4
Het meisje van zijn dromen had geen gelijk gehad, dacht Howie toen hij wakker werd. De zon schijnt niet iedere dag in Californië. De ochtendschemering was traag toen hij de jaloezieën opende en er was geen spoortje blauw aan de hemel te bekennen. Hij deed plichtsgetrouw zijn oefeningen, net zoveel dat hij geen last van zijn geweten zou krijgen. Ze deden niet veel om zijn lichaam op te frissen, hij kreeg het er alleen maar warm van. Nadat hij een douche had genomen en zich had geschoren, kleedde hij zich aan en liep naar het winkelcentrum.
Hij wist nog niet precies wat hij tegen Jo-Beth zou zeggen om haar terug te winnen als hij haar zag. Hij wist uit vorige ervaringen dat iedere poging van zijn kant om een gesprek voor te bereiden in gestotter zou eindigen zodra hij zijn mond zou opendoen. Het zou beter zijn om de dingen maar gewoon op hun beloop te laten. Als ze niet erg ontvankelijk zou zijn, zou hij sterk zijn. Als ze berouwvol was, zou hij vergevensgezind zijn. Het enige dat erop aankwam, was dat de breuk van de vorige dag gelijmd zou worden. Als er een uitleg was voor wat er de vorige dag in het motel gebeurd was, dan was hij er na urenlang broeden niet uitgekomen. Het enige dat hij wist, was dat ze op de een of andere manier een gezamenlijke droom hadden gehad - en dat leek gezien de kracht van de gevoelens tussen hen niet zo moeilijk te begrijpen - en dat die door een onbeholpen telepatische omschakeling tot een nachtmerrie was geworden die ze geen van beiden begrepen of verdiend hadden. Het was een of andere astrale vergissing die niets met hen te maken had en maar het best zo snel mogelijk vergeten kon worden. Met een beetje goede wil van beide kanten konden ze hun verhouding weer oppakken waar ze gebleven waren toen ze Butrick's Steak House verlaten hadden en toen er nog zoveel goeds op hen leek te wachten. Hij ging regelrecht naar de boekwinkel. Lois - mevrouw Knapp - stond achter de toonbank. Verder was de winkel leeg. Hij glimlachte, zei hallo en vroeg of Jo-Beth er al was. Mevrouw Knapp keek op haar horloge voor ze hem op ijzige toon vertelde dat ze er nog niet was en ze was al te laat. . .
'Dan wacht ik even,' zei hij, en liet zich niet van zijn doel afbrengen door het gebrek aan vriendelijkheid van de vrouw. Hij slenterde naar een boekenplank die het dichtst bij de etalage hing waar hij kon
rondsnuffelen en tegelijkertijd kon zien wanneer Jo-Beth eraan zou komen.
De boeken voor hem waren allemaal op het gebied van de religie. Er was er een bij die vooral zijn aandacht trok: Het verhaal van de Verlosser. Op de omslag stond een afbeelding van een man die op zijn knieën voor een verblindend licht lag en de aankondiging dat het boek de Grootste Boodschap aller Tijden bevatte. Hij bladerde erdoor. Het dunne boekje - het was nauwelijks meer dan een folder - was uitgegeven door de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen en gaf in gemakkelijk te verwerken paragrafen en afbeeldingen het verhaal weer van de grote blanke God van oud Amerika. Te oordelen naar de plaatjes was hij altijd dezelfde volmaakte blanke held: als Quetzalcoatl in Mexico, Tonga-Loa, god van de oceaanzon in Polynesië, Illa-Tici, Kukulean of in welke andere gedaante ook. Altijd lang, met een arendsneus, blanke huid en blauwe ogen. In deze folder werd beweerd dat hij weer terug was in Amerika om de duizendste verjaardag te vieren. Dit keer werd hij bij zijn werkelijke naam genoemd: Jezus Christus.
Howie ging naar een andere plank en keek naar een boek dat beter bij zijn stemming zou passen. Liefdesgedichten misschien of een seks- handboek. Maar toen hij de rijen boeken bekeek, werd het duidelijk dat ieder boek in de winkel door dezelfde uitgever of diens dochterondernemingen was uitgegeven. Er waren gebedenboeken of inspirerende liederen voor het gezin, zware boeken over het bouwen van Zim, de stad van God op aarde, of over de betekenis van dopen. Er zat een boek tussen over het leven van Joseph Smith met een foto van zijn boerderij en het heilige bos waar hij blijkbaar een visioen had gehad. De tekst ernaast trok Howies aandacht.
Toen het licht op mij rustte, zag ik twee personen boven mij in de lucht staan wier glans en heerlijkheid alle beschrijving te boven gaan. Een hunner sprak tot mij, mij bij de naam noemende en zei. . . 'Ik heb opgebeld naar het huis van Jo-Beth. Er wordt niet opgenomen. Iemand moet hen hebben weggeroepen.' Howie keek op van de tekst. 'Dat is jammer,' zei hij en geloofde de vrouw niet erg. Als ze had getelefoneerd, had ze dat wel erg zachtjes gedaan.
'Ze komt waarschijnlijk niet vandaag,' ging mevrouw Knapp verder en ze keek Howie niet aan terwijl ze sprak. 'Ik heb geen officieel dienstverband met haar. Ze werkt wanneer het haar uitkomt.' Hij wist dat dit een leugen was. De vorige ochtend had ze Jo-Beth nog een standje gegeven omdat ze niet op tijd was. Maar mevrouw Knapp, als goede christen, was vastbesloten om hem de winkel uit te werken. Misschien had ze hem zien grijnzen terwijl hij in de boeken rondsnuffelde.
'Het heeft echt geen zin om nog verder te wachten,' vertelde ze hem. 'Je kunt hier wel de hele dag blijven staan.'
'Ik jaag toch geen klanten weg?' zei Howie, haar uitdagend om haar bezwaren tegen hem duidelijker te maken.
'Nee,' zei ze met een vreugdeloos glimlachje. 'Dat zeg ik ook niet.' Hij liep naar de toonbank. Ze deed onwillekeurig een stapje achteruit; het leek wel of ze bang voor hem was.
'Wat zégt u dan eigenlijk?' vroeg hij, nauwelijks beleefd meer. 'Wat bevalt u niet aan mij? Mijn deodorant? De manier waarop mijn haar geknipt is?'
Ze probeerde weer dat dunne glimlachje maar dit keer, ondanks haar huichelarij, kreeg ze het niet voor elkaar. In plaats daarvan trilde haar gezicht.
'Ik ben de Duivel niet,' zei Howie. 'Ik ben niet gekomen om wie dan ook kwaad te berokkenen.' Ze reageerde niet.
'Ik b. . . b. . . ben hier geboren,' ging hij verder. 'In Palomo Grove.' 'Dat weet ik,' zei ze.
Kijk eens aan, dacht hij, dat is een onthulling.
'Wat weet u verder nog?' vroeg hij heel vriendelijk.
Haar ogen zwierven naar de deur en hij wist dat ze een schietgebedje
deed naar haar grote blanke god dat er iemand binnen zou komen
om haar van deze verrekte jongen met al zijn vragen te bevrijden.
Maar God noch de klanten gehoorzaamden.
'Wat weet u verder nog over mij?' vroeg Howie weer. 'Zo erg kan het toch niet zijn. . . of wel?'
Lois Knapp haalde haar schouders even op. 'Ik denk het niet,' zei ze. 'Nou dan.'
'Ik heb je moeder gekend,' zei ze en hield toen haar mond, alsof dat voldoende moest zijn. Hij gaf geen antwoord, maar liet haar de geladen stilte zelf invullen met verdere informatie. 'Ik heb haar natuurlijk niet goed gekend,' ging ze verder. 'Ze was wat jonger dan ik. Maar in die tijd kende iedereen elkaar. Het is al lang geleden. En toen het ongeluk gebeurde. . .' 'Z. . . z. . . zeg het maar,' zei Howie. 'Zeg wat?'
'U mag het best een ongeluk noemen, maar het was. . . was. . . was een verkrachting, hè?'
Te oordelen naar de blik op haar gezicht zou ze nooit hebben gedacht dit woord (of iets dergelijks obsceens) in haar winkel te horen.
'Dat herinner ik me niet,' antwoordde ze enigszins uitdagend. 'En zelfs al zou dat wel het geval zijn. . .' Ze hield op, haalde adem en begon opnieuw. 'Waarom ga je niet gewoon terug naar waar je vandaan bent gekomen?' zei ze.
'Maar ik ben terug,' vertelde hij haar. 'Dit is de plaats waar ik geboren ben.'
'Dat bedoelde ik niet,' zei ze en liet haar ongeduld eindelijk blijken. 'Begrijp je dan niet hoe de dingen nu lijken? Jij komt hier terug op het ogenblik dat meneer Vance verongelukt.'
'Wat heeft dat er in hemelsnaam mee te maken?' wilde Howie weten. Hij had de afgelopen vierentwintig uur niet zoveel aandacht aan het nieuws geschonken, maar hij wist dat het ophalen van het lichaam van de komiek, dat hij de vorige dag had gezien, in een grote tragedie was geëindigd. Maar het verband zag hij niet. 'Ik heb Buddy Vance niet vermoord. En mijn moeder zeker niet.' Lois berustte blijkbaar in haar rol van boodschapper en hield op toespelingen te maken. Ze vertelde de rest duidelijk en snel zodat ze het achter de rug had.
'Je moeder is op dezelfde plek verkracht als waar meneer Vance is verongelukt,' zei ze. 'Dezelfde plek?' zei Howie.
'Ja,' was het antwoord. 'Er is me verteld dat het precies dezelfde plek is. Ik ben niet van plan om zelf te gaan kijken. Er is voldoende slechtheid in de wereld zonder dat je ernaar hoeft te gaan zoeken.' 'En u denkt dat ik daar op de een of andere manier deel van uitmaak?'
'Dat zei ik niet.'
'Nee. Maar d. . . d. . . dat denkt u wel.'
'Als je het mij vraagt: ja.'
'En u zou willen dat ik de winkel uitging, zodat ik ophoud mijn invloed hier om me heen te verspreiden.' 'Ja,' zei ze eenvoudig. 'Inderdaad.'
Hij knikte. 'Oké,' zei hij. 'Dan ga ik. Als u belooft dat u tegen Jo-Beth zegt dat ik hier ben geweest.'
Het gezicht van mevrouw Knapp drukte een en al afweer uit. Maar haar angst voor hem gaf hem een zekere macht over haar en hij kon niet nalaten die te gebruiken.
'Dat is toch niet te veel gevraagd?' zei hij. 'U vertelt dan toch geen
leugens?'
'Nee.'
'U zegt het dus?'
'Ja.' 'U belooft het bij de grote blanke god van Amerika?' zei hij. 'Hoe heet die ook alweer. . . Quetzalcoatl?' Ze keek verbaasd. 'Laat maar,' zei hij. 'Ik ga wel weg. Sorry als ik de klanten van vanochtend heb weggejaagd.'
Hij liet haar met een blik van paniek in haar ogen achter en liep naar buiten. In de twintig minuten die hij in de winkel had doorgebracht, was de zon door de bewolking heen gebroken en bescheen de Heuvel. Over een paar minuten zou hij schijnen op alle stervelingen die over het winkelcentrum liepen, waar hijzelf ook deel van uitmaakte. Het meisje van zijn dromen had toch de waarheid gesproken.