2


Het kostte Tommy-Ray meer tijd om de missiepost Santa Catrina te bereiken dan de vrouw met wie hij er om het hardst naar toe reed. Want een gebeurtenis onderweg die verder niet erg belangrijk was, toonde hem een plek in hemzelf die hij naderhand erg goed zou leren kennen. In een stadje ten zuiden van Ensenada, waar hij vroeg in de avond stilstond om zijn uitgedroogde keel te laven, vond hij een bar die - voor slechts tien dollar - toegang tot een vermaak bood dat in Palomo Grove ongehoord zou zijn. Het was te verleidelijk om te weerstaan. Hij betaalde, kocht een biertje en werd toegelaten in een rokerige ruimte die niet groter was dan twee keer zijn eigen slaapka­mer. Het publiek bestond uit een man of tien die in krakende stoelen hingen. Ze keken naar een vrouw die geslachtsgemeenschap met een grote zwarte hond had. Hij vond het weinig opwindend. En blijkbaar vond de rest van het publiek dat ook, althans in seksueel opzicht. Ze leunden naar voren om het schouwspel met een opwinding te bekij­ken die hij niet begreep tot het bier vat op zijn vermoeide lichaam be­gon te krijgen en zijn beeld verkleinde, tot hij alleen nog maar het ge­zicht van de vrouw zag. Misschien was ze eens aardig geweest om te zien, maar haar gelaat, net als haar lichaam, was nu versleten, haar armen waren het duidelijkste bewijs van haar verslaving die haar zo de afgrond had ingetrokken. Ze plaagde de hond met de deskundig­heid van iemand die dit al talloze malen eerder had gedaan, toen liet ze zich op handen en voeten voor hem zakken. Hij snuffelde eens en begon zich toen lui van zijn taak te kwijten. Pas toen hij haar had bestegen, begreep Tommy-Ray wat voor invloed haar uitdrukking op hem had en blijkbaar ook op de anderen. Ze zag eruit als iemand die al dood was. De gedachte was als een deur die zich opende in zijn hoofd naar een stinkende gele plek, een smerige plek. Hij had die blik eerder gezien, niet alleen op de gezichten van meisjes van pornotijd­schriften, maar ook op de gezichten van beroemdheden die door een camera waren vastgelegd. Het waren wandelende sekslijken, sterren­zombies, dode mensen die doorgingen voor levende. Toen hij zijn aandacht weer op het schouwspel voor zich vestigde, had de hond zijn ritme gevonden en genoot op zijn manier van het meisje; het schuim droop uit zijn bek op haar rug en dit keer - nu hij dacht dat het meisje dood was - was het sexy. Hoe opgewondener het dier werd, hoe opgewondener hij werd en hoe doder de vrouw hem aan­keek terwijl ze de penis van de hond in zich en zijn ogen op haar voel­de, tot het een race tussen hem en de hond werd wie het eerste kwam. De hond won, hij werkte zich op tot een koortsachtig stoten en hield toen plotseling op. Als op een afgesproken teken stond een van de mannen op de eerste rij op en haalde het paar uit elkaar; het dier was op slag ongeïnteresseerd. Zonder haar partner bleef de vrouw alleen achter op het toneel om haar kleren bij elkaar te zoeken die ze blijk­baar voordat Tommy-Ray was gekomen had uitgetrokken. Toen verliet ze door dezelfde deur het toneel als waar de hond en zijn sou­teneur door waren gegaan, haar gezicht hetzelfde slappe masker dat het van het begin af aan was geweest. Er volgde blijkbaar nog een deel van de show. Maar Tommy-Ray had alles gezien wat hij wilde zien. Hij werkte zich naar de deur, zich door de massa zachte licha­men van de nieuwkomers duwend en liep weer naar de bar.

Pas veel later toen hij al bijna bij de missiepost was, merkte hij dat zijn zakken gerold waren. Hij wist dat er nu geen tijd meer was om terug te gaan en het was ook doelloos. De dief kon iedereen geweest zijn die zijn druk bezette pad was gekruist toen hij was weggegaan. Bovendien, het was de verloren dollars waard geweest. Hij had een nieuwe definitie van de dood gevonden. Eigenlijk ook niet nieuw. Eenvoudig zijn eerste en enige.

De zon was allang onder tegen de tijd dat hij tegen de heuvel opreed naar de missiepost, maar toen hij met de klim begon, overviel hem een vreemd gevoel dat hij die al eerder had gezien. Zag hij de plek met de ogen van de Jaff? De herkenning was in ieder geval nuttig. In de wetenschap dat Fletchers vertegenwoordiger al voor hem was gearriveerd, besloot hij de auto een eindje onder aan de heuvel te la­ten staan en de rest te voet te klimmen zodat ze niet op zijn komst voorbereid zouden zijn. Hoewel het donker was, reisde hij niet blin­delings. Zijn voeten kenden de weg, ook al deed zijn geheugen dat niet.

Hij was klaar om geweld te gebruiken als de situatie dat zou vereisen. De Jaff had hem een revolver gegeven - een aardigheidje van een van de vele slachtoffers die de Jaff van zijn terata had bevrijd - en het idee om die te gebruiken was zonder twijfel aanlokkelijk. Nu, na een klimpartij waar zijn borst pijn van deed, zag hij de missiepost liggen. De maan was achter hem opgekomen en had de kleur van de buik van een haai. Ze verlichtte de muren van de ruïne en de huid van zijn armen en handen met een ziekelijk licht dat hem ernaar deed verlan­gen een spiegel te pakken en zijn gezicht daarin te bekijken. Hij zou vast en zeker de beenderen onder het vlees zien liggen en zijn schedel zou glimmen zoals zijn tanden glommen als hij glimlachte. Was dat tenslotte ook niet wat een glimlach betekende? Hallo wereld, zo zie ik eruit als de natte delen zijn weggerot.

Met een hoofd vol van dit soort gedachten liep hij door de verwelkte bloesem naar de missiepost.