6

Carolyn Hotchkiss had haar drie vriendinnen er vele jaren geleden al regelmatig aan helpen herinneren dat de aardkorst dun was en dat Palomo Grove langs een barst in die dunne korst was gebouwd. En op een dag zou die openscheuren en de hele stad in die afgrond stor­ten. In de twee decennia sinds ze haar eigen voorspellingen het zwij­gen had opgelegd met pillen, voorspelde de technologie dat dit ogen­blik snel naderbij kwam. Er werden haarscheurtjes geconstateerd en hun activiteiten werden op monitors gadegeslagen. In het geval van de grote aardbeving zouden de waarschuwingen op tijd komen om het leven van miljoenen te redden, niet alleen in San Francisco en Los Angeles, maar ook in kleinere gemeenschappen zoals Palomo Grove. Geen van deze monitors en in kaart brengers kon echter de plotselin­ge gebeurtenissen op Coney Eye voorspeld hebben. Of de ernst van de gevolgen. Het hellen van de binnenkant van het huis van Vance had een subtiele maar doordringende boodschap de Heuvel in­gestuurd en door de grotten en tunnels onder de stad een systeem in werking gezet dat reeds jaren zachtjes lag te rommelen en maar een klein zetje nodig had om in beweging te komen en eens goed tekeer te kunnen gaan. Hoewel de meest spectaculaire gevolgen van die op­stand op de lagere delen van de Heuvel plaatsvonden, waar de grond zich opende alsof de grote beving inderdaad op komst was en een van de Crescents in een spleet liet glijden die zo'n tweehonderd meter lang en zo'n twintig breed was, leden alle wijken behoorlijk schade. De vernietigende kracht nam na de eerste schokgolf niet af, zoals mis­schien te verwachten was bij een normale beving. Hij werd heviger, de boodschap van anarchie verspreidde zich en kleine verzakkingen slokten huizen, garages, stoepen en winkels op. In Deerdell werd aan de huizen die het dichtst bij het bos stonden de meeste schade toege­bracht; de weinige inwoners die er nog waren, werden door een mas­sale uittocht van dieren die zich een weg baanden voor de bomen zichzelf ontwortelden, gewaarschuwd voor de naderende vernieti­ging. De huizen kwamen snel daarna aan de beurt: straat na straat viel als dominosteentjes in elkaar. Stillbrook en Laureltree liepen aanzienlijke schade op, maar zonder de nodige waarschuwing of enig waarneembaar patroon. Spleten openden zich midden op straat en in achtertuinen. Zwembaden stonden binnen een paar tellen zonder wa­ter, wegen werden in maquettes van de Grand Canyon veranderd. 

Maar of het nu willekeurig of systematisch ging, plotseling of met waarschuwing, uiteindelijk kwam het overal op hetzelfde neer. Palo­mo Grove werd door de grond waar het op gebouwd was, verzwol­gen.

Er waren natuurlijk vele doden. Maar die bleven vrijwel onopge­merkt, want dat waren de mensen die al dagen alleen in huis opgeslo­ten hadden gezeten en hun achterdocht hadden gekoesterd over de wereld die ze niet aan het daglicht durfden te laten zien. Niemand miste hen, omdat niemand wist wie de stad uit was en wie was geble­ven. Het vertoon van solidariteit van de mensen van Palomo Grove na die eerste avond in het winkelcentrum was maar heel oppervlak­kig geweest. Er waren geen uitzonderlijke gemeentevergaderingen bijeengeroepen, er werden geen gemeenschappelijke angsten gedeeld. Toen de zaken steeds slechter gingen, waren de gezinnen eenvoudig weggeslopen, vaak 's nachts en nog vaker zonder een woord tegen hun buren te zeggen. De enkelen die waren overgebleven, werden be­graven onder het puin van de daken zonder dat iemand zelfs maar wist dat ze er eigenlijk nog waren. Tegen de tijd dat de autoriteiten in de gaten kregen hoe wijd verbreid de schade wel was, waren veel straten niet meer toegankelijk en was het zoeken naar slachtoffers een taak voor morgen, wanneer het niet zo belangrijk meer zou zijn om uit te zoeken wat er was gebeurd (en nog steeds gebeurde) in het huis van Buddy Vance.

Voor de eerste onderzoekers - geroutineerde politiemannen die dachten dat ze alles al hadden gezien - was het duidelijk geweest dat er een of andere kracht in Coney Eye was losgelaten die niet zo ge­makkelijk geïdentificeerd zou kunnen worden. Anderhalf uur nadat de eerste auto Coney Eye had bereikt en de politieagent zijn meerdere verslag uitbracht over de conditie van het huis, waren er al verschei­dene fbi-mannen ter plaatse en waren twee professoren - een fysicus en een geoloog - onderweg vanuit L.A. Men ging het huis binnen en verklaarde dat het fenomeen dat zich daar bevond en dat alle logi­sche verklaringen tartte, dodelijk was. Wat heel duidelijk was onder de talloze onzekerheden, was het feit dat de inwoners van Palomo Grove op de een of andere manier hadden geweten dat er een diep­gaande ontwrichting in hun midden zou plaatsvinden. Ze waren al dagen van tevoren bezig geweest hun stad te verlaten. Waarom nie­mand het nodig had gevonden om iemand buiten de grenzen van Pa­lomo Grove voor het gevaar te waarschuwen, was een van de talloze raadsels.

Als de onderzoekers hadden geweten waar ze moesten zoeken, had­den ze een antwoord gekregen van een ieder die zich voor het Terrace Motel uit de grond had gesleept. Ze zouden die antwoorden mis­schien als krankzinnig hebben afgedaan, maar zelfs Tesla - die ab­soluut vastbesloten was geweest dat Grillo zijn verhaal niet zou ver­tellen - zou het nu openlijk hebben verteld als ze daar nog de kracht voor had gehad. De warmte van de zon en het zien ervan alleen al had haar wel een beetje laten opleven, maar het had ook de modder en het bloed op haar gezicht en lichaam laten opdrogen en de intense kou in haar botten een beetje doen smelten. Jaffe was de eerste ge­weest die de schaduw van het motel had opgezocht. Na een paar mi­nuten waren de anderen gevolgd. Het motel was door gasten en per­soneel verlaten en terecht. De spleet op de parkeerplaats was er maar een van vele, de grootste spreidde zich voor de voordeur van het ge­bouw uit en de scheuren klommen over de voorkant als een bliksem­schicht die uit de aarde kwam. Binnen waren talloze tekenen van het haastige vertrek van de laatste inwoners; bagage en persoonlijke be­zittingen lagen op en onder de trappen verspreid en de deuren die niet uit het lood hingen door de bevingen stonden wagenwijd open. Ze slenterde door de rijen kamers tot ze wat achtergelaten kleren vond. Toen draaide ze de kraan van een douche open, liet het water zo warm mogelijk worden, kleedde zich uit en stapte eronder. De warm­te maakte haar soezerig en ze had de grootste moeite er weer onder vandaan te stappen en zich weer af te drogen. Helaas waren er spie­gels. Haar gekneusde en pijnlijke lichaam was een zielige vertoning. Ze bedekte het zo snel mogelijk met kledingstukken die niet pasten en niet bij elkaar hoorden, wat ze wel leuk vond; onconventioneel was altijd haar favoriete manier van kleden geweest. Terwijl ze zich aankleedde, maakte ze wat koude koffie voor zichzelf klaar en verliet de kamer. Het was tien voor half vier toen ze te voorschijn kwam, bijna zeven uur sinds ze met z'n vieren naar Deerdell waren gereden om de afdaling te maken.

Grillo en Hotchkiss waren in het kantoor. Ze waren koffie aan het zetten. Ze hadden zich ook gewassen, hoewel niet zo grondig als zij; zij namen genoegen met schone plekken te voorschijn te schrobben onder omringende modder. Ze hadden ook hun doorweekte truien uitgetrokken en hadden jacks gevonden die ze konden aantrekken. Beiden zaten te roken.

'We hebben het allemaal,' zei Grillo; zijn manier van doen was die van een man die zwaar in verlegenheid was gebracht en vastbesloten was zich erdoor heen te slaan. 'Koffie. Sigaretten. Oude doughnuts. Het enige dat we nog missen zijn wat goede drugs.' 'Waar is Jaffe?' wilde Tesla weten.

'Dat weet ik niet,' zei Grillo.

'Wat bedoel je, dat weet ik niet?' zei Tesla. in godsnaam, Grillo, we moeten hem niet uit het oog verliezen.'

'Hij is tot zover met ons meegekomen,' antwoordde Grillo. 'Hij zal nu heus niet meer weglopen.'

'Misschien niet,' gaf Tesla toe. Ze schonk koffie voor zichzelf in. is er suiker in huis?'

'Nee, maar er zijn gebakjes en kwarktaart. Oud, maar eetbaar. Ie­mand hier hield van zoetigheid. Wil je ook wat?' ik wil best wat,' zei Tesla. Ze nam een slokje koffie.  'Ik denk dat je gelijk hebt. . .' 'Wat betreft die zoetigheid?' 'Wat betreft Jaffe.'

'Hij is absoluut geen barst in ons geïnteresseerd,' zei Hotchkiss. 'Ik word misselijk als ik naar hem kijk.' 'Daar heb je ook alle reden toe,' zei Grillo.

'Verdomd als het niet waar is,' zei Hotchkiss. Hij keek even van opzij naar Tesla. 'Als dit allemaal voorbij is, wil ik hem zelf eens onder handen nemen. Oké? We hebben nog wat met elkaar te bespreken.' Hij wachtte niet op antwoord, maar liep met de koffie de zon in. 'Waar heeft hij het over?' vroeg Tesla. 'Over Carolyn,' zei Grillo. 'Ach, natuurlijk.'

'Hij geeft Jaffe de schuld van wat er met haar is gebeurd. En dat is ook terecht.'

'Hij moet het verschrikkelijk moeilijk hebben.'

ik denk niet dat de trip iets nieuws voor hem was,' zei Grillo.

'Ik geloof van niet.' Ze dronk haar mok koffie leeg. 'Zo, nu kan ik

er weer even tegen,' zei ze. ik ga Jaffe zoeken.'

'Voor je dat doet. . .'

'Ja?'

'Ik wilde alleen even zeggen. . . wat er beneden is gebeurd. . . het spijt me dat ik me niet nuttiger heb gemaakt. Ik ben altijd al doodsbe­nauwd geweest om levend begraven te worden.' 'Dat klinkt heel redelijk,' zei Tesla.

'Ik wil het goedmaken. Ik wil je helpen waar ik kan. Je hoeft het maar te zeggen. Ik weet dat jij hier iets in te brengen hebt. Ik heb dat niet.' 'Niet echt, hoor.'

'Jij hebt Jaffe overgehaald met ons mee te gaan. Hoe heb je dat ge­daan?'

'Hij had een raadseltje. Dat heb ik opgelost.' 'Je doet net of het heel eenvoudig was.' 

'Misschien is het allemaal wel heel eenvoudig. . . Wat voor ons ligt is zo groot, Grillo, dat we alleen ons instinct maar hoeven te gebrui­ken.'

'Het jouwe is altijd beter geweest dan het mijne. Ik hou van feiten.' 'Die zijn ook eenvoudig,' zei ze. 'Er is een gat en daar komt iets door­heen dat mensen zoals jij en ik niet kunnen bevatten. Als we dat gat niet dichtmaken, zijn we er geweest.' 'En Jaffe weet hoe?' 'Hoe wat?'

'Hoe het gat dicht moet?' Tesla staarde hem aan. 'Gokken?' vroeg ze. 'Nee.'

Hij zat op het dak en daar vond ze hem ook, hoewel het zo ongeveer de laatste plek in het motel zou zijn geweest waar ze hem gezocht zou hebben. Hij was bezig met iets dat ze ook nooit zou hebben ver­wacht. Hij staarde naar de zon.

ik dacht dat je ons aan ons lot had overgelaten,' zei ze.

'Je hebt gelijk,' antwoordde hij zonder haar aan te kijken. 'Hij schijnt

op iedereen, goed en slecht. Maar ik krijg het er niet warm van. Ik

ben vergeten hoe het ook weer is om het warm of koud te hebben.

Of hongerig te zijn. Of vol te zitten. Ik mis dat wel erg.'

Het zure zelfbewustzijn dat hij in de grotten ten toon had gespreid

was helemaal verdwenen. Hij was bijna timide.

'Misschien komt dat wel terug,' zei ze. 'Het menselijke, bedoel ik.

Dan wordt de Nuntius teniet gedaan.'

'Dat zou ik prettig vinden,' zei hij. 'Ik zou graag weer Randolph Jaffe uit Omaha, Nebraska zijn. De klok terugdraaien maar niet die kamer ingaan.' 'Welke kamer?'

'De Kamer met Onbestelbare Brieven in het postkantoor,' zei hij. 'Daar is het allemaal begonnen. Ik zou het je eens moeten vertellen.' 'Ik wil het graag horen. Maar eerst. . .' 'Ik weet het. Het huis. De scheur.'

Nu keek hij haar aan, of liever gezegd, achter haar naar de heuvel.

'We moeten er vroeg of laat toch naar toe,' hielp ze hem herinneren.

'Ik geef er de voorkeur aan om het nu maar te doen, nu het nog licht

is en ik nog een beetje energie over heb.'

'En als we er zijn?'

'Dan hopen we op inspiratie.' 

'Die moet ergens vandaan komen,' zei hij. 'En we hebben geen van beiden goden, is het wel? Daar heb ik al die jaren in gehandeld. In mensen zonder goden. Dat zijn wij nu.'

Ze herinnerde zich wat D'Amour had gezegd toen ze hem had verteld dat ze niet bad. Iets over bidden dat zin kreeg als je wist hoeveel er zich nog buiten de aarde bevond.

'Ik begin langzamerhand een gelovige te worden,' zei ze. 'Heel lang­zaam.'

'Een gelovige waarin?'

in hogere machten,' zei ze met een enigszins verlegen schouderopha­len. 'De School had zijn streven, waarom zou ik dat niet hebben?' 'Hadden ze die?' zei hij. 'Beschermden ze de Kunst omdat de Kern be­houden moest blijven? Ik denk van niet. Ze waren alleen maar bang voor wat eruit zou kunnen breken. Het waren waakhonden.' 'Misschien hebben hun taken hen verheven.'

'Tot wat? Heiligen? Voor Kissoon heeft het anders niet veel gedaan. Die aanbad alleen zichzelf maar. En de Iad.'

Dat was een akelige gedachte. Wat zou een volmaakter contrast vormen voor D'Amours opmerkingen over geloof in mysteries dan de openbaring van Kissoon dat alle religies maskers voor de School wa­ren; manieren om het volk af te leiden van het geheim der geheimen, 'Ik krijg steeds vluchtige beelden waar Tommy-Ray zit,' zei Jaffe.' 'Hoe ziet het eruit?'

'Steeds donkerder,' antwoordde Jaffe. 'Hij heeft zich lange tijd bewo­gen, maar nu niet meer. Misschien is het tij veranderd. Er komt ge­loof ik iets uit de duisternis. Of misschien is het de duisternis. Ik weet het niet. Maar het komt wel dichterbij.'

'Laat het me weten zodra hij iets ziet,' zei Tesla, ik wil details weten.' 'Ik wil niet kijken, niet met zijn ogen en niet met de mijne.' 'Misschien heb je geen keus. Hij is je zoon.'

'Hij heeft me keer op keer teleurgesteld. Ik ben hem niets schuldig. Hij heeft zijn fantomen.'

'Een volmaakte familie,' zei Tesla. 'Vader, Zoon en. . .' '. . .Heilige Geest,' zei Jaffe.

'Zo is het,' antwoordde ze, maar er kwam een andere echo uit het

verleden naar boven. 'Trinity.'

'Wat is daarmee?'

'Daar was Kissoon zo bang voor.

'Voor Trinity?'

'Ja. Toen hij me voor het eerst de Lus in haalde, liet hij die naam val­len. Ik denk dat het een vergissing was. Toen ik hem erover uitdaag­de, werd hij zo zenuwachtig dat hij me liet gaan.' 'Ik heb Kissoon nooit voor een christen gehouden,' merkte Jaffe op. 'Ik ook niet. Misschien bedoelde hij een andere godheid. Of godbe­den. Een of andere kracht die de School kon oproepen. Waar is het medaillon?'

'In mijn zak. Je zult het zelf moeten pakken. Mijn handen zijn erg zwak.'

Hij haalde ze uit zijn zakken. In het vage licht van de grotten was hun verminking weerzinwekkend geweest, maar hier in het heldere zon­licht was het nog walgelijker; het vlees was zwart en vochtig gewor­den en het bot eronder brokkelde af.

'Ik val aan stukken,' zei hij. 'Fletcher gebruikte vuur. Ik heb mijn tan­den gebruikt. Het is allebei zelfmoord. Alleen was zijn manier snel­ler.'

Ze greep in zijn zak en haalde het medaillon eruit. 'Je schijnt het niet erg te vinden,' zei ze. 'Wat niet?'

'Om uit elkaar te vallen,'

'Nee,' gaf hij toe. 'Ik zou graag doodgaan, zoals gebeurd zou zijn als ik in Omaha was gebleven en gewoon oud was geworden. Ik wil niet voor eeuwig leven. Wat heeft het voor nut om maar door en door te gaan als je de zin er toch niet van inziet?'

Terwijl ze het medaillon bekeek, had ze weer dat tevreden gevoel dat ze had gekregen toen ze de raadsels op het medaillon had opgelost. Maar er was niets aan het ontwerp, zelfs niet nu ze het in het daglicht hield, dat als Trinity te interpreteren viel. Er waren kwartetten. Vier armen, vier cirkels. Maar geen trio's.

'Dit heeft geen zin,' zei ze. 'We kunnen er dagen aan verdoen om daaruit te komen.'

'Waaruit te komen?' zei Grillo die ook het zonlicht in kwam.

'Trinity,' zei ze. 'Heb jij enig idee wat dat betekent?'

'Vader, Zoon en ...'

'Afgezien van wat iedereen weet.'

'Dan néé, ik weet het niet. Waarom?'

ik hoopte het alleen maar.'

'Hoeveel Trinity's kunnen er zijn?' zei hij. 'Het kan toch niet zo moei­lijk zijn om dat uit te vinden.' 'Door wie? Door Abernethy soms?'

'Daar zou ik mee kunnen beginnen,' zei Grillo. 'Hij is een godvruch­tig man. Dat beweert hij tenminste. Is het belangrijk?' 'Op dit ogenblik is alles belangrijk,' zei ze.

'Ik ga er wel achteraan,' antwoordde hij. 'Als de telefoon tenminste nog werkt. Je wilt alleen weten. . .' 'Alles over Trinity. Alles.'

'Harde feiten, daar hou ik van,' zei hij. 'Harde feiten.'

Hij liep het trapje af. Op dat moment hoorde Tesla Jaffe mompelen: 'Kijk de andere kant op, Tommy. Kijk gewoon de andere kant op . . .'

Hij had zijn ogen nu dichtgedaan en begon te trillen. 'Kun je hem zien?' vroeg ze hem. 'Het is zo donker.' 'Kun je hem zien?'

'Ik zie iets bewegen. Iets groots. Iets heel groots. Waarom verroer je

je niet, jongen? Ga weg voor ze je zien. Ga weg!'

Plotseling vlogen zijn ogen open.

'Genoeg!' zei hij.

'Heb je hem verloren?' zei Tesla.

'Ik heb gezegd: genoeg!'

'Is hij niet dood?'

'Nee, hij. . . surft op de golven.'

'Surfen op de Kern?' vroeg ze.

'Het lijkt er verdomd veel op.'

'En de Iad?'

'Zitten achter hem aan. Ik had gelijk, het tij is veranderd. Ze komen eraan.'

'Beschrijf eens wat je zag,' zei ze. 'Ik zei al, ze zijn enorm groot.'                 'Is dat alles?'

'Net bergen die bewegen. Bergen bedekt met sprinkhanen of vlooien. Groot en klein. Ik weet het niet. Het lijkt allemaal zinloos.' 'Dan moeten we die scheur maar zo snel mogelijk dichtmaken. Ber­gen kan ik wel aan. Maar laten we de vlooien buiten de deur houden, hè?'

Toen ze bij de voordeur kwamen, stond Hotchkiss daar. Grillo had al met hem over Trinity gesproken en hij had een beter idee dan het aan Abernethy te vragen.

'Er is een boekwinkel in het winkelcentrum,' zei hij. 'Zal ik daar eens wat Trinity's opzoeken?'

'Dat kan geen kwaad,' zei Tesla. 'Als Kissoon zo bang was voor Tri­nity, maakt het zijn werkgevers misschien ook wel bang. Waar is Grillo?'

'Buiten op zoek naar een auto. Hij neemt jullie wel mee de Heuvel op. Daar gaan jullie toch naartoe, hè?' Hij keek vol afkeer naar Jaffe. 'Daar gaan wij naar toe,' zei Tesla. 'En daar blijven we ook. Dus daar kun je ons vinden.'

'Tot het bittere eind?' vroeg Hotchkiss zonder zijn ogen van Jaffe af te wenden.

'Tot het bittere einde.'

Grillo had een auto op de parkeerplaats van het motel gevonden en daar het slot van geforceerd.

'Waar heb je dat geleerd?' vroeg ze hem toen ze tegen de Heuvel opre­den. Jaffe zat met zijn ogen dicht in elkaar gezakt op de achterbank, 'Ik heb een keer een stukje gemaakt in mijn onderzoeksfase. . .' 'Over autodieven?'

inderdaad. Ik heb toen een paar trucjes opgestoken en die heb ik nooit meer vergeten. Ik ben een vat vol zinloze informatie. Met Grillo heb je altijd wat nieuws.' 'Maar niets over Trinity?' 'Daar blijf je op terugkomen.'

'Uit wanhoop,' zei ze. 'We hebben verder niet zoveel houvast.' 'Misschien heeft het iets te maken met wat D'Amour heeft gezegd over de Verlosser.'

'Een ingrijpen op het laatste moment van een hogere macht?' zei

Tesla. 'Daar ga ik niet op zitten wachten.'

'Barst.'

'Problemen?'

'Voor ons.'

Er liep een scheur door het kruispunt dat ze naderden. Hij liep over de straat en het trottoir. Er was geen mogelijkheid om daarlangs de heuvel op te komen.

'We zullen een andere weg moeten proberen,' zei Grillo. Hij zette de auto in zijn achteruit, reed naar achteren en nam een zijstraat. Er wa­ren overal blijken van de onbetrouwbare grond in Palomo Grove. Gevallen lantaarnpalen en bomen, gebarsten trottoirs, water dat uit vernielde leidingen stroomde. 'Het scheurt allemaal,' zei Tesla. 'Zoals je zegt.'

De volgende straat verleende hun toegang tot de Heuvel en ze reden omhoog. Tijdens het naar boven rijden zag Tesla een tweede auto die van de uitrit van de grote weg kwam. Het was geen politieauto, tenzij de plaatselijke politie tegenwoordig in Volkswagens reed die met lichtgevende gele verf waren bespoten. 'Roekeloos,' zei ze. 'Wat?'

'Iemand die terug naar de stad komt.'

'Vermoedelijk een reddingsoperatie, 'zei Grillo. 'Mensen nemen wat

ze kunnen zolang ze het nog kunnen.'

'Tja.'

De kleur van de auto bleef haar nog lang bij omdat hij zo fel en on­toepasselijk was. Ze wist niet zeker waarom, misschien omdat het zo typisch voor West-Hollywood was en ze eraan twijfelde of ze haar flat in North Huntley Drive nog ooit zou terugzien. 'Het ziet ernaar uit dat een welkomscomité ons staat op te wachten,' zei Grillo.

'Het volmaakte ogenblik voor de film,' zei Tesla. 'Doorrijden, chauf­feur.'

'Beroerde dialoog, zeg.' 'Rij nou maar.'

Grillo zwaaide uit om een botsing met de politieauto te vermijden, zette zijn voet op het gaspedaal en was het voertuig voorbij voor de chauffeur de kans had gehad hem de pas af te snijden. Tesla keek om naar de auto die ze achter zich hadden gelaten. Het zag er niet naar uit dat ze achtervolgd werden. De chauffeur zou al­leen de rest van de eenheid alarmeren. 'Doe wat je moet doen,' zei Tesla tegen Grillo. 'Je bedoelt?'

'Ik bedoel, vermorzel ze als ze je in de weg lopen. We hebben geen tijd om lief te doen.'

'Het huis zal krioelen van de agenten,' waarschuwde hij.

'Dat betwijfel ik,' zei ze. ik denk dat ze wel op een afstandje zullen

blijven.'

Ze had gelijk. Toen ze in de buurt van Coney Eye kwamen, was het duidelijk dat de agenten hadden besloten dat dit buiten hun actieradi­us lag. De auto's waren een eind van het hek vandaan geparkeerd en de mannen stonden een behoorlijk eind van hun voertuigen vandaan. De meesten staarden alleen maar naar het huis, maar er was een af­vaardiging van vier agenten die bij de wegversperring stonden en de Heuvel verder afzetten.

'Wil je dat ik erdoorheen rijd?' vroeg Grillo. 'Nou en of!'

Hij zette zijn voet op het gaspedaal. Twee van de vier voor hen gre­pen naar hun revolvers, de andere twee sprongen opzij. Grillo ramde de barricade op topsnelheid. Het hout versplinterde en brak, waarbij een stuk zijn voorruit versplinterde. Hij dacht dat hij een schot hoorde in de consternatie, maar aangezien hij nog reed, veronderstel­de hij dat het hem niet had geraakt. De auto raakte zijdelings een van de politieauto's, de achterkant draaide rond en sloeg tegen een andere aan voor Grillo de zaak weer onder controle had en naar het open hek van het huis van Buddy Vance reed. De motor loeide en ze bul­derden de oprit in.

'Niemand komt ons achterna,' zei Tesla.

'Ik geef ze verdomd geen ongelijk,' antwoordde Grillo. Toen ze de bocht van de oprit omreden, remde hij. 'Dit is dichtbij genoeg,' zei hij. 'Jezus. Moet je nou toch eens kijken' 'Ik zie het.'

De voorkant van het huis leek wel een cake die de hele nacht in de stromende regen had gestaan. Het hele geval was zacht geworden en uit zijn model geraakt. Er was geen rechte lijn in de deurpost te ont­dekken, geen rechte hoeken bij de ramen, zelfs niet bij de ramen bo­venaan. De kracht die Jaffe had losgelaten had alles naar binnen naar zijn muil gezogen en stenen, dakpannen en glazen panelen vervormd: het hele huis neeg naar de scheur. Toen Tesla en Grillo door de deur naar buiten waren gestrompeld was de plek een maalstroom geweest, maar het gat leek, nu het eenmaal open was, tot bedaren gekomen. Er waren geen tekenen van verder geweld. Er bestond echter geen twijfel over de nabijheid van de scheur. Toen ze uit de auto stapten, voelden ze de energieën in de lucht. Het maakte dat het haar in hun nek recht overeind ging staan en hun darmen kwamen in opstand. Het was net zo stil als in het oog van een cycloon. Een sidderende stilte die erom smeekte verbroken te worden.

Tesla keek door het raampje van de auto naar hun passagier. Jaffe, die haar kritische blikken voelde, deed zijn ogen open. Zijn angst was volmaakt duidelijk. Hoe handig hij dat in het verleden ook had ver­borgen - en ze vermoedde dat dat vaak geweest was - dat stadium was hij nu voorbij. 'Ga je mee kijken?' vroeg ze.

Hij sprong niet op bij dat aanbod, dus liet ze hem waar hij was. Ze had hier een taak te vervullen voor ze werkelijk naar binnen zouden gaan en ze kon hem de tijd geven moed te verzamelen terwijl zij dat uitvoerde. Ze liep terug in de richting vanwaar ze vandaan gekomen waren tot ze achter een rij palmen vandaan kwam die langs de oprit stonden. De agenten waren tot het hek achter hen aan gekomen, maar niet verder. Het drong tot haar door dat ze hen misschien niet alleen uit angst niet verder achtervolgden, maar dat ze orders van hun meerderen hadden. Ze hoefde de komende minuten niet op ge­motoriseerde strijdkrachten die tegen de Heuvel op zouden komen rijden te rekenen, maar misschien waren ze zich aan het verzamelen en deze infanteristen hadden de instructie gekregen zich op een af­stand te houden tot de hele strijdmacht gearriveerd was. Ze waren in ieder geval nerveus. Ze kwam met haar handen omhoog te voor­schijn en stond tegenover een rij geladen revolvers. 'Dit gebied is verboden,' schreeuwde iemand van beneden. 'Kom te­rug met je handen omhoog. Allemaal.'

'Dat gaat helaas niet,' antwoordde Tesla. 'Maar hou wel iedereen op afstand, wil je? We hebben hier wat te regelen. Wie heeft hier de lei­ding?' vroeg ze en voelde zich als een bezoeker uit de ruimte die vroeg om naar de leider gebracht te worden.

Een man in een goed gesneden pak stapte vanachter een van de voer­tuigen naar voren. Ze vermoedde dat hij geen politieagent was. Waarschijnlijk FBI. 'Ik heb de leiding,' zei hij. 'Krijgen jullie hulp?' vroeg ze. 'Wie ben je?' wilde hij weten.

'Krijgen jullie hulp?' vroeg ze weer. 'Je zult meer nodig hebben dan een paar politieauto's, geloof me. Er is een enorme invasie op komst.' 'Waar heb je het over?'

'Omsingel de Heuvel. En sluit Palomo Grove af. We krijgen geen her­kansing.'

ik vraag dit nog maar één keer. . .' begon de leider, maar ze sneed hem de pas af door uit zijn gezichtsveld te verdwijnen voor hij zijn verlangens kenbaar kon maken. 'Dat gaat je prima af,' zei Grillo. 'Ik heb nogal wat praktijkervaring opgedaan,' zei ze. 'Ze hadden je wel dood kunnen schieten,' merkte Grillo op. 'Maar dat hebben ze niet gedaan,' zei ze en liep terug naar de auto en maakte het portier open. 'Zullen we dan maar?' zei ze tegen Jaffe. Eerst negeerde hij haar uitnodiging. 'Hoe sneller we beginnen, hoe sneller we klaar zijn,' zei ze. Hij stapte zuchtend uit. ik zou graag willen dat jij hier bleef,' zei ze tegen Grillo. 'Als een van hen beweegt, schreeuw dan.'

'Je wilt me niet binnen hebben,' zei hij. 'Dat ook.'

'Heb je enig idee wat je daar gaat doen?'

'We gaan net doen als een stel critici,' zei Tesla. 'We gaan de Kunst ertussen nemen.'

Hotchkiss was vroeger een enthousiast lezer geweest, maar de dood van Carolyn had zijn verlangen naar fictie gedood. Waarom zou hij thrillers lezen die door mannen waren geschreven die nog nooit een pistoolschot hadden gehoord? Het waren allemaal leugens. Niet al­leen de romans. Deze boeken ook, dacht hij terwijl hij door de plan­ken rommelde van de Mormoonse Boekhandel. Boekwerken vol ver­halen over de onthulling en Gods werk op aarde. Er waren er een paar bij waar het woord Trinity bij de inhoud stond, maar er werd altijd slechts vaag op ingegaan, niets dat verduidelijking gaf. Het eni­ge plezierige was dat hij de hele winkel in een chaos herschiep terwijl hij de boeken opzij gooide. Hun pasklare zekerheden stonden hem te­gen. Als hij tijd had gehad, zou hij de hele boel in brand hebben gestoken.

Toen hij de winkel verder inliep, zag hij een felgele Volkswagen de parkeerplaats oprijden. Er stapten twee mannen uit. Ze waren volko­men verschillend. De een was gekleed in een stoffig allegaartje van slecht passende kledingstukken en had - zelfs van een afstand gezien - een gezicht dat zo lelijk was dat iedere moeder er alleen maar om zou kunnen huilen. Zijn gezelschap was een door de zon verbrande Adonis, gekleed in extravagante vrijetijdskleding. Hotchkiss liep naar de deur.

'Jullie kunnen maar beter maken dat je hier wegkomt,' riep hij naar hen.

De extravagante keek in zijn richting. 'Dit is toch Palomo Grove?'

'Ja.'

'Wat is er gebeurd? Is er een aardbeving geweest?'

'Die komt nog,' zei Hotchkiss. 'Luister, wees verstandig en smeer 'm

hier.'

Nu sprak de lelijkerd en zijn gezicht werd steeds lelijker, hoe dichter

hij in de buurt kwam.

'Tesla Bombeck,' zei hij.

'Wat is daarmee?' vroeg Hotchkiss.

'Ik moet haar spreken. Ik heet Raul.'

'Ze is op de Heuvel,' zei Hotchkiss. Hij had Tesla wel eens over een zekere Raul horen praten met Grillo, maar hij kon zich niet meer her­inneren waar dat ook weer over ging. ik ben gekomen om haar te helpen,' zei Raul. 'En wie ben jij?' vroeg Hotchkiss aan de Adonis. 'Ron,' was het antwoord, 'Ik ben alleen maar de chauffeur.' Hij haal­de zijn schouders op. 'Hoor eens, als je wilt dat ik verdwijn, is het mij best hoor.'

'Je moet het zelf weten,' zei Hotchkiss en liep de winkel weer in. 'Het is hier niet veilig. Dat verzeker ik je.' 'Ik heb je begrepen,' zei Ron.

Raul luisterde niet meer naar het gesprek en tuurde de winkels af. Hij

leek ergens de geur van op te snuiven.

'Wat wil je dat ik doe?' riep Ron naar hem.

De man keek weer naar zijn vriend.

'Ga maar naar huis,' zei hij.

'Wil je niet dat ik je naar Tesla toe breng?' vroeg Ron.

'Die vind ik zelf wel.'

'Het is een heel eind lopen, hoor.'

Raul keek even naar Hotchkiss. 'We vinden er wel wat op,' zei hij. Hotchkiss bood zich niet aan voor de taak, maar ging weer verder met zijn eigen werk en luisterde, maar met een half oor, naar het ge­sprek dat op de parkeerplaats verder werd gevoerd. 'Weet je zeker dat je niet samen naar Tesla wilt zoeken? Ik dacht dat dit belangrijk was.'

'Dat was het ook. Dat is het ook. Ik. . . ik heb alleen even een beetje tijd hier nodig.'

ik kan wel wachten. Dat geeft niet.' ik zei al, nee.'

'Wil je niet dat ik je mee terugneem? Ik dacht dat we vanavond mis­schien wat konden gaan stappen. Naar een paar bars. . .' 'Een andere keer, misschien.' 'Morgen?'

'Gewoon een andere keer.'

ik begrijp het. Dit is een afscheid, hè?'

'Als je het zo wil zeggen.'

'Je bent een verdomde idioot, man. Eerst kom je naar me toe. Nu wil je me niet kennen. Nou, barst maar. Ik kan mijn lul nog op genoeg andere plekken afgezogen krijgen, hoor.' 

Hotchkiss keek om en zag de Adonis naar de auto toelopen. De ander was al niet meer te zien. Blij dat de afleiding voorbij was, wijdde hij zich weer aan zijn speurtocht over de planken. De afdeling boeken over moederschap zag er niet zo veelbelovend uit, maar hij baande zich er toch een weg door. Het was, zoals hij al had vermoed, alle­maal geklets en gemeenplaatsen. Er was niets dat ook maar in de ver­ste verte naar Trinity verwees. Alleen maar gepraat over Moeder­schap als een goddelijke roeping, vrouw in associatie met God die nieuw leven in de wereld bracht, haar grootste en nobelste taak. En wat betreft haar nageslacht een afgezaagd advies. 'Kinderen, gehoor­zaamt uw ouders in alles, want dit is behagelijk in den Here.' Hij liep plichtsgetrouw alle titels af en gooide de boeken opzij als ze nutteloos bleken, tot hij de hele plank had gehad. Er waren nog maar twee afdelingen over. Geen van beide zag er erg veelbelovend uit. Hij stond op, rekte zich uit en keek naar de zonovergoten parkeerplaats. Hij kreeg een akelig voorgevoel. De zon scheen, maar hoelang nog? Achter de parkeerplaats - een heel eind er vandaan - zag hij de gele Kever die zich een weg baande Palomo Grove uit naar de grote weg. Hij was niet jaloers op de vrijheid van de Adonis. Hij koesterde geen enkel verlangen om in de auto te stappen en weg te rijden. Je kon net zo goed in Palomo Grove doodgaan als waar dan ook: gerieflijk, be­kend en leeg. Als hij schreeuwend dood zou gaan, zou niemand zijn lafheid horen. Als hij zwijgend stierf, zou niemand om hem rouwen. Laat de Adonis maar gaan. Hij had vermoedelijk zijn leven te leven, ergens. En het zou kort zijn. Als ze hier in Palomo Grove niet slaag­den in hun streven - en de nacht na deze wereld aanbrak - zou het zelfs érg kort zijn. En als ze er wel in zouden slagen (weinig kans) zou het nog kort zijn.

En altijd beter aan het eind dan aan het begin, ongeacht hoe de tus­sentijd verliep.

Als de buitenkant van Coney Eye het oog van een cycloon was, dan was de binnenkant een schittering in dat oog. Een zodanige stilte dat Tesla ieder zenuwtrekje in haar wang en slaap voelde en iedere onre­gelmatigheid in haar ademhaling hoorde. Met Jaffe achter zich aan liep ze door de gang naar de zitkamer waar hij zijn misdaad tegen de natuur had begaan. De bewijzen van die misdaad lagen overal rond­om hen verspreid, maar ze waren nu koud en de verminkingen waren gestold als gesmolten was.

Ze liep de kamer in. De scheur was er nog, de complete omgeving was naar het gat getrokken dat niet meer dan anderhalve meter door­snee had. Het was stil. Er was geen enkel teken dat hij bezig was zich­zelf groter te maken. Als de Iad de drempel van de Kosmos hadden bereikt, zouden ze er één voor één over moeten stappen, tenzij ze met deze beginnende laesie de rest open konden hakken tot het een gapen­de ruimte was.

'Het ziet er niet zo gevaarlijk uit,' zei ze tegen Jaffe. 'We hebben wel

een kans als we snel zijn.'

'Ik weet niet hoe ik het moet dichtmaken.'

'Probéér het. Je wist ook hoe je het open moest maken.'

'Dat was instinct.'

'En wat vertelt je instinct je dan nu?'

'Dat ik geen kracht meer in me heb,' zei hij. Hij tilde zijn gebroken handen op. ik heb ze opgegeten en uitgespuwd.' 'Zat het allemaal in je handen?' ik denk van wel.'

Ze herinnerde zich de avond in het winkelcentrum toen de Jaff gif in Fletcher schoot dat een of andere zwetend vermogen uit zijn vingers scheen te zijn. Nu waren diezelfde handen een verterende troep. En toch kon ze zichzelf niet zover krijgen te geloven dat die macht puur een zaak van anatomie zou zijn. Kissoon was geen halfgod geweest, maar zijn tanige lichaam was een reservoir van directe creaties. De wil was de sleutel tot het gezag en Jaffe had daar niets meer van over. 'Dus je kunt het niet,' zei ze eenvoudig.

'Nee.'

'Dan kan ik het misschien.'

Hij kneep zijn ogen halfdicht. 'Dat betwijfel ik,' zei hij met een spoortje neerbuigendheid in zijn stem. Ze deed net of ze niets hoorde, 'Ik kan het proberen,' zei ze. 'De Nuntius zit tenslotte ook in mij, weet je wel? Jij bent niet de enige God in de ploeg.' Deze opmerking had de gewenste uitwerking.

'Jij?' zei hij. 'Je hebt geen schijn van kans.' Hij keek naar zijn handen en weer naar de scheur.  'Ik heb hem geopend. Ik ben de enige die dat ooit heeft gedurfd. En ik ben de enige die hem weer dicht kan krij­gen.'

Hij liep langs haar naar de scheur, op dezelfde lichtvoetige manier als ze al eerder had opgemerkt toen ze uit de grot klommen. Het gaf hem de gelegenheid om de ongelijke grond gemakkelijk te belopen. Pas toen hij op een afstand van een meter of twee van het gat kwam, ging hij langzamer. Toen stond hij helemaal stil.

'Wat is er?' vroeg ze.

'Kom zelf maar kijken.' 

Toen ze door de kamer naar hem toe liep, begreep ze dat niet alleen de zichtbare wereld was verdraaid en naar het gat gesleurd maar de onzichtbare ook. De lucht en de minuscule stofdeeltjes en vuiligheid daarin waren uit hun verband gesleurd. De ruimte zelf was in de knoop geraakt; de kronkelingen waren plooibaar genoeg om erdoor­heen gedrukt te worden, maar alleen met de grootste moeite. Het ef­fect werd sterker naarmate ze dichter bij het gat kwam. Haar lichaam dat al gekneusd en geslagen was, kon die uitdaging nauwelijks meer aan. Maar ze hield vol. En stap voor stap bereikte ze haar doel en kwam dicht genoeg bij om door de keel van het gat te kunnen kijken. Het was geen prettig gezicht. De wereld die ze haar hele leven als vol­tooid en begrijpelijk had gezien, lag hier volkomen uit elkaar. Het was een verdriet dat ze sinds haar jeugd niet meer had ervaren toen iemand (ze was vergeten wie) haar de truc had bijgebracht om naar de oneindigheid te kijken door twee spiegels tegenover elkaar te zet­ten zodat ze elk naar elkanders reflectie staarden. Ze was toen een jaar of twaalf, dertien geweest en was helemaal van de kook geweest door het idee van deze leegte die leegte weergalmde, heen en weer, heen en weer tot ze het eind van het licht bereikten. Nog jaren lang had ze zich dit ogenblik herinnerd, geconfronteerd met een fysieke re­presentatie van iets waar haar geest tegen in opstand kwam. Hier was hetzelfde proces aan de gang. De scheur tartte ieder idee over hoe zij dacht dat de wereld was. Werkelijkheid als relatieve wetenschap. Ze keek in de muil. Niets van wat ze zag was zeker. Als het wolk was, dan was het een wolk die half in regen was veranderd. Als het regen was, dan was het regen die op het punt stond door de zon over­straald te worden en in een vallend vuur te veranderen. En achter die wolk en regen en vuur was weer iets heel anders, zo tweeslachtig als de verwarring van de elementen die het half verborgen hielden: een zee die lucht werd zonder horizon om het te delen of te definiëren. De Kern.

Ze werd overvallen door een sterk, nauwelijks te beheersen verlangen om daar te zijn, door de scheur te klimmen en het raadsel daarachter te bekijken. Hoeveel duizenden zoekenden, die in koortsdromen of drugsdromen een glimp hadden opgevangen van de mogelijkheid te zijn waar zij nu stond, waren wakker geworden en hadden willen sterven in plaats van nog een uur te leven in de wetenschap dat ze toch nooit toegang zouden kunnen krijgen? Ontwaakt, gerouwd en toch doorgegaan met leven in de hoop op de ellendige, heldhaftige manier waarop haar soort hoopte dat wonderen mogelijk waren, dat de goddelijke openbaringen van muziek en liefde meer waren dan zelfmisleiding en dat het aanwijzingen waren naar een hogere status waar hoop beloond werd met sleutels en kussen en geopende deuren naar de eeuwigheid.

De Kern duurde eeuwig. Het was de ether waaruit het zijn was voort­gekomen, zoals de menselijkheid uit de oersoep van een simpeler zee was voortgekomen. De gedachte dat de Kern door de Iad bezoedeld zou worden, bracht haar plotseling veel meer van streek dan hun op handen zijnde invasie. De zin die ze het eerst van Kissoon had ge­hoord, kwam weer boven: De Kern moet behouden blijven. Mary Muralles had duidelijk gezegd dat Kissoon geen leugens vertelde als dat niet nodig was. Dat was ook een onderdeel van zijn genialiteit: om de waarheid zo lang van kracht te laten zijn als voor het doel no­dig was. En de Kern móest behouden blijven. Zonder dromen was het leven niets. Misschien was het dan niet eens tot stand gekomen, 'Ik denk dat ik het moet proberen,' zei Jaffe en deed nog een stap naar de muil toe zodat hij zichzelf binnen diens bereik bracht en hij hem kon aanraken. Zijn handen, die nog geen minuut geleden volkomen krachteloos hadden geleken, waren nu weer vol kracht, die nog zicht­baarder werd omdat ze uit afschuwelijk gewond vlees sijpelde. Hij hief ze boven de scheur. Dat die zijn aanwezigheid en doel aanvoelde, werd duidelijk voor hij er zelfs maar mee in aanraking was gekomen. Er ging een kramp over de randen die zich door de hele kamer ver­spreidde. De bevroren draaiingen trilden en werden weer zachter. 'Hij weet dat we er zijn,' zei Jaffe.

'We moeten het toch proberen,' zei Tesla. De grond onder hun voe­ten was plotseling bibberig en er vielen stukjes pleisterwerk van de muren en het plafond. Binnen de muil ontwikkelden de wolken van hevige regen zich in de richting van de Kosmos. Jaffe legde zijn handen op de zachter wordende kruising, maar de scheur had niets met ongedaan-makers te maken. Hij gooide een tweede aanval van zich af en het geweld daarvan was voldoende om Jaffe in Tesla's armen terug te werpen. 'Het werkt niet,' zei hij. 'Het werkt niet!'

Het was nog erger dan dat. Als ze bewijs nodig hadden van de nade­ring van de Iad, dan hadden ze dat nu, nu de wolk donkerder werd. De beweging was onweerlegbaar. Zoals Jaffe al had vermoed, was het tij veranderd. De keel van de scheur was nu niet meer bezig met slikken, maar met overgeven van alles waar hij zich in verslikte. En om dat te doen, ging hij open. Met die beweging begon het begin van het einde.