiele beesten. Ze werkten het best als hun slachtoffers afgeleid waren. En dat waren ze op dit ogenblik beslist. Als hij snel was, kon hij de getuige mis­schien nog de mond snoeren.

Zijn roep werd beantwoord. Hulp kwam met honderden tegelijk on­der de deur door. Torren, mieren en schorpioenen. Hij spreidde zijn gekruiste benen en trok zijn voeten tegen zijn lichaam om hun de vrije doorgang naar zijn genitaliën te verschaffen. Jaren geleden was hij nog in staat geweest een erectie en ejaculatie te bereiken alleen door zijn wil, maar zijn leeftijd en de Lus hadden hun tol geëist. Hij had nu hulp nodig en aangezien de wet hier uitdrukkelijk verbood dat de magiër zichzelf aanraakte, was een beetje hulp van buitenaf wel no­dig. Ze wisten wat hun te doen stond toen ze over hem heen kropen; de beweging van hun pootjes, hun beten en steken wonden hem op. Op die manier maakte hij de Lix door over zijn eigen uitwerpselen te ejaculeren. Spermatoïde creaties hadden altijd al zijn voorkeur ge­had.

En terwijl ze hun werk deden, liet hij zijn gedachten naar de Lix op de tegels terugdwalen terwijl de golven van sensatie door zijn over­volle perineum en ballen klommen om zijn bedoeling naar buiten, naar de plek waar ze lagen, te duwen.

Er was maar een beetje leven nodig om een beetje dood te bren­gen. . .

Mary Muralles had gevraagd of Tesla eerst haar verhaal wilde vertel­len en ook al had ze nog zo'n zachte stem, ze sprak op een toon van iemand die niet gewend was tegengesproken te worden. En dat was ze ook niet van plan. Tesla vertelde haar verhaal, of liever gezegd hèt verhaal (er was niet veel van haar bij) zo goed als ze kon in de hoop dat Mary in staat zou zijn enig licht op de raadselachtiger details te werpen. Ze zei echter niets toen Tesla was uitgesproken, wat - te­gen de tijd dat ze had verteld wat ze over Fletcher, de Jaff en de kin­deren van beiden, de Nuntius en Kissoon wist - bijna een half uur in beslag had genomen. Het had nog wel langer kunnen duren als ze vanwege haar werk niet de ervaring had gehad om verwikkelingen beknopt samen te vatten. Ze had geoefend met Shakespeare (de tra­gedies waren gemakkelijk, de komedies een wanhoop) tot ze het door had. Maar haar verhaal was niet zo gemakkelijk samen te vatten. Toen ze het begon te vertellen, liep het alle kanten uit. Het was een liefdesverhaal dat was ontstaan uit allerlei soorten. Het ging over krankzinnigheid, apathie en een verloren aap. Als het verdrietig was, zoals met de dood van Vance, was het ook lachwekkend. Als de om­geving erg gewoon was, zoals in het winkelcentrum, was de stof vaak visioenachtig. Ze kon geen manier vinden om dit alles overzichtelijk te vertellen. Dat lukte niet. Iedere keer als ze dacht een vaste lijn naar een bepaald punt gevonden te hebben, kwam er weer iets tussen. Ze had wel tien keer in haar verhaal: 'Het staat allemaal met elkaar in verband. . .' gezegd, hoewel ze niet altijd wist (feitelijk bijna nooit) hoe en waarom. 

Misschien kon Mary de verbanden aanbrengen. 'Dat is het zo ongeveer,' zei Tesla. 'Nu is het jouw beurt.' De andere vrouw wachtte even om kracht te verzamelen. Toen zei ze: 'Je weet beslist veel over recente gebeurtenissen, maar je wilt weten hoe die gebeurtenissen tot stand zijn gekomen. Natuurlijk. Het is voor jou een raadsel. Maar ik moet zeggen dat er voor mij ook veel een raadsel is. Ik kan al die problemen niet oplossen. Er is heel veel dat ik ook niet weet. Als jouw verhaal iets bewijst, dan is het wel dat er nog vrij veel is dat we geen van beiden weten. Maar ik kan je wel een paar dingen vertellen. Ten eerste, Kissoon heeft de rest van de School omgebracht.' 'Kissoon? Meen je dat?' ik was een van hen, weet je nog wel?' zei Mary. 'Hij heeft jaren tegen ons samengezworen.' 'Samengezworen met wie?'

ik vermoed met de Iad Oeroboro's. Of hun vertegenwoordigers in de Kosmos. Als de School dood was, kon hij de Kunst gebruiken en de Iad erdoor laten.'

'Verdomme! Dus wat hij me vertelde over de Iad en de Kern. . . dat is allemaal waar?'

'O ja. Hij vertelt alleen leugens als dat nodig is. Hij heeft je de waar­heid verteld. Dat is een onderdeel van zijn genialiteit, ik weet niet wat er zo geniaal is aan het verscholen zitten in een hut. . .' zei Tesla en toen: 'Wacht eens even. Dit is niet logisch. Als hij verantwoordelijk is voor de dood van de leden van de School, waar is hij dan bang voor? Waarom verschuilt hij zich dan?' 'Hij verschuilt zich niet. Hij zit daar gevangen. Trinity is zijn gevan­genis. De enige manier waarop hij eruit kan. . .' is door een ander lichaam te vinden waarin hij eruit kan.' 'Precies.' 'Mij.'

'Of Randolph Jaffe voor jij kwam.' 'Maar we trapten er geen van beiden in.'

'En hij krijgt niet veel bezoekers. Er zijn nogal wat buitengewone om­standigheden nodig om iemand binnen het gezichtsveld van de Lus te brengen. Hij heeft die gemaakt om zijn misdaad te verbergen. Nu verbergt die hèm. Af en toe komt iemand zoals de Jaff - die half gek was - op het punt waar Kissoon de controle kan overnemen en hem kan leiden. Of jou met de Nuntius in je lichaam. Maar verder is hij alleen.'

'Waarom is hij gevangen?'

ik heb hem gevangen. Hij dacht dat ik dood was. Hij had mijn li­chaam samen met dat van de anderen in de Lus gebracht. Maar ik stond weer op en confronteerde hem ermee. Ik heb hem zo boos ge­maakt dat hij me aanviel en mijn bloed aan zijn handen kreeg.' 'En borst,' zei Tesla en dacht aan de glimp die ze van Kissoons met bloed bespatte lichaam had opgevangen toen ze hem de eerste keer ontsnapt was.

'De condities van het ontwerp van de Lus zijn heel duidelijk. Er mag

geen bloed vergoten worden of de magiër wordt zelf de gevangene.'

'Wat bedoel je met ontwerp?'

'Petitie. Manoeuvre. Truc.'

'Truc? Noem je een lus in de tijd een truc?' 

'Het is een oud ontwerp,' zei Mary. 'Een tijd tussen de tijd. Je kunt 396 er overal voorbeelden van vinden. Maar er zijn wetten die betrekking hebben op alle condities en ik heb ervoor gezorgd dat hij er daar een van brak. Hij werd zijn eigen slachtoffer.' 'En jij zat daar ook gevangen?'

'Niet echt. Maar ik wilde hem dood hebben en ik kende niemand in de Kosmos die dat kon doen; de rest van de School was immers alle­maal vermoord. Ik moest wel blijven in de hoop hem te kunnen ver­moorden.'

'Dan had jij ook bloed vergoten.'

'Liever dat en gevangen zijn dan door te gaan met leven. Hij heeft vijftien grote mannen en vrouwen vermoord. Pure en goede zielen. Gewoon afgeslacht. Sommigen martelde hij gewoon voor zijn ple­zier. Niet persoonlijk natuurlijk. Hij had zijn agenten. Maar hij was het meesterbrein achter het geheel. Hij zorgde ervoor dat we uit el­kaar dreven zodat hij ons stuk voor stuk de genadeslag kon toebren­gen. Daarna zorgde hij dat onze lichamen terug in de tijd gebracht werden, naar Trinity waar hij wist dat er geen sporen zouden achter­blijven.' 'Waar zijn ze?'

in de stad. Wat er van over is.'

'Mijn god,' Tesla herinnerde zich het stinkende huis en rilde. 'Ik ben daar bijna een keer naar toe gegaan om te kijken.' 'Daar heeft Kissoon je natuurlijk van weerhouden.' 'Niet krachtdadig. Het was meer een kwestie van overtuiging. Hij is erg overtuigend.'

'Ja zeker. Hij heeft ons jaren voor de gek gehouden. De School is - ik bedoel was - de moeilijkste groepering ter wereld om je bij aan te sluiten. Er zijn manieren, ongelooflijk uitvoerige, om sommige le­den te testen en te louteren voor ze zelfs maar weten dat de beweging bestaat. Op de een of andere manier heeft Kissoon zich daardoorheen gezwendeld. Of anders heeft de Iad hem toen hij lid was op wat voor manier dan ook bezoedeld, dat is ook mogelijk.' is er inderdaad zo weinig over de Iad bekend als hij zegt?' 'Er komt nauwelijks enige informatie los uit de Metakosmos. Het is een afgesloten staat van zijn. Wat wij over de Iad weten kan in een paar woorden worden verteld. Ze zijn met velen; hun omschrijving van leven is niet hetzelfde als die van jullie mensen, het zou zelfs wel eens het tegengestelde ervan kunnen zijn en ze willen de Kosmos heb­ben.'

'Wat bedoel je met jullie mensen?' vroeg Tesla. 'Je bent toch net zo menselijk als ik?'

'Ja en nee,' antwoordde Mary. ik was het natuurlijk wel. Maar de 

louteringsprocessen veranderen je natuur. Als ik menselijk geweest was, had ik Trinity niet zo'n twintig jaar kunnen overleven met alleen maar schorpioenen om te eten en modder om te drinken. Ik zou dood zijn, zoals de bedoeling van Kissoon was.'

'Hoe heb jij die moordaanslag kunnen overleven en de anderen niet?' 'Geluk. Instinct. Puur door te weigeren die rotzak te laten winnen. Het is niet alleen de Kern die op het spel staat, hoewel die op zich al waardevol genoeg is. Het is de Kosmos. Als de Iad doorbreekt, zal hier niets overeind blijven. Ik geloof. . .' Plotseling hield ze op met praten en kwam overeind in bed. 'Wat is er?' vroeg Tesla. ik hoorde iets. Hiernaast.'

'Een grote opera,' zei Tesla. Lucia di Lammermoor was nog steeds aan de gang.

'Nee,' zei Mary. iets anders.'

Voor Tesla hem iets vroeg, was Raul al op weg naar de bron van het geluid. Ze schonk haar aandacht weer aan Mary. 'Er is nog steeds veel dat ik niet begrijp,' zei ze. 'Een heleboel. Zoals, waarom nam Kissoon de moeite die lichamen de Lus in te halen? Waarom ontdeed hij zich er hier niet in de normale wereld van? En waarom liet je je door hem grijpen?'

'Ik was gewond, bijna dood. Genoeg voor hem en zijn moordenaars om te denken dat ik dood was. Pas toen ze me op de hoop lijken gooi­den, kwam ik bij bewustzijn.' 'Wat is er met zijn moordenaars gebeurd?'

'Kissoon kennende heeft hij ze vermoedelijk in de Lus laten omkomen terwijl ze probeerden eruit weg te komen. Zoiets zou hij wel leuk vin­den.'

'Dus de afgelopen twintig jaar zijn de enige menselijke wezens in de

Lus - of bijna menselijke wezens — jij en ik geweest.'

'Ik half gek. En hij helemaal.'

'En die verrekte Lix, wat die ook mogen zijn.'

'Dat is zijn stront en zaad,' zei Mary. 'Zijn drollen die vet en dartel

zijn geworden.'

'Jezus.'

'Ze zitten daar net zo gevangen als hij,' zei Mary met enige tevreden­heid. 'Tot het uur nul, als dat er ooit komt. . .' De schreeuw van Raul deed haar midden in haar zin stokken. Tesla was binnen een paar seconden overeind en in de keuken en ze vond hem in gevecht met een van Kissoons stront-wezens. Haar veronder­stelling dat ze stervend waren toen ze uit de Lus waren gehaald, had niet verder van de waarheid af kunnen zijn. Het beest in zijn handen leek zelfs sterker dan die waar Mary en zij mee hadden gevochten, ondanks dat het alleen maar een kopeinde was. De bek stond wijd open en kwam op het gezicht van Raul af. Het had hem daar al twee keer te pakken gehad. Er stroomde bloed uit een wond midden op zijn voorhoofd. Ze liep naar hem toe en greep het met twee handen beet, nog meer walgend van het gevoel en de geur nu ze wist wat het was. Maar zelfs nu het met vier handen werd tegengehouden om ver­dere schade aan te richten, was het nog niet te kalmeren. Het had de kracht van drie van de vorige soorten bij elkaar. Ze wist dat het al­leen maar een kwestie van tijd zou zijn voor ze het allebei van ver­moeidheid zouden moeten opgeven en het weer naar Rauls gezicht zou schieten. En dan zou het nog meer schade aanrichten, ik laat los,' zei Tesla, 'en dan pak ik een mes. Oké?'

'Wees wel snel.'

'Reken maar. Bij drie, goed? Sta klaar om het hele beest te pakken.

'Ik ben klaar.'

'Een. . . twee. . . drie!'

Bij drie liet ze los en rende naar de gootsteen. Er stond een berg afwas naast. Ze rommelde door de chaos op zoek naar een geschikt wapen, de afwas gleed alle kanten op en een paar dingen vielen stuk op de vloer. Maar de lawine onthulde staal: een keukenmes uit een set die haar moeder haar voor het laatste kerstfeest had gegeven. Ze pakte het op. Het handvat was kleverig van de lasagna van vorige week en de schimmel had ook zijn best gedaan, maar het lag goed in haar hand.

Toen ze zich omdraaide om Raul te hulp te komen, drong het tot haar door dat er meer dan één stuk Lix uit de Lus moest zijn meege­komen - minstens een stuk of vijf, zes, dacht ze - en dat er maar een te zien was. Maar op dit ogenblik kon ze zich daar niet verder druk over maken. Raul schreeuwde. Ze snelde hem te hulp en stak met het mes naar het lichaam van de Lix. Het wezen reageerde met­een op de aanval en keerde zijn kop met ontblote zwarte tanden om. Ze mikte een steek op zijn kop en maakte een wond bij zijn kaak waar smerige gele rommel in dikke stralen uit spoot die ze tot voor kort voor bloed had aangezien. Het wentelde zich steeds feller en Raul kon het nauwelijks meer onder controle houden.

'Tel tot drie. . .' zei ze tegen hem.

'Wat nou weer?'

'Gooi hem van je af!'

'Het kan snel bewegen.'

'Ik hou hem tegen,' zei ze. 'Doe wat ik zeg! Bij drie! Een. . . twee. . . drie!'

Hij deed wat ze had gezegd. De Lix vloog door de kamer en sloeg tegen de grond. Terwijl het wezen worstelde om zich voor de aanval klaar te maken, hief Tesla haar mes weer en hield het tegen door het met twee handen vast te steken. Haar moeder had goede messen ge­kocht. Het blad gleed in hem en boorde hem in de grond waar het ondier doeltreffend vastzat terwijl zijn levenssappen uit zijn wonden wegliepen.

'Hebbes, rotzak!' zei ze en wendde zich om naar Raul. De aanval had hem trillend achtergelaten en het bloed liep nog steeds overvloedig over zijn gezicht.

'We kunnen die wonden beter even afwassen,' zei Tesla tegen hem. 'Je weet niet wat er voor vergif in die dingen zit.' Hij knikte en ze liepen naar de badkamer terwijl ze even naar de stuiptrekkende Lix keek. Net toen ze er weer aan dacht waar de rest ook weer gebleven kon zijn hoorde ze Raul zeggen: '. . .Tesla.' En ze wist waar ze naar toe waren.

Hij stond voor de deur van haar slaapkamer. Het was duidelijk aan de blik van afgrijzen op zijn gezicht te zien waar hij naar keek. Ze snikte het uit van walging toen ze zag wat Kissoons beesten bij de vrouw hadden aangericht die ze op haar bed had achtergelaten. Ze waren nog steeds met hun moordpartij bezig. Het waren er zes in to­taal, net zulke als die Raul had aangevallen en sterker dan de ondie­ren die ze in de Lus was tegengekomen. Mary's verzet had haar niets geholpen. Terwijl Tesla bezig was geweest een mes te zoeken om Raul te beschermen - een aanval die was opgezet als afleiding - waren ze naar haar toe gekropen en hadden zich om haar hals en hoofd gewonden. Ze had dapper gevochten; tijdens haar gevecht had ze zich zelfs half uit bed gegooid en daar lag haar lichaam nog steeds. Een voddige zak beenderen. Een van de Lix maakte zich van haar ge­zicht los. Het wezen had haar trekken onherkenbaar vermorzeld. Plotseling werd ze zich bewust van Raul die nog achter haar stond te trillen.

'Er is niets meer aan te doen,' zei ze. 'Je moet je gaan wassen.' Hij knikte grimmig en liep weg. De Lix gleden naar beneden; ze be­wogen zich nu trager. Vermoedelijk had Kissoon nu betere dingen te doen met zijn energie dan die te verspillen met zijn vertegenwoordi­ger aan te zetten tot verdere aanvallen. Ze deed de deur kotsmisselijk dicht en liep terug om onder haar meubels te kijken of er daar niet nog een op de loer lag. Liet wezen dat ze op de grond had vastgepind was nu helemaal dood, of althans roerloos. Ze liep erlangs op zoek naar een ander wapen voor ze de rest van haar flat onderzocht. 

In de badkamer liet Raul het water dat rood zag van het bloed door de wasbak lopen en bekeek de verwondingen die de Lix hem had toe­gebracht. Ze waren oppervlakkig. Maar er was wel een beetje gif in zijn lichaam terechtgekomen, waar Tesla hem al voor had gewaar­schuwd. Hij stond op zijn benen te trillen en de arm die door de Nun­tius was geraakt, klopte alsof hij hem net in kokend water had ge­houden. Hij keek naar beneden. De arm hing krachteloos voor hem; de wasbak erachter scheen dwars door het vlees en de botten heen. In paniek keek hij naar zijn spiegelbeeld. Dat begon ook te vervagen, de muur van de badkamer werd mistig en een ander beeld daarachter - verblindend helder - eiste zijn aandacht op. Hij deed zijn mond open om Tesla te hulp te roepen, maar voor hij dat kon doen, was het beeld helemaal uit de spiegel verdwenen, net zoals een - uitermate verwarrende - seconde later de spiegel zelf ook. Het geschitter werd nu verblindend rondom hem en iets pakte hem bij zijn Nuntiale arm. Hij herinnerde zich hoe Tesla Kissoons greep in haar buik had beschreven. Nu greep diezelfde geest zijn hand en trok eraan.

Toen het laatste spoor van Tesla's flat plaatsmaakte voor een einde­loze, brandende horizon, gooide hij zijn onbezoedelde arm in de rich­ting van waar de wasbak was geweest. Het leek of hij iets vastgreep in de wereld die hij had verlaten, maar hij wist het niet zeker. Toen was alle hoop verloren en bevond hij zich in Kissoons Lus.

Tesla hoorde iets vallen in de badkamer. 'Raul?' vroeg ze. Er kwam geen antwoord. 'Raul? Gaat het?'

Ze vreesde het ergste toen ze snel met het mes in haar hand naar de badkamer liep. De deur was dicht, maar niet op slot. 'Ben je hier?' vroeg ze. Toen ze de derde keer nog geen antwoord kreeg, deed ze de deur open. Er was een handdoek met bloed op de grond gegooid of was daar gevallen, met een paar toiletartikelen erin: dat had het geluid veroorzaakt dat ze had gehoord. Maar Raul was er niet. 'Barst!' 

Ze draaide het kraantje dat nog steeds liep dicht en half omgedraaid riep ze zijn naam weer. Toen liep ze de flat nog eens door en iedere keer dat ze een hoek omsloeg werd ze banger dat hij ten prooi geval­len was aan dezelfde ellende die Mary ten deel was gevallen. Maar er was geen spoor van hem te bekennen en evenmin van verdere Lix. Tenslotte zette ze haar tanden op elkaar voor het beeld dat haar op de lakens te wachten stond en maakte haar slaapkamerdeur open. Daar was hij ook niet.

Toen ze bij de deur stond moest ze aan zijn blik vol afgrijzen denken toen hij Mary's lijk had gezien. Was dat misschien te veel voor hem geweest? Ze zette het beeld van het lijk op het bed van zich af en liep naar de voordeur. Hij stond op een kier, zoals ze hem zelf had gelaten toen ze waren binnengekomen. Ze liet hem zo staan en liep de trap af en het gebouw door terwijl ze hem steeds weer riep, maar onder­tussen groeide de zekerheid in haar dat hij eenvoudig had besloten dat hij deze waanzin niet langer aankon en de straat van West Holly­wood was opgegaan. Als hij dat inderdaad had gedaan, had hij de ene waanzin voor de andere ingewisseld, maar dat was zijn eigen keus en zij was niet verantwoordelijk voor de gevolgen. Toen ze op straat kwam, zag ze hem niet. Op de veranda van het huis aan de overkant zaten twee mannen te genieten van het laatste zon­licht. Ze kende ze geen van beiden, maar ze liep naar hen toe en zei: 'Hebben jullie een man gezien?' Deze vraag wekte opgetrokken wenkbrauwen en glimlachjes van beiden op. 'Kort geleden?' vroeg de een.

'Nu net. Die uit het gebouw daar aan de overkant kwam rennen?'

'We zijn net buiten,' zei de ander.' Sorry hoor.'

'Wat heeft hij gedaan?' vroeg de eerste en keek naar het mes in Tesla's

hand. 'Te veel of niet genoeg?'

'Niet genoeg,' zei Tesla.

'Laat hem barsten,' was het antwoord. 'Er zijn er meer, hoor.' 'Niet zoals hij,' antwoordde ze. 'Geloof me. Niet zoals hij. Maar be­dankt.'

'Hoe zag hij eruit?' werd er nog gevraagd toen ze overstak. Een wraakzuchtig deeltje van Tesla, waar ze niet erg trots op was maar dat altijd de kop opstak als iemand haar een rotstreek zoals de­ze leverde, antwoordde: 'Als een verdomde aap,' met een stem die tot halfweg Santa Monica en Melrose te horen moest zijn. 'Hij zag eruit als een verrekte aap.'

Dus Tesla, meid, wat nu?

Ze schonk een Tequila voor zichzelf in en bekeek de zaak eens van alle kanten. Raul was weg, Kissoon spande samen met de Iad en Ma­ry Muralles lag dood in haar slaapkamer. Het was allemaal niet erg bemoedigend. Ze schonk een tweede Tequila in, zich er wel van be­wust dat haar dronkenschap haar net als slaap dichter bij Kissoon bracht dan ze eigenlijk wel wilde, maar haar keel en haar buik vroe­gen om de drank.

Het had geen zin om in de flat te blijven. De werkelijk actie vond nu in Palomo Grove plaats.

Ze belde Grillo op. Hij was niet in zijn hotel. Ze vroeg de telefonist van het hotel om haar met de receptie te verbinden en informeerde daar of iemand wist waar hij was. Niemand wist het. Hij was onge­veer halverwege de middag weggegaan, vertelde men haar. Het was nu vijf voor half vijf. Ze vermoedden dat hij toch al zeker een uur weg was. Ze dachten naar het feest op de Heuvel. Ze besloot dat aangezien er nu niets meer was dat haar in North Huntley Drive vasthield, behalve het betreuren van het plotselinge verlies van haar bondgenoten, het beste dat ze nu kon doen was Gril­lo zien te vinden, voordat de omstandigheden hem ook van haar af­pakten.