5

I

'Mamma?'

Ze zat zoals gewoonlijk bij het raam.

'Dominee John is gisteravond niet geweest, Jo-Beth. Had je hem nog gebeld zoals je had beloofd?' Ze las de blik op het gezicht van haar dochter. 'Nee, je hebt het niet gedaan,' zei ze. 'Hoe heb je dat nu kun­nen vergeten?' 'Sorry, mamma.'

'Je weet hoe ik op hem reken. Ik heb er goede redenen voor, Jo-Beth. Ik weet dat jij dat niet vindt, maar ik vind van wel.' 'Nee, ik geloof je wel. Ik zal hem straks bellen. Maar. . . ik moet eerst even met je praten.'

'Moet je niet naar de winkel?' vroeg Joyce. 'Ben je ziek geworden? Ik heb Tommy-Ray gehoord. . .'

'Mamma, luister even naar me. Ik moet je iets heel belangrijks vra­gen.'

Joyce keek al zorgelijk. 'Ik kan nu niet praten,' zei ze. 'Ik wil de domi­nee.'

'Die komt straks wel. Eerst wil ik iets weten over een vriendin van je.' Joyce zei niets, maar haar gezicht was een en al broosheid. Jo-Beth had die uitdrukking al te vaak aangedraaid zien worden om ervan onder de indruk te raken.

'Ik heb gisteravond een man ontmoet, mamma,' zei ze, vastbesloten om heel duidelijk te zijn. 'Hij heet Howard Katz. Zijn moeder heette Trudi Katz.'

Het gezicht van Joyce verloor de broze uitdrukking. En eronder lag een uitdrukking die griezelig veel op tevredenheid leek. 'Heb ik het niet gezegd?' mompelde ze tegen zichzelf en draaide haar gezicht naar het raam.

'Heb je wat niet gezegd?'

'Hoe zou het voorbij kunnen zijn? Hoe zou het ooit voorbij kunnen

gaan?'

'Mamma, leg eens uit wat je bedoelt.'

'Het was geen ongeluk. We wisten allemaal dat het geen ongeluk was. Ze hadden hun redenen.' 

'Wie hadden redenen?' 

'Ik heb de dominee nodig.'

'Mamma, wie had redenen?'

Joyce stond zonder antwoord te geven op.

'Waar is hij?' zei ze plotseling met luide stem. Ze liep naar de deur.

'Ik moet hem zien.'

'Goed, mamma! Goed! Rustig maar.'

Bij de deur keerde ze zich om naar Jo-Beth. De tranen stonden in haar ogen.

'Je moet niet bij Trudi's jongen in de buurt komen,' zei ze. 'Hoor je

me? Je moet niet met hem omgaan, niet met hem spreken, zelfs niet

over hem dénken. Beloof me dat.'

'Dat kan ik niet beloven. Dat is belachelijk.'

'Je hebt toch niets met hem gedaan, hè?'

'Wat bedoel je?'

'O god, je hebt het wel gedaan.' 'Ik heb niets gedaan.'

'Lieg niet tegen me!' zei mamma en haar handen waren tot benige vuisten gebald. 'Je moet bidden, Jo-Beth!'

'Ik wil niet bidden. Ik ben naar je toe gekomen omdat ik hulp van je nodig had, dat is alles. Ik heb geen gebeden nodig.' 'Hij is al in je. Zo heb je nog nooit gesproken.' 'Ik heb me nog nooit zo gevoeld,' antwoordde ze. De tranen zaten angstwekkend hoog; woede en angst vermengden zich. Het had geen zin om naar mamma te luisteren, ze zou toch niets anders zeggen en alleen maar over bidden praten. Jo-Beth liep snel genoeg naar de deur om mamma te waarschuwen dat zij haar nergens van zou kunnen weerhouden. Ze werd niet tegengehouden. Mamma deed een stap opzij om haar te laten passeren, maar toen ze de trap afliep, riep ze haar na: 'Jo-Beth, kom terug! Ik ben ziek, Jo-Beth! Jo-Beth! Jo-Beth!'

Toen Howie de deur opendeed, zag hij zijn schoonheid in tranen voor zich staan.

'Wat is er aan de hand?' zei hij en liet haar binnen. Ze legde haar handen voor haar gezicht en snikte. Hij sloeg zijn ar­men om haar heen. 'Het is goed,' zei hij. 'Zo erg kan het niet zijn.' Het gesnik nam langzamerhand wat af tot ze zich van hem losmaakte en een beetje verloren midden in de kamer stond terwijl ze de tranen met de rug van haar hand van haar wangen wegveegde. 'Sorry,' zei ze. 'Wat is er gebeurd?'

'Het is een Lang verhaal. Het gaat een heel eind terug. Tot jouw moe­der en de mijne.'

'Kenden die elkaar?'

Ze knikte. 'Ze waren goede vriendinnen.' 'Dus dit lag in de sterren,' zei hij glimlachend. 'Ik denk niet dat mamma het zo ziet.' 'Waarom niet? De zoon van haar beste vriendin. . .' 'Heeft je moeder je ooit verteld waarom ze uit Palomo Grove is weg­gegaan?'

'Ze was ongehuwd.' 'Mamma ook.'

'Misschien is ze taaier dan mijn. . .'

'Nee, ik bedoel, misschien is het meer dan toeval. Ik heb mijn hele leven lang verhalen gehoord over wat er voor mijn geboorte is ge­beurd. Over mamma en haar vriendinnen.' 'Hier weet ik niets van.'

'Ik weet ook niet veel. Ze waren met z'n vieren. Jouw moeder, de mij­ne, een meisje dat Carolyn Hotchkiss heette, haar vader woont nog steeds in Palomo Grove, en nog een. Ik ben haar naam vergeten. Ar- leen zus-of-zo. Ze zijn aangevallen. Verkracht, denk ik.' Howie glimlachte allang niet meer.

'Moeder?' zei hij zachtjes. 'Waarom heeft ze dat nooit verteld?' 'Wie vertelt haar kind dat het op die manier tot stand is gekomen?' 'O mijn god,' zei Howie. 'Verkracht. . .'

'Misschien zit ik ernaast,' zei Jo-Beth en keek naar Howie. Zijn ge­zicht was vertrokken alsof hij net was geslagen. 'Ik heb mijn halve leven met deze verhalen geleefd, Howie. Ik heb ge­zien hoe het mijn moeder bijna gek heeft gemaakt. Ze heeft het steeds over de Duivel. Vroeger was ik er bang voor als ze over Satan begon die zijn oog op mij gericht had. Ik bad dat ik onzichtbaar werd, zodat hij me niet kon zien.'

Howie zette zijn bril af en gooide hem op bed. 'Ik heb je nooit verteld waarom ik hier ben gekomen, hè?' zei hij. 'Ik denk. . . denk. . . denk dat het tijd wordt. Ik ben gekomen omdat ik er geen flauw idee van had wie of wat ik was. Ik wilde wat meer te weten zien te komen over Palomo Grove en waarom het mijn moe­der verdreven had.'

'En nu zou je willen dat je nooit was gekomen.'

'Nee. Als ik niet was gekomen, zou ik jou nooit ontmoet hebben.

Zou ik niet. . . niet. . . niet verliefd op je geworden. . .'

'Op iemand die vermoedelijk je eigen zuster is?'

De verslagen blik nam wat af. 'Nee,' zei hij. 'Dat geloof ik niet.'

'Ik herkende je zodra ik een voet over de drempel bij Butrick's zette.

Jij herkende mij ook. Waarom?'

'Liefde op het eerste gezicht.' 'Ik hoop het maar.'

'Dat voel ik. En dat voel jij ook. Ik weet dat het dat is. Je hebt het

zelf ook gezegd.'

'Dat was hiervoor.'

'Ik hou van je, Jo-Beth.'

'Dat kan niet. Je kent me niet eens.'

'Welwaar! En ik geef niet op vanwege die roddels. We weten niet eens of er een woord van waar is.' In zijn opwinding waren alle spo­ren van stotteren weggewist. 'Het kunnen allemaal leugens zijn, waar of niet?' 'Het zou kunnen,' gaf ze toe. 'Maar waarom zou iemand een derge­lijk verhaal verzinnen? Waarom hebben onze moeders ons niet ver­teld wie onze vaders waren?' 'Daar komen we nog wel achter.' 'Hoe?'

'Vraag het aan je mamma.' 'Dat heb ik al geprobeerd.' 'En?'

'Ze zei me dat ik niet bij jou in de buurt moest komen. Zelfs niet aan je mocht denken. . .'

Haar tranen waren tijdens het verhaal aan hem opgedroogd. Maar nu ze weer aan mamma dacht, begonnen ze weer te stromen. 'Maar dat kan ik niet tegenhouden, hè?' zei ze om hulp vragend aan juist die bron die haar verboden was.

Terwijl hij naar haar keek, wenste Howie dat hij de gek was waar Lem hem altijd voor had uitgemaakt. Om de vrijheid van handelen te hebben die alleen idioten, beesten en baby's was toegestaan, om haar af te likken en te slobberen en niet weggeslagen te worden. Het viel niet te ontkennen dat er een mogelijkheid bestond dat ze inder­daad zijn zuster was, maar zijn libido ontkende dat heftig. 'Ik moest maar weer eens gaan,' zei ze, alsof ze zijn gedachten kon lezen. 'Mamma wil dat de dominee komt.'

'Een paar gebeden en misschien verdwijn ik dan wel weer, bedoel je?' 'Dat is niet eerlijk.'

'Blijf nog even,' vleide hij. 'We hoeven niet te praten. We hoeven niets

te doen. Blijf alleen nog even.'

'Ik ben moe.'

'Dan gaan we slapen.'

Hij strekte zijn hand naar haar uit en raakte haar gezicht heel even aan. 'We hebben afgelopen nacht geen van beiden voldoende slaap gekregen,' zei hij.  

Ze zuchtte en knikte.

'Misschien wordt het allemaal wel duidelijk als we de zaken laten

rusten.'

'Ik hoop het.'

Hij excuseerde zich en ging naar de badkamer om zijn blaas te legen. Toen hij terugkwam, had ze haar schoenen uitgetrokken en lag ze op bed.

'Is er plaats voor twee?' vroeg hij.

Ze mompelde ja. Hij ging naast haar liggen en probeerde niet te den­ken aan wat hij hoopte dat er tussen deze lakens zou gebeuren. Ze zuchtte weer.

'Het komt wel goed,' zei hij. 'Ga maar een beetje slapen.'