2.
'Waarom halen ze ons niet in?' zei Tesla tegen Howie. De achtervolgers hadden hen al twee keer in kunnen halen en verpletteren en twee keer hadden ze gas teruggenomen op het ogenblik dat ze dat beseften. Ze begon te vermoeden dat de jacht afgesproken werk was. Als dat zo was, door wie dan, piekerde ze. En wat was hun bedoeling?
De jongen - hij had een paar straten geleden verteld dat hij Howie heette - werd iedere meter zwaarder. De laatste vijfhonderd meter naar het winkelcentrum strekten zich als een marathon voor haar uit. Waar was Grillo als ze hem nodig had? Verdwaald in de vele rondlopende straatjes en doodlopende wegen die deze stad tot zo'n ramp maakten om doorheen te rijden, of een slachtoffer van de schepsels die de auto hadden overvallen?
Het antwoord was geen beide. Hij vertrouwde erop dat Tesla's verstand er wel voor zou zorgen dat ze de meute lang genoeg voorbleef zodat hij hulp kon halen. Hij reed als een idioot, eerst naar een openbare telefooncel, toen naar een adres dat hij daar had opgezocht. Hoewel zijn ledematen loodzwaar aanvoelden en hij nog steeds klappertandde, waren zijn geestelijke vermogens blijkbaar niet aangetast, hoewel hij wist - van de maanden na zijn instorting die hij min of meer in alcoholroes had doorgebracht - dat een dergelijke helderheid misleidend kon zijn. Hoeveel verhalen had hij niet onder invloed geschreven die toen heel goed hadden geleken, maar naderhand net iets als Finnegan's Wake leken wanneer hij weer nuchter was? Misschien was dat nu ook wel het geval en zat hij nu alleen maar zijn tijd te verspillen terwijl hij op de eerste de beste deur zou moeten aankloppen teneinde hulp te vragen. Zijn instinct vertelde hem dat hij die toch niet zou krijgen. De verschijning van een ongeschoren vent die onzin kletste zou snel een eind aan ieder gesprek op iedere deurdrempel maken, behalve bij Hotchkiss. De man was thuis en wakker.
'Grillo? Jezus, man, wat is er met jou aan de hand?' Hotchkiss had geen enkele reden de ander iets te verwijten, hij zag eruit zoals Grillo zich voelde. Hij had een biertje in zijn hand en diverse broertjes daarvan in zijn ogen. 'Kom mee,' zei Grillo. 'Ik leg het onderweg wel uit.' 'Waarnaar toe?' 'Heb je wapens?' 'Ik heb een pistool, ja.' 'Haal dat dan.' 'Wacht even, ik wil. . .'
'Niet praten,' zei Grillo. 'Ik weet niet waar ze naar toe zijn gegaan en we...'
'Luister,' zei Hotchkiss. 'Wat?'
'Alarm. Ik hoor een alarm.'
Ze waren afgegaan op het ogenblik dat Fletcher de ramen bij de supermarkt had ingegooid. Ze gingen zo hard af in Marvin's Food and Drug dat de dieren uit de dierenwinkel die uit hun slaap waren gehaald, de herrie nog verergerden. Hij moedigde het koor aan. Hoe eerder de Grove uit zijn lusteloosheid kwam hoe beter, en hij wist geen betere manier dan het commerciële hart van de stad te raken. De oproepen begonnen en hij deed een inval in twee van de zes winkels om ondersteuning te krijgen. Het drama dat hij in zijn hoofd had moest precies op tijd gebeuren, als hij tenminste de geesten wilde treffen van hen die zouden komen kijken. Als hij daar niet in slaagde, zou hij de gevolgen van die mislukking niet meer aanschouwen. Hij had te veel verdriet in zijn leven gehad en te weinig vrienden om hem te helpen het te dragen. Van alle vrienden had Raul hem misschien nog wel het meest na gestaan. Waar zou hij nu zijn? Vermoedelijk dood en zijn geest zou nog wel rondzwerven bij de ruïnes van de missiepost Santa Catrina.
Toen Fletcher zich dat beeld voor de geest haalde, hield hij even op. Wat moest hij met de Nuntius doen? Was het mogelijk dat de resten van het Grote Werk, zoals Jaffe het graag had genoemd, zich nog steeds op die rotspunt bevonden? Als dat zo was en een of andere onschuldige het per ongeluk tegenkwam, zou de hele ellendige geschiedenis zich kunnen herhalen. Het martelaarschap dat hij zelf had aangehaald en dat hij weldra zou orkestreren, zou dan zinloos worden. Er lag nog een taak op Howard te wachten voor ze voor eeuwig uit elkaar zouden gaan.
Het alarm ging zelden in Palomo Grove af en er gingen er zeker niet zoveel tegelijkertijd af. De kakofonie ging door de stad van de bosrijke grens van Deerdell naar het huis van de weduwe van Vance tot boven aan de Heuvel. Hoewel het te vroeg was voor de volwassenen van de Grove om al te slapen, voelden de meesten - of ze nu door de Jaff waren getroffen of niet - zich vreemd losstaan van de zaak. Als ze met elkaar spraken, deden ze dat fluisterend. Ze stonden in deuropeningen of midden in de eetkamer en vergaten waarom ze ook weer uit hun gemakkelijke leunstoelen waren opgestaan. Als iemand naar hun naam had gevraagd, hadden ze waarschijnlijk een beetje staan stotteren.
Maar het alarm eiste hun aandacht op en bevestigde wat hun dierlijke instincten al vanaf de dageraad hadden geweten, dat het vannacht niet goed ging: niet normaal, niet rationeel. De enige veilige plaats was achter gesloten deuren met dubbele sloten. Maar niet iedereen was zo passief. Sommigen schoven de jaloezieën omhoog om te zien of er iemand uit de buurt over straat liep, anderen liepen helemaal naar de voordeur (terwijl hun wettelijke wederhelften hen terugriepen en zeiden dat het niet nodig was om naar buiten te gaan, dat er niets te zien was dat je niet ook op tv kon zien). Er was maar één individu nodig die het erop waagde naar buiten te gaan om de anderen te laten volgen.
'Knap,' zei de Jaff.
'Wat is hij van plan?' wilde Tommy-Ray weten. 'Waarvoor is al die herrie?'
'Hij wil dat de mensen de terata zien,' zei de Jaff. 'Misschien hoopt hij dat ze in opstand tegen ons komen. Dat heeft hij wel eerder geprobeerd.' 'Wanneer?'
'Tijdens onze reizen door Amerika. Er kwam toen geen opstand en nu ook niet. Mensen hebben er geen vertrouwen in, ze hebben geen dromen. En dat heeft hij allebei nodig. Dit is pure wanhoop. Hij is verslagen en dat weet hij.' Hij draaide zich om naar Jo-Beth. 'Het zal je plezier doen te horen dat ik de honden ga terugroepen. We weten nu waar Fletcher is. En waar zijn zoon naar toe gaat.'
'Ze volgen ons niet meer,' zei Tesla. De meute was inderdaad blijven stilstaan. 'Wat betekent dat in godsnaam?'
De man die op haar leunde gaf geen antwoord. Hij kon zijn hoofd nauwelijks optillen. Maar toen hij het deed, knikte hij in de richting van de supermarkt, naar een van de winkels met kapotgeslagen ruiten.
'Gaan we naar de supermarkt?' zei ze.
Hij bromde.
'Je zegt het maar.'
In de winkel tilde Fletcher zijn hoofd even op van zijn werkzaamheden. De jongen kwam in zicht. Hij was niet alleen. Een vrouw ondersteunde hem en droeg hem half over de parkeerplaats naar de hoop versplinterd glas. Fletcher hield op met zijn voorbereidingen en liep naar het raam. 'Howard?' riep hij.
Tesla keek op; Howie verspilde geen waardevolle energie aan een dergelijke poging. De man die uit de winkel te voorschijn kwam zag er niet uit als een vandaal. En hij leek ook niet iemand die de vader van de jongen kon zijn, maar ja, ze was nooit goed geweest in het zien van familiegelijkenissen. Hij was een lange, vale, grijze man en te oordelen naar zijn uitgeputte manier van lopen was hij er net zo slecht aan toe als zijn zoon. Ze zag dat zijn kleren kletsnat waren. Haar prikkende neusslijmvliezen vertelden haar dat het benzine was. Hij liet een spoor achter terwijl hij liep. Plotseling was ze bang dat de jacht hen in de greep van een gek had gebracht. 'Blijf staan,' zei ze.
'Ik moet Howard spreken, voor de Jaff komt.' 'De wie?'
'Je hebt hem hiernaar toe geleid. Hem en zijn leger.'
'Dat kon niet anders. Howie is heel erg ziek. Dat ding op zijn rug. . .'
'Laat eens kijken. . .'
'Geen open vuur,' waarschuwde Tesla hem, 'of ik ben hier weg.' 'Dat begrijp ik,' zei de man en liet net als een goochelaar zijn open handpalmen zien om te bewijzen dat hij geen trucjes zou uithalen. Tesla knikte en liet hem dichterbij komen. 'Leg hem neer,' zei de man.
Dat deed ze en haar spieren slaakten een zucht van verlichting. Zodra Howie de grond raakte, pakte zijn vader de parasiet met twee handen beet. Hij begon meteen wild tekeer te gaan en zijn ledematen vaster om het slachtoffer te klemmen. Howie, die nu nauwelijks meer bij bewustzijn was, begon naar adem te snakken.
'Hij vermoordt hem!' gilde Tesla. 'Pak hem bij zijn kop beet!' 'Wat?'
'Je hebt me gehoord. De kop. Pak hem beet.'
Ze keek even naar de man, toen naar het beest en toen naar Howie. Haar hart sloeg drie keer. Bij de vierde slag pakte ze het beest beet. Zijn bek zat aan Howies hals vast, maar het liet lang genoeg los om aan haar hand te kauwen. Op dat ogenblik trok de naar benzine stinkende man en lichaam en beest kwamen los van elkaar. 'Laat los!' schreeuwde de man.
Hij hoefde niet aan te dringen en ze trok haar handen los, ondanks het feit dat haar vlees nog in de muil zat. Howies vader gooide het beest naar achteren de supermarkt in waar het tegen een piramide van blikjes aan kwam en werd begraven.
Tesla bestudeerde haar hand. Er zat een gaatje midden in haar handpalm. Ze was niet de enige die interesse in haar wond had. 'Je gaat een reis ondernemen,' zei de man. 'Doe je aan handlezen?'
'Ik had de jongen willen sturen, maar ik zie nu. . . dat jij daarvoor in de plaats bent gekomen.'
'Wacht even, ik heb genoeg gedaan, man,' zei Tesla. 'Ik heet Fletcher en ik smeek je, laat me nu niet in de steek. Deze wond doet me aan mijn eerste verwonding denken die ik van de Nuntius kreeg. . .' Hij liet haar zijn handpalm zien waar inderdaad een litteken zat dat eruitzag alsof er een spijker doorheen geslagen was. 'Ik heb je veel te vertellen. Howie wilde er niets over horen. Jij wel. Dat weet ik. Je maakt deel uit van het verhaal. Je bent geboren om nu hier bij mij te zijn.' 'Ik begrijp er niets van.'
'Analyseer het morgen maar. Ga nu aan de gang. Help me. We hebben maar weinig tijd.'
'Ik wil je wel waarschuwen,' zei Grillo toen hij met Hotchkiss naar het winkelcentrum reed, 'wat wij uit de grond hebben zien komen, was nog maar het begin. Er zijn vannacht wezens in Palomo Grove zoals ik nog nooit eerder heb gezien.'
Hij hield in toen twee inwoners de weg overstaken om de bron van de oproep te voet te bereiken. Ze waren niet alleen. Er waren er meer en ze kwamen allemaal in het winkelcentrum bij elkaar alsof ze naar het carnaval gingen.
'Zeg dat ze teruggaan,' zei Grillo, aan zijn kant uit de auto hangend om een waarschuwing te roepen. Maar men schonk geen aandacht aan zijn geroep of dat van Hotchkiss. 'Als ze zien wat ik heb gezien,' zei Grillo, 'ontstaat er je reinste paniek.'
'Zal ze misschien wel goed doen,' zei Hotchkiss bitter. 'Ze hebben me
al die jaren stapelgek gevonden, omdat ik die grotten heb afgesloten.
Omdat ik de dood van Carolyn moord heb genoemd. . .'
'Ik kan het niet volgen.'
'Mijn dochter, Carolyn. . .'
'Wat is er met haar?'
'Een andere keer, Grillo. Als je tijd voor tranen hebt.' Ze kwamen bij de parkeerplaats van het winkelcentrum. Daar stonden misschien al zo'n dertig, veertig mensen bij elkaar. Sommigen slenterden rond en bekeken de aangerichte schade bij de verschillende winkels, anderen stonden er alleen maar en luisterden naar het loeien van het alarm alsof het hemelse muziek betrof. Grillo en Hotchkiss gingen de auto uit en liepen over de parkeerplaats naar de supermarkt.
'Ik ruik benzine,' zei Grillo.
Hotchkiss viel hem bij. 'We zouden die mensen hier weg moeten zien te krijgen,' zei hij. Terwijl hij zijn stem en zijn pistool hief, probeerde hij wat orde in de chaos te brengen. Zijn pogingen trokken de aandacht van een kleine kale man. 'Heb jij de leiding hier, Hotchkiss?' 'Tenzij jij die wilt hebben, Marvin.'
'Waar is Spilmont? Er zou hier iemand van de overheid moeten zijn. Al mijn ramen zijn ingegooid.'
'Ik weet zeker dat de politie al onderweg is,' zei Hotchkiss. 'Het is puur vandalisme,' ging Marvin verder. 'Kinderen uit L.A. die aan het joyriden waren of zo.'
'Dat denk ik niet,' zei Grillo. Hij werd duizelig van de benzinelucht. 'En wie ben jij dan wel?' wilde Marvin op schrille toon weten. Voor Grillo antwoord kon geven, kwam er iemand anders bij de schreeuwende mannen staan. 'Er is iemand daar binnen!'
Grillo keek naar de supermarkt. Zijn prikkende ogen bevestigden wat er werd gezegd. Er bewogen zich daar inderdaad gedaantes in de duisternis van de winkel. Hij liep door de scherven naar het raam toen een van de figuren duidelijker werd. 'Tesla?'
Ze hoorde hem, keek op en schreeuwde.
'Ga weg, Grillo!'
'Wat is er aan de hand?'
'Ga alleen maar weg.'
Hij negeerde haar raad en klom door het gat de vernielde gevel in. De jongen die ze had gered, lag met zijn gezicht naar beneden en tot aan zijn middel naakt op de tegels. Achter hem stond een man die Grillo wel en niet kende. Dat wil zeggen, hij kon geen naam vinden bij het gezicht, maar het was een aanwezigheid die hij instinctief herkende. Het kostte hem maar een paar tellen om erop te komen waarvandaan ook alweer. Het was een van de vluchtelingen uit de spleet. 'Hotchkiss,' schreeuwde hij. 'Kom hier!'
'Nu is het genoeg,' zei Tesla. 'Breng niemand bij ons in de buurt.' 'Ons?' zei Grillo. 'Sinds wanneer is het ons?'
'Hij heet Fletcher,' zei Tesla alsof ze antwoord gaf op Grillo's eerste vraag. 'De jongen heet Howard Katz.' Als antwoord op een derde vraag: 'Ze zijn vader en zoon.' En op een mogelijke vierde? 'De zaak ontploft, Grillo. En ik blijf erbij totdat het gebeurt.' Hotchkiss was naast Grillo komen staan. 'Allemachtig,' fluisterde hij.
'De grotten, hè?'
'Ja.'
'Kunnen we de jongen meenemen?' zei Grillo.
Tesla knikte. 'Maar wees snel,' zei ze. 'Of het is voor ons allemaal voorbij.' Haar blik ging van Grillo's gezicht naar de parkeerplaats of de nacht die daarachter lag. Er werd hier nog iemand verwacht. Die andere verschijning natuurlijk.
Grillo en Hotchkiss pakten de jongen beet en trokken hem overeind. 'Wacht.' Fletcher naderde het trio en de benzinelucht werd sterker naarmate hij dichterbij kwam. Maar er hingen meer luchtjes om de man. Grillo kreeg iets dat op een lichte elektrische schok leek toen de man zijn arm naar zijn zoon uitstrekte en er een contact werd gelegd door alle drie hun lichamen. Zijn geest gonsde een ogenblik; alle lichamelijke zwakheden verdwenen in een ruimte waar dromen als sterren boven hem hingen. Het was allemaal bijna te snel voorbij, bijna genadeloos toen Fletcher zijn hand van het gezicht van zijn zoon weghaalde. Grillo keek Hotchkiss even aan. Te oordelen naar de uitdrukking op diens gezicht had hij hetzelfde kortdurende heerlijke gevoel ervaren. Zijn ogen stonden vol tranen. 'Wat gaat er gebeuren?' zei Grillo en keek weer naar Tesla. 'Fletcher gaat weg.' 'Waarom? Waarheen?' 'Overal en nergens,' zei Tesla. 'Hoe weet je dat?'
'Omdat ik baar dat verteld heb,' was het antwoord van Fletcher. 'De Kern moet behouden blijven.'
Hij keek Grillo met een vage glimlach op zijn gezicht aan. 'Neem mijn zoon, heer,' zei hij. 'En hou hem uit de vuurlinie.' 'Wat?'
'Ga nou maar, Grillo,' zei Tesla. 'Wat er van nu af aan hier gebeurt, is zijn eigen wens.'
Ze namen Howie door het raam mee zoals hun gevraagd was. Hotchkiss stapte eerst naar buiten om het lichaam van de jongen aan te nemen, want dat was zo slap als een vers kadaver. Toen Grillo het gewicht van de jongen losliet, hoorde hij Tesla achter zich praten. Ze zei alleen maar: 'De Jaff!'
De andere vluchteling, Fletchers vijand, stond aan de rand van de parkeerplaats. De menigte die minstens vijf of zes keer in omvang was toegenomen, was uit elkaar geweken zonder dat hun dit duidelijk gevraagd was en liet een pad vrij tussen de vijanden. De Jaff was niet alleen gekomen. Achter hem liepen twee volmaakte Californi- sche schoonheden die Grillo niet kende. Hotchkiss wel. 'Jo-Beth en Tommy-Ray,' zei hij.
Bij het horen van de ene naam, tilde Howie zijn hoofd op. 'Waar?' mompelde hij, maar zijn ogen hadden hen al gevonden voor er tijd was om antwoord te geven. 'Laat me gaan,' zei hij en worstelde om Hotchkiss weg te duwen. 'Ze vermoorden haar als we hen niet tegenhouden.'
'Er staat meer op het spel dan jouw vriendinnetje,' zei Tesla en Grillo vroeg zich weer af hoe ze zo snel zo veel te weten was gekomen. Haar bron, Fletcher, kwam de supermarkt uit en liep langs hen heen - langs Tesla, Grillo, Howie en Hotchkiss - om aan het eind van de menselijke gang tegenover de Jaff te komen staan. De Jaff sprak het eerst:
'Wat stelt dit allemaal voor?' wilde hij weten, 'jouw fratsen hebben de halve stad gewekt.'
'Die helft die jij nog niet vergiftigd had,' antwoordde Fletcher. 'Praat jezelf het graf niet in. Smeek een beetje. Zeg dat je je ballen ervoor over zou hebben om nog een beetje te mogen leven.' 'Dat heeft nooit veel voor me betekend.' 'Je ballen niet?' 'Te leven.'
'Je hebt een ideaal gehad,' zei de Jaff en kwam heel langzaam op Fletcher af. 'Ontken het maar niet.' 'Niet zoals jij.'
'Dat is waar. Ik had de kans.' 'Je mag de Kunst niet hebben.'
De Jaff tilde zijn hand omhoog en wreef zijn wijsvinger en duim tegen
elkaar alsof hij geld wild gaan tellen.
'Te laat. Ik voel bet al in mijn vingers,' zei hij.
'Goed,' antwoordde Fletcher. 'Als je wilt dat ik smeek, zal ik smeken.
De Kern moet behouden blijven. Ik smeek je het niet aan te raken.'
'Jij krijgt het niet, hè?' zei de Jaff. Hij was een eindje van Fletcher
vandaan blijven staan. Nu kwam de jongen met zijn zuster.
'Mijn vlees,' zei de Jaff en wees op zijn kinderen. 'Zal alles voor me
doen. Nietwaar, Tommy-Ray?'
De jongen grinnikte.
'Alles.'
Tesla had zo ingespannen naar het gesprek tussen de twee mannen staan luisteren dat ze niet had gemerkt dat Howie zich van Hotchkiss had losgemaakt tot hij zich naar haar omdraaide en fluisterde: 'Het pistool.'
Ze had het wapen meegenomen de supermarkt uit en legde het met
tegenzin in Howies gewonde hand.
'Hij vermoordt haar zo meteen,' mompelde Howie.
'Ze is zijn dochter,' fluisterde Tesla terug.
'Denk je dat hem dat wat kan schelen?'
Toen ze weer keek, zag ze wat de jongen bedoelde. Wat voor veranderingen Fletchers Grote Werk (hij had het de Nuntius genoemd) ook in de Jaff teweeg had gebracht, ze hadden de man op het randje van de waanzin gebracht. Hoewel ze maar heel weinig tijd had gehad om de visioenen die Fletcher met haar had gedeeld tot zich te laten doordringen en alleen maar een vaag idee had gekregen over de Kunst, de Kern, Kosmos en Metakosmos, wist ze voldoende om ervan overtuigd te zijn dat een dergelijke macht in handen van dit wezen macht voor onmetelijke slechtheid zou zijn.
'Je hebt verloren, Fletcher,' zei de Jaff. 'Jij en dat kind van je hebben niet wat er nodig is om. . . modern te zijn.' Hij glimlachte. 'Maar aan de andere kant zijn deze twee de snijvlakken. Alles is een experiment. Begrijp je dat?'
Tommy-Ray had zijn hand op de schouder van Jo-Beth liggen en nu dwaalde hij af naar haar borst. Iemand in de menigte zei er iets over, maar hem werd de mond gesnoerd toen de Jaff in zijn richting keek. Jo-Beth ontweek haar broer, maar Tommy-Ray was niet van plan haar los te laten. Hij trok haar naar zich terug en boog zijn hoofd naar haar toe.
Een schot hield de kus tegen; de kogel doorploegde het asfalt voor de voeten van Tommy-Ray.
'Laat haar los,' zei Howie. Zijn stem was niet sterk, maar hij droeg wel ver.
Tommy-Ray deed wat hem werd gezegd en keek lichtelijk verbaasd naar Howie. Hij pakte zijn mes uit zijn achterbroekzak. De menigte merkte dat er bloedvergieten dreigde. Sommigen trokken zich terug, vooral de mensen met kinderen. De meesten bleven. Achter Fletcher boog Grillo zich naar Hotchkiss en fluisterde: 'Zou jij hem daarvandaan kunnen krijgen?' 'Die knul?' 'Nee. De Jaff.'
'Probeer het maar niet,' mompelde Tesla. 'Het zou hem toch niet
weerhouden.'
'Waarvan?'
'De hemel mag het weten.'
'Wil je me ten overstaan van al deze aardige mensen neerschieten?' zei Tommy-Ray tegen Howie. 'Ga je gang. Ik daag je uit. Schiet me maar neer, ik ben niet bang. Ik hou van de dood en de dood houdt van mij. Haal de trekker maar over, Katz. Als je het lef hebt.' Terwijl hij sprak liep hij langzaam naar Howie toe, die zichzelf nauwelijks overeind kon houden. Maar hij hield het pistool op Tommy- Ray gericht.
De Jaff bracht de impasse tot een eind door Jo-Beth naar zich toe te trekken. Zijn greep ontlokte haar een kreet. Howie keek naar haar en Tommy-Ray viel hem met getrokken mes aan. Het kostte Tommy-Ray maar een duw om Howie ten val te brengen. Het pistool vloog uit zijn handen. Tommy-Ray trapte Howie hard tussen zijn benen en liet zich toen boven op zijn slachtoffer vallen. 'Vermoord hem niet!' zei de Jaff.
Hij liet Jo-Beth gaan en liep naar Fletcher. Van zijn vingers, waarvan hij had beweerd dat hij daar de Kunst al in voelde opkomen dropen druppeltjes macht als ectoplasma in de lucht. Hij kwam bij de vechters en scheen op het punt te staan tussenbeide te komen, maar in plaats daarvan keek hij er even naar, alsof het twee vechtende honden waren en liep toen langs hen naar Fletcher toe. 'We kunnen ons maar beter terugtrekken,' mompelde Tesla tegen Grillo en Hotchkiss. 'We kunnen nu toch niets meer doen.' Een paar seconden later werd dit bewezen toen Fletcher in zijn zak greep en een doosje lucifers te voorschijn haalde waar Marvin's Food and Drug op stond. Ook de toeschouwers moesten beseffen wat er nu stond te gebeuren. Ze hadden de benzine geroken. Ze kenden de bron. En nu waren er lucifers. Maar niemand trok zich terug. Hoewel geen van hen veel van het gesprek tussen de hoofdfiguren begreep, waren er maar weinigen in de menigte die niet aanvoelden dat er belangrijke gebeurtenissen op til waren. Hoe konden ze de andere kant op kijken, als ze voor het eerst van hun leven de gelegenheid hadden een blik op de goden te werpen?
Fletcher maakte het doosje open en haalde er een lucifer uit. Hij was bezig die af te strijken toen nieuwe vonken van kracht uit de handen van de Jaff te voorschijn kwamen en op Fletcher afvlogen. Ze sloegen als kogels tegen zijn vingers en hun kracht sloeg het doosje en de lucifers uit Fletchers handen.
'Verspil je tijd niet met trucjes,' zei de Jaff. 'Je weet dat vuur mij niet kan deren. En jou evenmin, tenzij je dat wilt. En als je er een eind aan wilt maken, hoef je er maar om te vragen'. Dit keer bracht hij zijn vergif naar Fletcher toe in plaats van het uit zijn hand te laten vliegen. Hij naderde zijn vijand en raakte hem aan. Er ging een rilling door Fletcher. Hij draaide zijn hoofd met uiterste krachtsinspanning zover om dat hij Tesla kon aankijken. Ze las zo'n kwetsbaarheid in zijn ogen; hij had zichzelf blootgegeven om het eindspel dat hij in zijn hoofd had te kunnen uitvoeren en nu had de gemeenheid van de Jaff direct toegang tot zijn wezen. De smeekbede in zijn uitdrukking was niet mis te verstaan. De aanraking van de Jaff veroorzaakte een complete chaos in zijn lichaam. De enige manier waarop hij daarvoor behoed kon worden, was door de dood. Ze had geen lucifers, maar ze had wel het pistool van Hotchkiss. Zonder een woord te zeggen pakte ze het uit zijn handen. Haar beweging trok de aandacht van de Jaff en één ijzig ogenblik ontmoette ze zijn krankzinnige ogen, toen zag ze een fantoomhoofd dat om hen heen opzwol, een andere Jaff die achter de eerste schuil ging. Ze richtte het pistool op de grond achter Fletcher en vuurde. Er spatten geen vonken, zoals ze had gehoopt. Ze richtte zonder na te denken weer; haar enige gedachte was hoe ze de ontsteking tot stand moest brengen. Ze had wel vaker vuurtjes gestookt. Op papier, om de geest te bereiken. Nu moest het er een voor het lichaam worden. Ze ademde langzaam door haar mond uit, net zoals ze 's morgens deed voor ze achter haar schrijfmachine ging zitten, en haalde de trekker over.
Het leek wel of ze het vuur zag komen voor het ontstoken was. De vonk die aan de bliksemschicht vooraf ging, was als een heldere storm. De lucht rondom Fletcher werd geel. Toen vloog hij in brand. De hitte was plotseling en intens. Ze liet het pistool vallen en rende naar een plek waar ze beter kon zien wat er verder gebeurde. Fletcher ving haar blik door de verzengende vuurzee op. Er lag een vriendelijkheid in zijn uitdrukking die ze tijdens de rest van de avonturen die de toekomst haar nog zou brengen met zich mee zou dragen als een herinnering aan hoe weinig ze eigenlijk van de werking van de wereld begreep. Dat een man het prettig kon vinden om te verbranden, er voordeel bij had en tot bloei kon komen in het vuur was een les die geen schooljuffrouw haar ooit had bijgebracht. Maar hier lag het feit, door haar eigen handen verwerkelijkt.
Achter het vuur zag ze de Jaff vol minachting schouderophalend weglopen. De vingers waarmee hij Fletcher had aangeraakt, stonden in brand. De vlammen bliezen ze als vijf kaarsen uit. Achter hem trokken Howie en Tommy-Ray zich voor de hitte terug, even hun haat vergetend. Deze beelden hielden haar aandacht maar een ogenblik gevangen voor ze zich weer tot het schouwspel van de brandende Fletcher wendde. Maar in die korte tijd was er toch al heel wat veranderd. Het vuur dat als een pilaar om hem heen woedde, brandde hem niet weg, maar veranderde hem waarbij flitsen helder materiaal werden weggeworpen.
De reactie van de Jaff op deze lichtjes - hij trok zich terug als een dolle hond voor water - gaf haar een idee over de aard van het spul. Ze waren voor Fletcher wat de druppels die de lucifers uit zijn handen hadden weggeslagen voor de Jaff waren, een of andere wezenlijke macht die zich ontlaadde en waar de Jaff een afschuw van had. De helderheid tekende het gezicht achter zijn gezicht duidelijk. Dat beeld en de wonderbaarlijke verandering in Fletcher trokken haar dichter naar het vuur dan eigenlijk veilig was. Ze rook dat haar haren verschroeiden. Maar ze was te veel onder de indruk om nu nog terug te gaan. Tenslotte had zij dit veroorzaakt. Zij was de schepper. Net als de eerste aap de vlam koesterde en zo de soort veranderde. En dat was wat Fletcher hoopte, begreep ze, de verandering van de soort. Dit was niet zomaar een schouwspel. De brandende flitsen die van Fletchers lichaam kwamen, droegen de bedoeling van hun stamvader in zich. Ze kwamen uit de kolom als heldere zaadjes en zweefden door de lucht op zoek naar vruchtbare bodem. Die werd gevormd door de omstanders uit Palomo Grove en de vuurvliegjes vonden hen. Wat ze alleen bijzonder opvallend vond, was dat niemand vluchtte. Misschien had het voorafgaande geweld de zachtmoedigen al afgeschrokken en wilde de rest het wel meemaken; sommigen kwamen zelfs uit de gelederen naar voren om de lichtjes op te vangen, als communicantjes bij het altaar. De kinderen kwamen eerst, grepen de flitsen en bewezen dat het geen kwaad kon. Het licht brak in hun open handjes of tegen hun uitnodigende gezichtjes waarbij het vuur even in hun ogen weerkaatste. De ouders van deze vermetelen waren de volgenden die getroffen werden. Sommigen die werden geraakt, riepen hun wederhelften toe: 'Het kan geen kwaad. Het doet geen pijn. Het is alleen maar. . . licht!'
Maar Tesla wist dat het meer was. Het was Fletcher. En door zichzelf op deze manier weg te geven, verdween zijn fysieke zelf gaandeweg. Zijn borst, handen en liezen waren al bijna verdwenen, zijn hoofd en hals, nog verbonden met zijn schouders en die weer met de rest van zijn onderlichaam via delen stofachtig spul, vielen aan iedere vlaag van de vlammen ten prooi. Ze braken af terwijl ze toekeek en veranderden in licht. En terwijl ze daar stond, schoot een kinderliedje door haar hoofd. Haar geest zong Jezus wants me for a sun- beam. Een oud liedje voor een nieuw tijdperk. De eerste akte van dat tijdperk liep al op haar eind. Fletcher was bijna op, zijn gezicht was bij de ogen en de mond weggevreten, de schedel begon uit elkaar te vallen, zijn hersens smolten tot een lichtgevende massa en werden uit de hersenpan geblazen als een paardebloem in een augustuswind. En daarmee verdwenen de overgebleven stukjes van Fletcher eenvoudig in het vuur. Zonder brandstof doofde de vlam. Het slonk niet, er was geen as, zelfs geen rook. Het ene ogenblik licht, hitte en wonderen. Het volgende niets meer. Ze had te dicht bij Fletcher gestaan om te tellen hoeveel getuigen hij met zijn lichtflitsen had geraakt. Velen waarschijnlijk. Misschien wel allemaal. Misschien was het wel hun massa die de Jaff ervan had weerhouden een poging tot vergelding te ondernemen. Want tenslotte had hij een leger dat in de duisternis stond te wachten. Maar hij had verkozen het niet op te roepen. In plaats daarvan was hij met een minimum aan show vertrokken. Tommy-Ray was met hem meegegaan. Jo-Beth niet. Howie was tijdens Fletchers oplossing naast haar gaan staan met een revolver in zijn hand. En het enige dat Tommy- Ray kon doen, was nauwelijks samenhangende dreigementen uiten en vervolgens achter zijn vader aangaan.
En dat was in feite de laatste opvoering van de sjamaan Fletcher. Er zouden natuurlijk reacties komen, maar niet voordat de ontvangers van zijn lichtflitsen een paar uur op hun gift hadden geslapen. Er waren belangrijker gevolgen. Voor Grillo en Hotchkiss was dat de voldoening dat ze wisten dat hun zintuigen hen indertijd in de grotten niet hadden bedrogen. Voor Jo-Beth en Howie een reünie na de gebeurtenissen die hen dicht bij de dood hadden gebracht en voor Tesla de wetenschap dat met het heengaan van Fletcher een grote verantwoordelijkheid op haar schouders was neergedaald. Maar het was Palomo Grove zelf dat het zwaartepunt van de betovering van de nacht droeg. De straten hadden gruwelen gezien. De inwoners waren door geesten aangeraakt. Binnenkort zou er oorlog zijn.