2
Het grootste deel van de menigte die bijeen was gekomen voor de laatste show van Buddy Vance was al verdwenen tegen de tijd dat Grillo in het bos terugkwam. Ze hadden blijkbaar besloten dat het geen zin had om te wachten. Grillo stapte over het touw en liep naar de politieman die eruitzag of hij de leiding van de operatie had. Hij stelde zich voor en vertelde waarom hij hier was. 'Ik kan niet veel vertellen,' antwoordde de man op Grillo's vragen. 'Er zijn nu vier klimmers naar beneden gegaan, maar God mag weten hoelang het nog kan duren voor we het lichaam boven halen. We hebben het nog niet gevonden. En Hotchkiss vertelt ons dat er daar beneden allerlei rivieren lopen. Het is best mogelijk dat het lijk allang in de Grote Oceaan ligt.' 'Werken jullie vannacht door?'
'Het ziet ernaar uit dat we dat wel zullen moeten.' Hij keek op zijn horloge. 'Er zijn nog maar vier uur daglicht over. En dan zullen we het verder met kunstlicht moeten doen.'
'Heeft iemand die grotten ooit eerder onderzocht?' vroeg Grillo. 'Zijn ze in kaart gebracht?'
'Voor zover ik weet niet. Maar dat kun je beter aan Hotchkiss vragen. Dat is die vent in het zwart daar.'
Grillo stelde zich weer voor. Hotchkiss was een lange, grimmige man met de slappe huid van iemand die behoorlijk wat kilo's is kwijtgeraakt.
'Ik heb begrepen dat u de grotten-deskundige bent,' zei Grillo. 'Alleen bij gebrek aan beter,' antwoordde Hotchkiss. Zijn ogen bleven geen ogenblik op Grillo rusten, maar zwierven rond op zoek naar een plaats waar ze tot rust zouden kunnen komen. 'Wat er onder ons is. . . daar denken de mensen niet veel aan.' 'U wel?'
'Heeft u er een soort studie van gemaakt?'
'Alleen als zuivere amateur,' antwoordde Hotchkiss. 'Sommige onderwerpen kunnen je plotseling boeien. Dit boeide mij.' 'Bent u zelf ook beneden geweest?'
Hotchkiss verbrak zijn gewoonte en zijn ogen bleven twee hele seconden op Grillo rusten voor hij zei: 'Tot vanochtend waren deze grotten afgesloten, meneer Grillo. Ik heb ze jaren geleden zelf afgesloten. Ze vormen - ze zijn - een gevaar voor onschuldigen.' Onscbuldigen? legde Grillo vast. Wat een vreemd woord om te gebruiken.
'De agent met wie ik sprak. . .' 'Spilmont.'
'Ja. Hij zei dat er beneden rivieren liepen.'
'Er is daar beneden een hele wéreld, meneer Grillo. Een wereld waar we praktisch niets van afweten. En die is onophoudelijk aan verandering onderhevig. Er zijn inderdaad rivieren, maar er is nog veel meer. Allerlei levende wezens die het zonlicht nog nooit hebben gezien.' 'Het klinkt niet gezellig.'
'Ze passen zich aan,' zei Hotchkiss. 'Dat doen we allemaal. Ze leven met hun begrenzingen. We leven tenslotte allemaal op een breuklijn die ieder ogenblik kan openscheuren. Daar passen we ons ook bij aan.'
'Ik probeer er niet aan te denken.' 'Dat is uw manier van aanpassen.' 'En de uwe?'
Hotchkiss glimlachte. Het was een heel zuinig glimlachje waarbij zijn ogen half dicht gingen.
'Een paar jaar geleden heb ik erover gedacht uit Palomo Grove weg te gaan. Ik had er. . . slechte associaties mee.' 'Maar u bent gebleven.'
Ik kwam erachter dat ik het totaal vormde van mijn. . . aanpassingen,' antwoordde hij. 'Als de stad eraan gaat, ga ik mee.' 'Wanneer?'
'Palomo Grove is op slechte ondergrond gebouwd. De grond onder onze voeten voelt stevig genoeg aan, maar hij is constant in beweging.'
'Dus de hele stad kan dezelfde kant opgaan als Buddy Vance is gegaan? Bedoelt u dat?'
'U kunt me aanhalen, als u mijn naam maar niet noemt.' 'Graag.'
'Hebt u wat u nodig heeft?' 'Meer dan genoeg.'
'Dat bestaat niet,' vond Hotchkiss. 'Met slecht nieuws niet. Sorry, ik moet weg.'
Er was plotseling actie bij de spleet ontstaan. Hotchkiss liep weg om toezicht te houden op het naar boven brengen van Buddy Vance en liet Grillo achter met een rake slotzin voor zijn verhaal waar iedere komiek jaloers op zou zijn geweest.
Tommy-Ray lag in zijn slaapkamer te transpireren. Hij had het zonlicht buitengesloten, het raam dichtgedaan en de gordijnen dichtgetrokken. De kamer was zo net een oven geworden, maar de hitte en de duisternis kalmeerden hem. Op die manier voelde hij zich niet zo alleen en kwetsbaar, zoals hij zich in de heldere schone lucht van Palomo Grove had gevoeld. Hier kon hij zijn eigen luchtje ruiken als het uit zijn poriën opwelde, zijn eigen stinkende adem als die uit zijn keel opsteeg en zich over zijn gezicht uitspreidde. Als Jo-Beth hem bedroog, moest hij nieuw gezelschap zoeken en waar kon hij beter beginnen dan bij zichzelf?
Hij had haar vroeg in de middag thuis horen komen en met mamma horen discussiëren, maar hij had niet geprobeerd te luisteren naar waar het over ging. Als haar zielige romance al aan het kapotgaan was - waarom zou ze anders op de trap lopen huilen - dan was dat haar eigen stomme fout. Hij had wel wat anders aan zijn hoofd. Terwijl hij daar zo in de warmte lag, kwamen er allerlei vreemde beelden in zijn gedachten naar boven. Ze kwamen voort uit een duisternis waar zijn kamer met gesloten gordijnen niet aan kon tippen. Was dat misschien de reden waarom ze nog incompleet waren? Delen van een plan dat hij wanhopig graag wilde vasthouden, maar die net buiten zijn bereik bleven. Er was bloed in die delen en rots en er was een bleek flakkerend schepsel waar hij misselijk van werd als hij ernaar keek. En er was een man die hij niet goed in beeld kreeg, maar die wel duidelijker zou worden als hij nog meer zou zweten.
Wanneer dat het geval zou zijn, zou het wachten voorbij zijn.
Eerst klonk er een schreeuw van schrik vanuit de spleet. Lui rondom het gat, ook Spilmont en Hotchkiss, gingen meteen aan het werk om de mannen op te hijsen, maar wat er ook onder de grond aan de hand was, het was te hevig om van boven af onder controle te krijgen. De agent die het dichtst bij de kloof stond schreeuwde toen het touw plotseling strak trok rond zijn gehandschoende hand en hij als een vis aan een touw naar de rand werd getrokken. Spilmont redde hem door de man net lang genoeg van achteren beet te grijpen tot hij zijn vingers uit zijn handschoenen kon krijgen. Toen ze beiden achterover op de grond vielen, nam het geschreeuw van beneden toe, aangevuld door waarschuwingen van boven.
'Hij gaat open!' schreeuwde iemand. 'Jezus Christus, hij gaat open!' Grillo was fysiek gezien een lafaard tot hij nieuws rook, dan was hij tot alles in staat. Hij baande zich een weg langs Hotchkiss en een agent om beter te kunnen zien wat er gebeurde. Niemand hield hem tegen, niet nu ze aan hun eigen veiligheid moesten denken. Er steeg stof op uit de groter wordende spleet dat de voorwerkers, die de touwen vasthielden waar het leven van de reddingsbrigade van afhing, verblindde. Terwijl hij keek, werd een van de mannen naar de spleet gesleurd van waaruit een geschreeuw opklonk dat aan een bloedbad deed denken. Hij voegde er het zijne aan toe toen de aarde onder zijn voeten in stof veranderde. Iemand gooide zichzelf in de verwarring langs Grillo en probeerde de man te grijpen, maar het was te laat. Het touw trok strak. Hij werd aan het zicht onttrokken en liet zijn mislukte redder met zijn gezicht op de grond achter aan de rand van de scheur. Grillo deed drie stappen naar de overlevende toe, nauwelijks in staat de grond of het gebrek daaraan onder zijn voeten te zien. Maar hij voelde de trillingen die door zijn benen en langs zijn wervels omhoog schoten en zijn gedachten door elkaar gooiden. Het instinct was voldoende. Met uitgespreide benen om zijn evenwicht te bewaren, strekte hij zijn armen uit naar de gevallen man. Het was Hotchkiss; zijn gezicht bloedde op de plek waar hij was gevallen en er lag een verdwaasde blik in zijn ogen. Grillo schreeuwde zijn naam. De man reageerde door Grillo's aangeboden arm te pakken toen de aarde rondom hen beiden openscheurde.
Jo-Beth en Howie lagen naast elkaar op het motelbed, maar ze werden geen van beiden wakker hoewel ze allebei verschrikt ademhaalden en sidderden als minnaars die van de ondergang worden gered. Beiden hadden over water gedroomd. Over een donkere zee die hen naar een schitterende plek zou brengen. Maar hun reis was onderbroken. Iets achter hun dromende ik had hen gegrepen, uit het wiegende getij gesleurd en in een tunnel van rots en pijn geworpen. Om hen heen schreeuwden mannen terwijl ze hun dood tegemoet gingen en hun reddinglijnen als gehoorzame slangen achter hen aanvielen. Ergens in de verwarring hoorden ze elkaar, elkanders naam snikkend uitroepend, maar er was geen tijd om bij elkaar te komen voordat hun benedenwaartse beweging werd afgebroken en een opwaartse stuwing hen greep. Het was ijzig koud: een krachtige stroom van een rivier die nog nooit de zon had gezien schoot nu in de kloof omhoog en sleurde doden, dromers en alles wat verder nog in deze nachtmerrie voorkwam met zich mee. De wanden stegen hemelhoog op tot ze vervaagden.
Grillo en Hotchkiss waren ongeveer vier meter van de spleet verwijderd toen het water doorbrak; de kracht van de doorbraak was voldoende om hen om te gooien terwijl een ijzige regen op hen neerviel. Het schudde Hotchkiss uit zijn verdoving. Hij pakte Grillo's arm beet en brulde: 'Kijk eens!'
Er was iets levends in de stroom. Grillo zag het in een onderdeel van een seconde, een vorm, of vormen die menselijk leken toen hij er een glimp van opving. Maar op zijn inwendig oog lieten ze een heel andere indruk achter, net als het nagloeien van vuurwerk. Hij zette het beeld van zich af en keek weer. Maar wat het ook geweest was, het was verdwenen.
'We moeten hier weg!' hoorde hij Hotchkiss brullen. De grond scheurde nog steeds verder open. Ze kwamen moeizaam overeind; hun voeten gleden uit in de modder terwijl ze trachtten houvast te vinden en ze renden blindelings door het stof en de regen. Ze merkten pas dat ze er waren toen ze over het touw struikelden. Een van de mannen van de reddingsbrigade had zijn halve hand verloren en lag op de plek waar de eerste golf hem had neergesmeten. Spilmont en zijn mannen bevonden zich achter het touw en het lichaam, in de beschutting van de bomen. Hier regende het niet zo hard en tikte het slechts als een zomerregentje op het bladerdak terwijl achter hen de storm uit de aarde langzaam tot bedaren kwam.
Badend in het zweet staarde Tommy-Ray naar het plafond en lachte. Hen dergelijke rit had hij niet meer gemaakt sinds vorige zomer in Topanga toen een uitzonderlijk getij voor geweldige golven had gezorgd. Hij, Andy en Sean hadden er uren met grote snelheid over gesurfd. 'Ik ben er klaar voor,' zei hij en veegde het zoute water uit zijn ogen. 'Klaar en bereid. Kom me maar halen, wie je verdomme ook bent.'
Howie leek wel dood zoals hij daar in elkaar gedoken met op elkaar geklemde kaken en gesloten ogen lag. Jo-Beth week met haar hand voor haar mond, om de paniek de baas te blijven, achteruit; haar woorden - Lieve god, vergeef me - kwamen in gedempte snikken. Het was zelfs verkeerd geweest om samen op hetzelfde bed te liggen. Het was een misdaad tegen de wetten van de Heer om te dromen zoals zij had gedroomd (hij naakt naast haar in een warme zee, hun haren verstrengeld op de manier zoals ze hun lichamen verstrengeld had willen hebben) en wat had die droom gebracht? Onheil! Bloed, rots en een verschrikkelijke regen die hem in zijn slaap had vermoord. Lieve god, vergeef me. . .
Hij deed zijn ogen zo plotseling open dat haar gebed stokte en ze daarvoor in de plaats zijn naam riep. 'Howie? Je leeft nog.'
Hij strekte zich uit, greep naast het bed naar zijn bril, en zette hem op. Haar schrik werd zichtbaar voor hem. 'Jij hebt het ook gedroomd,' zei hij.
'Het leek niet op een droom. Het was echt.' Ze beefde van top tot teen. 'Wat hebben we gedaan, Howie?' 'Niets,' zei hij en kuchte even. 'We hebben niets gedaan.' 'Mamma had gelijk. Ik had niet. . .'
'Schei uit,' zei hij en zwaaide zijn benen over de rand van het bed terwijl hij opstond. 'We hebben niets verkeerds gedaan.' 'Wat was het dan?' 'Een nare droom.' 'Voor ons allebei?'
'Misschien was het niet dezelfde,' zei hij in de hoop haar te kalmeren.
'Ik dreef met jou naast me. Toen zat ik onder de grond. Er waren
schreeuwende mannen. . .'
'Goed. . .' zei hij.
'Het was wèl hetzelfde, hè?'
'Ja.'
'Zie je wel?' zei ze. 'Wat er tussen ons is. . . is verkeerd. Misschien is het wel het werk van de Duivel.' 'Dat geloof je zelf niet.'
'Ik weet niet wat ik geloof,' zei ze. Hij liep naar haar toe, maar ze hield hem met een gebaar op een afstand. 'Niet doen, Howie. Het is niet goed. We moeten elkaar niet aanraken.' Ze liep naar de deur. 'Ik moet weg.'
'Dit is. . . is. . . is. . . belachelijk,' zei hij, maar zijn gestotter hield haar niet tegen. Ze was al met het veiligheidsslot bezig dat hij ervoor had geschoven toen ze was binnengekomen.
'Ik doe het wel,' zei hij en maakte de deur voor haar open. In plaats van troostende woorden zweeg hij. Zij verbrak de stilte met: 'Dag.' 'Je geeft ons niet voldoende tijd om er goed over na te denken.' 'Ik ben bang, Howie,' zei ze. 'Je hebt gelijk. Ik geloof niet dat dit het werk van de Duivel is. Maar als hij het niet is, wie dan wel? Heb je daar een antwoord op?'
Ze was nauwelijks in staat haar emoties onder controle te houden, ze bleef maar naar lucht happen alsof ze iets wilde inslikken en daar niet in slaagde. Hij had haar graag tegen zich aan willen drukken toen hij haar zo verdrietig zag, maar waar hij gisteren toe was uitgenodigd, was nu verboden. 'Nee,' zei hij. 'Ik heb geen antwoorden.'
Nadat hij dit had gezegd, liet ze hem bij de deur achter. Hij bleef haar vijf seconden staan nakijken en daagde zichzelf uit om te blijven staan en haar weg te laten gaan in de wetenschap dat wat er tussen hen was voorgevallen belangrijker voor hem was dan wat hij de afgelopen achttien jaar van zijn leven op deze planeet had meegemaakt. Bij vijf deed hij de deur dicht.