5
Tegen de tijd dat Tesla, Witt, Hotchkiss en Grillo het huis hadden verlaten om met de afdaling te beginnen, arriveerde de politie in Palomo Grove. Boven op de Heuvel waren zwaailichten te zien en de sirenes van de ambulances loeiden. Ondanks alle herrie en activiteit was er geen enkel levensteken van inwoners van de stad, hoewel er toch nog wel mensen thuis moesten zijn. Of ze verborgen zich nog met hun steeds sterker afzwakkende dromen, zoals Ellen Nguyen had gedaan, of ze hadden zich teruggetrokken en treurden over hun verdwijning. Palomo Grove was een spookstad geworden. Toen het si- renegeloei afnam, viel er een stilte over de vier wijken neer die dieper was dan enige nachtelijke stilte. De zon straalde op de lege trottoirs, de lege tuinen en de lege straten. Er speelden geen kinderen op de schommels, er was geen geluid van televisies, radio's, grasmaaiers, mixers of air-conditioners. De verkeerslichten versprongen nog steeds op de kruispunten, maar behalve de politieauto's en ambulances - die het negeerden - was er niemand op de wegen. Zelfs de meute honden die ze in de duisternis voor de dageraad nog hadden gezien waren verdwenen naar een plek waar ze zich in alle rust om hun eigen zaken konden bekommeren. Het beeld van de heldere zon die op een lege stad scheen, had zelfs hun angst aangejaagd. Hotchkiss had een lijst van dingen gemaakt die ze nodig zouden hebben als ze de voorgenomen afdaling wilden maken: touwen, zaklantaarns en een paar kledingstukken. Dus was het winkelcentrum de eerste plek waar ze op hun tocht een halte maakten. William raakte van de vier het meest van streek toen ze daar aankwamen. Iedere dag van zijn werkende leven had hij het winkelcentrum vol drukte gezien, van de vroege ochtend tot de vroege avond. Nu was er niemand. Het nieuwe glas in de etalages die door Fletcher waren vernield glansde, de uitgestalde producten lonkten, maar er waren geen kopers en geen verkopers. De deuren waren allemaal gesloten en de winkels waren verlaten. Er was één uitzondering: de dierenwinkel. Het was de enige zaak in het winkelcentrum die zoals gewoonlijk open was; de deur stond wijd open, de producten keften, krijsten en maakten het gebruikelijke lawaai. Terwijl Hotchkiss en Grillo plunderend hun boodschappenlijst afwerkten, liepen Witt en Tesla de dierenwinkel in. Ted Elizando was bezig de infuusflessen langs de rijen hokken met jonge poesjes met water te vullen. Hij keek niet verbaasd toen hij klanten zag. Er sprak helemaal niets uit zijn uitdrukking. Zelfs niet dat hij William herkende, hoewel Tesla wel al snel het idee kreeg dat ze elkaar kenden.
'Helemaal alleen vanochtend, Ted?' vroeg Witt.
De man knikte. Hij was al een paar dagen niet meer onder de douche
geweest en had zich ook niet geschoren, 'Ik. . . wilde eigenlijk niet
opstaan. . . maar ik moest wel. Voor de dieren.'
'Natuurlijk.'
'Ze zouden doodgaan als ik niet voor hen zorgde,' ging Ted verder op die langzame, ingestudeerde manier van spreken van iemand die zijn best doet om zijn gedachten bij elkaar te houden. Terwijl hij sprak, maakte hij een kooi naast zich open en haalde er een jong poesje uit dat op een nestje van krantesnippers lag. Het lag op zijn arm met zijn kopje in de holte. Hij streelde het. Het diertje genoot van de aandacht en zette een hoge rug op om de langzame beweging van zijn hand tegemoet te komen.
ik geloof niet dat er nog iemand in de stad is om ze te kopen,' zei William.
Ted staarde naar het jonge poesje.
'Wat moet ik dan doen?' zei hij zachtjes, 'Ik kan ze toch niet eeuwig blijven voeren?' Zijn stem werd met ieder woord zachter, tot het nauwelijks meer dan een gefluister was. 'Wat gebeurt er met iedereen?' zei hij. 'Waar zijn ze naar toe gegaan? Waar is iedereen naar toe gegaan?'
'Weg, Ted,' zei William. 'De stad uit. En 'Ik denk niet dat ze terugkomen.'
'Denk je dat ik ook zou moeten weggaan?' vroeg Ted. ik denk dat dat misschien wel beter is,' zei William. De man keek totaal ontredderd. 'Wat moeten de dieren dan beginnen?' vroeg hij. Voor de eerste keer - toen ze de ellende van Ted Elizando aanschouwde - werd Tesla geroerd door de omvang van de tragedie die Palomo Grove had getroffen. Toen ze voor het eerst door de straten had gewandeld, met een boodschap voor Grillo, had ze er een verhaaltje over lopen verzinnen. Het verhaal over een bom in een koffer, met apathische mensen uit Palomo Grove die de profeet wegstuurden net op het ogenblik van de grote klap. Dat verhaal was niet zover van de waarheid af geweest. De explosie was langzaam en subtiel geweest en niet snel en hard, maar hij was wel gekomen. Hij had de straten schoongeveegd en alleen maar een paar - zoals Ted - achtergelaten die door de ruïnes rondliepen en wat er nog van het bonte leven over was oppakten. Haar scenario was een soort wraak
op het gezellige, zelfvoldane bestaan van de stad geweest. Maar achteraf bekeken was zij net zo zelfvoldaan geweest als Palomo Grove, net zo zeker van haar morele superioriteit als de stad van haar onkwetsbaarheid was geweest. Hier lag de werkelijke pijn. Het werkelijke verlies. De mensen die in Palomo Grove hadden gewoond en waren gevlucht, waren geen kartonnen knipfiguurtjes geweest. Ze hadden hun leven en hun liefdes, gezinnen en huisdieren; ze hadden hun huizen opgebouwd en gedacht dat ze een plekje in de zon hadden gevonden waar ze veilig waren. Zij had geen enkel recht om over hen te oordelen.
Ze kon niet langer naar Ted kijken die het katje zo teder streelde alsof het zijn laatste houvast aan gezond verstand was. Ze liet Witt met hem staan praten, liep de zonovergoten parkeerplaats op en sloeg een hoek om, om te kijken of ze Coney Eye tussen de bomen kon zien. Ze bestudeerde de top van de Heuvel net zolang tot ze de rij ruige palmen ontdekte die langs de weg stonden. Daartussendoor was net de helder verlichte, kleurige voorkant van het droomhuis van Buddy Vance te zien. Het was een schrale troost, maar het omhulsel van het gebouw stond er nog. Ze was bang geweest dat het gat binnen steeds groter was geworden en de werkelijkheid net zolang uit elkaar had gehaald tot het gat het huis verslonden zou hebben. Ze durfde niet te hopen dat het weer gewoon was dichtgegaan; ze voelde dat dit niet het geval was. Maar zolang de zaken zich gestabiliseerd hadden, was dat tenminste iets. Als ze nu snel verder konden en de Jaff zouden vinden, dan kon er misschien nog een manier gevonden worden om de schade die hij had aangericht enigszins te herstellen. 'Zie je iets?' vroeg Grillo. Hij kwam samen met Hotchkiss de hoek om, beladen met buit: touwen, zaklantaarns, batterijen en verschillende truien.
'Het zal daar beneden koud zijn,' legde Hotchkiss uit toen ze hem daar een vraag over stelde. 'Verdomd koud. En vermoedelijk nat.' 'We krijgen de keus,' zei Grillo geforceerd vrolijk. 'Verdrinken, bevriezen of vallen.'
'Ik hou wel van keuzes,' zei ze en vroeg zich af of voor de tweede keer sterven net zo akelig zou zijn als de eerste keer. Niet over nadenken, hield ze zichzelf voor. Er is voor jou geen tweede wederopstanding. 'We zijn klaar,' zei Hotchkiss. 'Of zo klaar als maar mogelijk is. Waar is Witt?'
'Bij de dierenwinkel,' vertelde ze hem. ik ga hem wel halen.' Ze sloeg de hoek weer om en zag dat Witt de winkel had verlaten en nu door een andere etalage stond te kijken. 'Zie je iets?' vroeg ze.
'Dat is mijn kantoor,' zei hij. 'Of dat was het. Daar werkte ik.' Hij wees met zijn vinger door het glas. 'Aan dat bureau met die plant.' 'Die plant is dood,' merkte ze op. 'Alles is dood,' zei Witt vrij heftig.
'Wees niet zo'n defaitist,' zei ze tegen hem en haastte zich terug naar de auto waar Hotchkiss en Grillo al klaar waren met alles in te laden. Onder het rijden legde Hotchkiss zijn problemen duidelijk en eenvoudig uit:
'Ik heb Grillo al verteld,' zei hij, 'dat dit in feite een zelfmoordonderneming is. Vooral voor jou,' zei hij toen hij een blik van Tesla in het achteruitkijkspiegeltje opving. Hij ging daar niet verder op door, maar ging verder op wat praktische punten. 'We hebben totaal niets van de noodzakelijke benodigdheden. Het spul dat we in de winkels hebben gevonden, is voor huishoudelijk gebruik; in een crisis zal het ons leven beslist niet redden. En we zijn niet getraind. Geen van allen. Ik heb lang geleden zelf een beetje geklommen. Ik ben eigenlijk alleen maar een theoreticus. En dit is geen gemakkelijke omgeving. Er is een heel goede reden waarom het lichaam van Vance niet naar boven is gebracht. Er zijn daar mannen gestorven. . .' 'Dat was niet vanwege de grotten,' zei Tesla. 'Dat was vanwege de Jaff.'
'Maar ze zijn er niet meer in teruggegaan,' stelde Hotchkiss vast. 'God weet dat niemand een man daar wil laten liggen zonder hem een fatsoenlijke begrafenis te geven, maar het was gewoon genoeg geweest.'
'Jij wilde mij anders wel mee naar beneden nemen,' hielp Grillo hem herinneren. 'Een paar dagen geleden nog.' 'Dat was alleen maar jij en ik,' zei Hotchkiss.
'Bedoel je dat je er geen vrouw bij wilt hebben?' zei Tesla. 'Wel, laten we daar dan even duidelijk over zijn. Om je onder de grond te begeven terwijl de halve wereld in elkaar stort lijkt mij ook niet het leukste dat er is, maar ik ben net zo goed als iedere man in alles waar geen pik voor nodig is. Ik ben geen grotere last dan Grillo. Sorry Grillo, maar het is wel waar. We komen daar veilig beneden. Het probleem ligt niet in de grotten, het probleem ligt in wat zich daar verbergt. En ik maak een betere kans met de Jaff dan een van jullie. Ik ken Kissoon, ik heb dezelfde leugens gehoord die de Jaff op de mouw zijn gespeld. Ik heb een vaag vermoeden waarom hij is geworden wat hij geworden is. Als we een kans hebben om hem over te halen ons te helpen, moet ik hem daartoe overhalen.'
Hotchkiss gaf geen antwoord. Hij zweeg tot ze de auto hadden geparkeerd en de spullen uitlaadden. Toen zette hij zijn aanwijzingen
pas weer voort. Dit keer zonder openlijke verwijzingen naar Tesla. 'Ik stel voor dat ik voorop ga,' zei hij. 'Daarna komt Witt. Vervolgens u, mevrouw Bombeck. Grillo kan de achterhoede vormen.' Een parelketting, dacht Tesla, met mij in het midden, vermoedelijk omdat Hotchkiss niet genoeg vertrouwen in haar spierkracht had. Ze ging er niet tegenin. Hij leidde de expeditie en ze twijfelde er niet aan dat die net zo roekeloos was als hij beweerde, en het zou niet bepaald verstandig zijn om zijn gezag te ondermijnen nu ze op het punt stonden de afdaling te maken.
'We hebben zaklantaarns,' ging hij verder. 'Elk twee. Een in je zak, de ander om je hals gebonden. We hebben niet veel hoofdbescherming kunnen vinden, dus zullen we het met de gebreide mutsen moeten doen. We hebben voor iedereen handschoenen, een paar laarzen, twee truien en twee paar sokken. Vooruit ermee.' Ze droegen de spullen door de bomen naar de open plek en kleedden zich daar aan. Het bos was net zo stil als het vroeg in de ochtend ook geweest was. De zon, die zo fel op hun rug scheen dat het zweet hun uitbrak zodra ze de extra kleding aantrokken, maar het kon desondanks geen enkele vogel tot zingen bewegen. Eenmaal aangekleed bonden ze zich aan elkaar vast met een afstand van zo'n anderhalve meter. Hotchkiss, de theoreticus, kende zijn knopen en maakte er korte metten mee om hen vast te binden; vooral Tesla behandelde hij met een overdreven nonchalance. Grillo was de laatste die aan de ketting werd toegevoegd. Hij zweette erger dan de anderen en de aderen bij zijn slapen waren bijna net zo dik opgezwollen als het touw om zijn middel.
'Gaat het?' vroeg Tesla terwijl Hotchkiss op de rand van de scheur zat en zijn voeten in het gat liet zakken. 'Jawel,' antwoordde Grillo.
'Je bent de grootste leugenaar die ik ooit ben tegengekomen,' antwoordde ze.
Hotchkiss had nog een laatste aanwijzing.
'Als we daar beneden zijn,' zei hij, 'laten we dan zo min mogelijk kletsen, afgesproken? We moeten onze energie sparen. Onthou goed dat naar beneden gaan nog maar de halve onderneming is.' 'Naar huis gaan, gaat altijd sneller,' zei Tesla. Hotchkiss keek haar minachtend aan en begon af te dalen. De eerste paar meter waren niet zo moeilijk, maar de ontberingen begonnen al na de eerste drie meter toen ze zich door een ruimte moesten wringen die maar net groot genoeg was; het zonlicht verdween zo plotseling en zo volkomen dat het leek of het nooit had bestaan. Hun zaklantaarns waren maar povere vervangers.
'We zullen hier een ogenblik wachten,' riep Hotchkiss naar boven.
'En onze ogen even aan de duisternis laten wennen.'
Tesla hoorde Grillo zwaar achter zich ademhalen; hij hijgde bijna.
'Grillo,' mompelde ze.
'Het gaat wel. Het gaat wel.'
Dat was gemakkelijk gezegd, maar het was verre van de waarheid. De symptomen waren dezelfde als bij vorige aanvallen, als hij tussen twee etages met een lift had vastgezeten of in een overvolle ondergrondse zat. Zijn hart bonkte als een bezetene en hij had het gevoel dat zijn keel werd dichtgesnoerd. Maar dat waren slechts uiterlijke verschijnselen. De werkelijke angst was een paniek die tot zo'n ondraaglijke hoogte kon uitgroeien dat zijn gezonde verstand gewoon als een lamp uitging en de duisternis een continuïteit werd, zowel binnen als buiten. Hij had een hele vracht remedies - pillen, diep ademhalen, en als het er werkelijk op aankwam bidden - maar die hadden nu geen van alle veel zin. Hij kon het alleen maar ondergaan. Tesla hoorde het.
'Zei je leuk?' zei ze. 'Het is nogal een leuke onderneming.' 'Hou het rustig daarachter,' schreeuwde Hotchkiss van voren. 'We gaan weer op pad.'
Ze gingen zwijgend verder, af en toe onderbroken door gegrom of een roep van Hotchkiss die waarschuwde dat de voortgang steiler werd. Het was een zigzag-afdaling geweest, maar nu moesten ze zich tussen rotsen door wringen die door de kracht van het water waardoor de Nuntius-wezens waren ontsnapt, naar boven waren gewerkt. En nu werd het een steile klim door een tunnel waarvan de bodem niet eens door de stralen van hun zaklantaarns bereikt kon worden. Het was bitter koud en ze waren blij met de extra kleding die Hotchkiss hun had opgedrongen, hoewel die massa gemakkelijke bewegingen uitsloot. De rots onder hun handschoenen was op sommige plekken nat en ze werden twee keer nat gespat door water dat een richel aan de andere kant van de tunnel raakte.
Terwijl ze al deze ongemakken overwoog, vroeg Tesla zich af wat voor bizarre geboden mannen (het moesten mannen zijn, vrouwen waren niet zo idioot) ertoe bracht om dit soort dingen als recreatie te doen. Was het omdat, zoals Hotchkiss had gezegd toen zij en Witt naar zijn huis waren gegaan, alle grote geheimen zich ondergronds bevonden? Als dat zo was, bevond ze zich in goed gezelschap. Drie mannen die geen overtuigender reden konden hebben om die geheimen te willen zien en er misschien een van omhoog te brengen. Grillo met zijn passie om het hele verhaal wereldkundig te maken. Hotchkiss die nog steeds niet over het verlies van zijn dochter heen was, die was gestorven vanwege de gebeurtenissen hier. En Witt die Palomo Grove op en top kende maar niet in de diepte en die hier een fundamenteel beeld kreeg van de stad waar hij van hield alsof ze een vrouw was. Er klonk weer een roep van Hotchkiss, dit keer een die ze graag hoorden.
'Er is hier een uitspringende richel,' zei hij. 'Daar kunnen we even op rusten.' Eén voor één klommen ze naar beneden om bij hem te komen zitten. De richel was nat en smal en bood maar net voldoende plaats om hen allemaal te herbergen. Ze rustten zwijgend uit. Grillo haalde een pakje sigaretten uit zijn achterzak te voorschijn en stak er een op. ik dacht dat je ermee was opgehouden,' merkte Tesla op. inderdaad,' zei hij. Hij gaf de sigaret aan haar. Ze inhaleerde diep, genoot ervan en gaf hem toen weer terug aan Grillo. 'Hebben we enig idee hoe ver we naar beneden moeten gaan?' vroeg Witt.
Hotchkiss schudde zijn hoofd.
'Maar er is een bodem daar ergens beneden.'
'Dat weet ik niet eens.'
Witt ging op zijn hurken zitten en grabbelde rond op de richel. 'Wat zoek je?' vroeg Tesla.
Hij stond op met het antwoord. Een stukje rots ter grootte van een tennisbal dat hij de duisternis in gooide. Het bleef een paar seconden stil, toen klonk het geluid van rotsoppervlak dat beneden geraakt werd en aan stukken sprong waarna de stukken alle kanten uitklet- terden. Het duurde lang voor de echo's waren weggestorven en dat maakte het vrijwel onmogelijk om iets over de afstand onder hen te zeggen.
'Leuk geprobeerd,' zei Grillo. 'In de film werkt dat.' 'Wacht eens,' zei Tesla. 'Ik hoor water.'
In de stilte die volgde, werd haar bewering bevestigd. Er stroomde water vlak bij.
'Is dat onder ons of achter een van die muren?' vroeg Witt. 'Dat kan ik niet goed uitmaken.'
'Het kan allebei,' zei Hotchkiss. 'Er zijn twee dingen die ons ervan
kunnen weerhouden helemaal beneden te komen. Als de zaak hier
onderloopt, kunnen we absoluut niet verder gaan.'
'Laten we niet pessimistisch worden,' zei Tesla. 'Laten we verder
gaan.'
'Het lijkt of we hier al uren zijn,' merkte Witt op. 'De tijd is hier anders,' zei Hotchkiss. 'We hebben hier niet de normale tekens om ons heen. De zon die over ons hoofd draait.' 'Ik bepaal de tijd niet door middel van de zon.'
'Je lichaam wel.'
Grillo begon zijn tweede sigaret op te steken, maar Hotchkiss zei: 'Geen tijd,' en liet zich van de richel afglijden. Het verval was bepaald niet loodrecht naar beneden. Als dat zo was geweest, zou hun gebrek aan ervaring en hulpmiddelen hen zeker na een paar meter al de tunnel in hebben gegooid. Maar het was steil genoeg en werd steeds steiler; soms waren er scheuren en steuntjes die een relatief gemakkelijke voortgang boden, maar op andere delen was het steil, glibberig en gevaarlijk. Op deze gedeeltes daalden ze bijna centimeter voor centimeter af. Hotchkiss seinde naar Witt waar de beste mogelijkheden lagen, Witt gaf de boodschap weer aan Tesla door en die vertelde het op haar beurt aan Grillo. Ze hielden hun commentaar beknopt; adem en concentratie waren nu heel belangrijk. Ze waren net aan het eind van zo'n gedeelte toen Hotchkiss het sein gaf om stil te staan.
'Wat is er?' vroeg Tesla en keek op hem neer. Het antwoord bestond uit een grimmig woord. 'Vance,' zei hij.
Ze hoorde Witt in de duisternis o jezus zeggen. 'Dan zijn we dus beneden,' zei Grillo.
'Nee,' was het antwoord, 'alleen maar weer een uitstekende rand.' 'Stik.'
'Kunnen we er niet omheen?' riep Tesla.
'Geef me even de tijd,' snauwde Hotchkiss terug en zijn stem verraadde de emotie die hij voelde.
Het duurde een paar minuten (vermoedelijk was het in werkelijkheid niet meer dan een) terwijl ze zich vastklampten aan wat ze maar konden vinden. Hotchkiss overwoog de mogelijkheden die voor hen openstonden. Toen hij er een had uitgekozen, riep hij dat de afdaling verder ging.
Het te zwakke licht van de zaklantaarns was hinderlijk gebrekkig geweest, maar nu was het toch nog te veel; Terwijl de drie langs de rand klauterden was het onmogelijk om niet te kijken. Daar, uitgespreid op de glinsterende rots, lag een bundel dood vlees. Het hoofd van de man was als een kapotgeslagen ei op de rots gebarsten. Zijn ledematen waren alle kanten op gebogen; de botten waren beslist van gewricht tot gewricht gebroken. Een hand lag onder zijn nek, met de handpalm naar boven. De ander lag voor zijn gezicht, de vingers een beetje uit elkaar alsof hij kiekeboe speelde.
Het beeld herinnerde hen, als dat nog nodig was, aan wat een enkele misstap tijdens de afdaling zou kunnen betekenen. Ze gingen daarna nog voorzichtiger te werk.
Het geluid van stromend water was een tijdje minder geweest, maar nu begon het weer. Dit keer werd het niet gedempt door een muur van rotsen. Het was duidelijk onder hen. Ze bleven in die richting dalen; om de drie meter stopten ze zodat Hotchkiss de duisternis onder hen in zich op kon nemen. De eerste vier stops had hij niets te melden, toen riep hij over de herrie van het water heen dat er goed en slecht nieuws was. Het goede was dat de tunnel hier ophield. Het slechte was dat hij overstroomd was. is daar geen vaste grond?' wilde Tesla weten.
'Niet veel,' antwoordde Hotchkiss. 'En wat er is, ziet er niet erg betrouwbaar uit.'
'We kunnen niet gewoon weer recht naar boven klimmen,' zei Tesla weer.
'O nee?' kwam het antwoord. 'Nee,' hield ze vol. 'We zijn nu zover gekomen.' 'Hij is hier niet,' schreeuwde Hotchkiss terug. 'Dat wil ik eerst zelf wel eens zien.'
Hij gaf geen antwoord, hoewel ze zich kon voorstellen dat hij haar in het donker stond te vervloeken. Na een poosje begon hij echter toch verder af te dalen. Het water maakte zo'n herrie dat iedere verdere vorm van conversatie uitgesloten was tot ze eindelijk vlak bij elkaar op de bodem konden staan.
Hotchkiss had het goed doorgegeven. Het smalle platform op de bodem van de tunnel was niet meer dan een verzameling puin dat snel door de stroom werd meegevoerd.
'Dit is er nog maar kort,' zei Hotchkiss. Als om zijn bewering kracht bij te zetten, stortte de muur waar de vloed doorheen brak een beetje verder in elkaar en de kracht van het water sleepte er een behoorlijke portie van mee de bulderende duisternis in. Het water sloeg met hernieuwde kracht tegen de bank waar ze op stonden. 'Als we hier niet snel maken dat we wegkomen,' schreeuwde Witt over de herrie van de stroom heen, 'worden we weggespoeld.' 'Ik geloof dat we weer naar boven moeten gaan,' was Hotchkiss het met hem eens. 'We hebben nog een hele klim voor ons. We zijn allemaal koud en moe.' 'Wacht!' protesteerde Tesla. 'Hij is hier niet!' antwoordde Witt. 'Dat geloof ik niet.'
'Wat stelt u dan voor, mevrouw Bombeck,' schreeuwde Hotchkiss. 'Nou, we zouden kunnen beginnen op te houden met die Bombeck- flauwekul, goed? Is het niet mogelijk dat deze stroom uiteindelijk wat rustiger wordt?' 'Misschien. Over een paar uur. Ondertussen vriezen we dood terwijl we wachten. En zelfs als hij ophoudt. . .'
'Ja?'
'Zelfs als hij ophoudt, hebben we nog geen idee in welke richting de Jaff is gegaan.' Hotchkiss liet de straal van zijn zaklantaarn door de tunnel spelen. Hij was net sterk genoeg om de vier muren te raken, maar het was duidelijk dat er verschillende tunnels van deze plek weg leidden. 'Wil je gokken?' schreeuwde Hotchkiss. Het beeld van mislukken doemde op en keek Tesla lang en doordringend aan. Ze negeerde het zo goed mogelijk, maar dat was moeilijk. Ze was te vol hoop geweest, had gedacht dat de Jaff hier gewoon - als een kikvors in een vijver - op hen zou zitten wachten. Hij had iedere willekeurige tunnel kunnen nemen aan de andere kant van de krachtige stroom. Sommige liepen misschien dood, andere konden naar droge grotten leiden. Maar zelfs als ze over het water zouden kunnen lopen (en ze was een beetje uit de routine geraakt), welke zouden ze dan moeten nemen? Ze deed haar zaklantaarn aan om de tunnels zelf te kunnen belichten maar haar vingers waren gevoelloos geworden van de kou, en terwijl ze zat te prutsen om de lamp aan te doen, gleed hij uit haar handen, viel op de rots en rolde naar het water. Ze strekte haar hand ernaar uit om te voorkomen dat ze hem zou verliezen en verloor bijna haar evenwicht waarbij haar voet - die op een afbrokkelend deel van het platform rustte - uitgleed over de natte rots. Grillo greep haar bij haar riem beet en trok haar overeind. De zaklantaarn verdween in het water. Ze keek hem na, toen draaide ze zich om en bedankte hem, maar de geschrokken uitdrukking op zijn gezicht leidde haar ogen naar de grond onder haar en haar dankbetuiging werd een kreet van schrik. En zelfs die kwam er niet goed uit toen de stroom hun strandje van gesteente te pakken had en de steen vond die het houvast gaf. En toen die was weggespoeld, capituleerde de rest ook.
Ze zag dat Hotchkiss zichzelf tegen de muur van de tunnel gooide om een steun te vinden voor het water hem greep. Maar hij was niet snel genoeg. De grond sloeg onder hem vandaan en ze werden het ijzige water ingegooid. Het was op zijn minst zo gewelddadig als koud, terwijl het hen in een oogwenk greep en wegdroeg; hen heen en weer gooide in een donker waas van hard water en nog hardere rots. Tesla kreeg iemands arm te pakken. Ze dacht die van Grillo. Ze kon hem twee hele seconden vasthouden - geen slechte prestatie - tot een bocht in de doorgang de stroom tot nieuw geweld aanzette en ze uit elkaar werden getrokken. Er was even totale verbijstering; het water was wild en toen, plotseling, werd het rustig toen het op een wijde, ondiepe plek langzaam genoeg voor Tesla stroomde om haar armen wijduit te spreiden en zichzelf in evenwicht te houden. Er was geen sprankje licht, maar ze voelde het gewicht van de andere lichamen aan het touw en hoorde Grillo achter zich hijgen. 'Leef je nog?' vroeg ze. 'Net.'
'Witt? Hotchkiss? Zijn jullie er?'
Er klonk een kreun van Witt en een schreeuw van Hotchkiss. ik heb dit gedroomd. . .' hoorde ze Witt zeggen, ik heb gedroomd dat ik zwom.'
Ze wilde er niet over nadenken wat het voor hen allen kon betekenen
als Witt over zwemmen had gedroomd - over de Kern - maar de
gedachte was er toch. Drie keer naar de droomzee: bij de geboorte,
bij de liefde en op de drempel van de dood.
'Ik heb dit gedroomd. . .' zei hij weer, zachter nu.
Voor ze zijn voorspellingen kon wegsussen, merkte ze dat het water
weer sneller was gaan stromen en er een aanzwellend gebulder uit de
duisternis voor hen klonk.
'O, stik toch,' zei ze.
'Wat?' schreeuwde Grillo.
Het water bewoog nu echt sneller en het lawaai werd steeds luider. 'Een stroomversnelling,' zei ze.
Er was een ruk aan het touw en een schreeuw van Hotchkiss, niet als waarschuwing, maar van afschuw. Ze had nog net tijd om te denken stel je voor dat dit Disneyland is, toen werd de ruk een stevige stoot en haar zwarte wereld kantelde. Het water omsloot haar als een dwangbuis van ijs die de adem en het bewustzijn uit haar perste. Ze kwam bij toen Hotchkiss haar gezicht uit het water probeerde te houden. De stroomversneling die hen had meegesleept bulderde langs hen; de razernij kleurde het water wit. Het drong niet tot haar door dat ze kon zien, niet tot Grillo proestend naast hen opdook en zei: 'Licht!'
'Waar is Witt?' hijgde Hotchkiss. 'Waar is Witt?' Ze speurden het oppervlak van de poel af waar ze in terecht waren gekomen. Er was taal noch teken van hem. Maar er was wel vaste grond. Ze zwommen er zo goed en zo kwaad als het ging naar toe, door elkaar gegooid, en met wanhopige slagen kwamen ze op de droge rotsen terecht. Hotchkiss was er het eerste uit en sleepte hen achter zich aan omhoog. Het touw was ergens tijdens de rit tussen hen geknapt. Haar lichaam was een gevoelloze, trillende massa en ze kon zich nauwelijks bewegen, iets gebroken?' vroeg Hotchkiss.
'Dat weet ik niet,' zei ze.
'We hebben het gehad,' mompelde Grillo. 'Jezus, we zitten in het binnenste van de verdomde aarde.'
'Er komt ergens licht vandaan,' hijgde Tesla. Ze vezamelde al haar spierkracht om haar hoofd van de rots op te tillen en naar de bron van het licht te kijken. Die beweging maakte haar duidelijk dat niet alles met haar in orde was. Er was een kramp in haar nek die door haar schouder trok. Ze gaf een kreet. 'Pijn gedaan?' vroeg Hotchkiss.
Ze kwam behoedzaam overeind. 'Het is alweer over,' zei ze. De pijn trok op allerlei plekken door tientallen gevoelloze delen: hoofd, hals, armen, buik. Te oordelen naar de manier waarop Hotchkiss kreunde toen hij wilde opstaan, had hij hetzelfde probleem. Grillo zat alleen maar klappertandend naar het water te staren dat Witt had opgeëist. 'Het is achter ons,' zei Hotchkiss. 'Wat?'
'Het licht. Het komt van achter ons.'
Ze draaide zich om waarop de pijn in haar zij veranderde in korte stekende pijnen. Ze probeerde haar klachten voor zichzelf te houden, maar Hotchkiss zag dat ze haar adem inhield. 'Kun je lopen?' vroeg hij. 'Jij?' gaf ze terug.
'Zullen we een wedstrijd doen?' zei hij.
'Ja.'
Ze keek hem even van opzij aan. Er liep bloed uit de buurt van zijn rechteroor en hij ondersteunde zijn linkerarm met zijn rechter. 'Je ziet er beroerd uit,' zei ze. 'Jij ook.'
'Grillo? Ga je mee?'
Er kwam geen antwoord, alleen maar klappertanden. 'Grillo?' zei ze.
Hij keek niet meer naar het water, maar naar het plafond van de grot.
'Het zit boven op ons,' hoorde ze hem mompelen. 'Al die aarde. Boven op ons.'
'Het valt niet,' zei Tesla. 'We gaan eruit.'
'Nee. We zitten hier levend begraven! We zijn levend begraven!' Hij stond plotseling overeind en het klappertanden werd snikken. 'Haal me hieruit! Haal me hieruit!'
'Hou je kop toch,' zei Hotchkiss, maar Tesla wist dat woorden deze paniek niet zouden kunnen doen stoppen. Ze liet hem huilen en liep naar de scheur in de muur waar het licht vandaan kwam. Het is de Jaff, dacht ze onder het lopen. Het kan geen daglicht zijn, dus moet het de Jaff zijn. Ze had voorbereid wat ze tegen hem wilde zeggen, maar de overtuigende woorden waren uit haar hoofd weggespoeld. Ze moest het maar improviseren. De man confronteren en hopen dat haar tong de rest zou doen.
Ze hoorde Grillo achter zich ophouden met huilen en Hotchkiss zei: 'Dat is Witt.'
Ze keek om. Het lichaam van Witt was aan de oppervlakte van de poel gekomen; hij lag een eindje bij het strandje vandaan met zijn gezicht naar beneden in het water. Ze bleef niet staan kijken maar draaide zich om naar de scheur en liep door; ze liep afschuwelijk langzaam. Ze had het gevoel dat ze naar het licht werd getrokken en dat gevoel werd steeds sterker naarmate ze dichterbij kwam, alsof haar cellen die door de Nuntius waren getroffen de nabijheid van een ander voelde die eveneens getroffen was. Het gaf haar vermoeide lichaam de nodige impuls om de afstand af te leggen. Ze leunde tegen een steen en tuurde naar binnen. De grot erachter was kleiner dan de grot waar ze uit kwam. In het midden brandde wat ze eerst voor een vuurtje had aangezien, maar het was er maar een zwak aftreksel van. Het licht dat het verspreidde was koud en het wierp een onzekere flikkering op de omgeving. Er was geen spoor van de maker. Ze liep naar binnen en maakte haar aanwezigheid bekend, zodat hij haar toenadering niet verkeerd zou opvatten en haar zou aanvallen, 'Is hier iemand?' zei ze. 'Ik wil met. . . Randolph Jaffe spreken.' Ze noemde hem bij die naam in de hoop een beroep te doen op de man die hij geweest was, meer dan op de kunstenaar die hij had willen zijn. Het werkte. Uit een spleet in de verste hoek van de ruimte klonk een stem die minstens zo vermoeid klonk als die van haar zelf. 'Wie ben jij?' 'Tesla Bombeck.'
Ze liep naar het vuur en gebruikte dat als een excuus om binnen te komen. 'Dat mag toch wel, hè?' zei ze en trok haar doornatte handschoenen uit terwijl ze haar handpalmen boven de lusteloze vlammetjes uitstrekte.
'Dat geeft geen warmte,' zei Jaff. 'Het is geen echt vuur.'
'Dat zie ik,' zei ze. De brandstof was een of ander rottend materiaal.
Terata. De rokerige gloed die ze voor vlammen had aangezien, waren
de laatste sporen van hun verval.
'Het ziet ernaar uit dat we alleen zijn,' zei ze.
'Nee,' zei hij. 'Ik ben alleen. Jij hebt mensen meegebracht.'
'Ja. Dat is zo. Een ken je. Nathan Grillo.'
Die naam bracht Jaffe uit zijn schuilplaats te voorschijn.
Ze had de waanzin twee keer in zijn ogen gezien. Een keer in het winkelcentrum, toen Howie haar erop had gewezen. De tweede keer toen hij uit het huis van Vance was gestrompeld en de scheur die hij had geopend achter zich had laten bulderen. Nu zag ze het voor de derde keer. Intenser, 'Is Grillo hier?' vroeg hij.
'Ja.'
'Waarom?' 'Waarom wat?' 'Waarom zijn jullie hier?'
'Om jou te zoeken,' legde ze uit. 'We hebben. . . we hebben je hulp nodig.'
De krankzinnige ogen draaiden in Tesla's richting. Er hing nog een vage andere vorm om hem heen, dacht ze. Net als een schaduw door de rook heen. Een hoofd dat groteske vormen had aangenomen. Ze probeerde er niet te hard aan te denken wat dat was of wat die aanwezigheid kon betekenen. Er was hier maar één onderwerp: deze idioot moest zijn geheimen blootgeven. Misschien was het het beste als ze zelf begon het goede voorbeeld te geven.
'We hebben wel iets gemeen,' zei ze. 'Heel wat dingen trouwens, maar een in het bijzonder.'
'De Nuntius,' zei hij. 'Fletcher heeft je ernaar toe gestuurd en je kon het niet weerstaan.'
'Dat is waar,' zei ze en dacht dat het maar beter was om het met hem eens te zijn dan met hem te argumenteren en zijn aandacht te verliezen. 'Maar dat is niet het belangrijkste.' 'Wat dan wel?' 'Kissoon,' zei ze. Zijn ogen flikkerden. 'Hij heeft je dus gestuurd,' zei hij. Barst, dacht ze, nu heb ik het verpest. 'Nee,' zei ze snel. 'Beslist niet.' 'Wat wil hij van me?'
'Niets. Ik ben zijn afgezant niet. Hij heeft mij om dezelfde reden naar
de Lus gehaald als jou jaren geleden. Herinner je je dat nog?'
'O ja,' zei hij en er klonk geen enkele emotie in zijn stem. 'Dat is niet
zo gemakkelijk om te vergeten.'
'Maar weet je waarom hij je in de Lus wilde?'
'Hij had een assistent nodig.'
'Nee. Hij had een lichaam nodig.'
'O ja. Dat wilde hij ook.'
'Hij zit daar gevangen, Jaffe. De enige manier waarop hij daar ooit
uit kan, is door zich van een lichaam meester te maken.' 'Waarom vertel je me dit?' vroeg hij. 'Hebben we niets beters te doen voor het eind komt?' 'Het eind?'
'Van de wereld,' zei hij. Hij leunde met zijn rug tegen de muur en liet zich door de zwaartekracht op zijn hurken in elkaar zakken. 'Dat gaat toch gebeuren?' 'Hoe kom je daarbij?'
Jaffe hief zijn handen voor zijn gezicht. Ze waren totaal niet genezen. Het vlees was op verschillende plekken tot op het bot afgebeten. Twee vingers en een duim van zijn rechterhand waren helemaal verdwenen.
ik krijg vluchtige indrukken,' zei hij, 'van dingen die Tommy-Ray te zien krijgt. Er kómt iets. . .'
'Kun je zien wat?' vroeg ze hem, verlangend naar iedere aanwijzing, hoe klein ook, naar de aard van de Iad. Kwamen ze met narrenstokjes of met de bom?
'Nee, alleen een verschrikkelijke nacht. Een eeuwigdurende nacht. Ik wil het niet zien.'
'Je moet kijken,' zei Tesla. 'Dat is toch wat van kunstenaars wordt verwacht dat ze doen? Om voortdurend te blijven kijken, zelfs al zit je naar iets te kijken wat je niet kunt aanzien. Jij bent de Kunstenaar, Randolph . . .' 'Nee, dat ben ik niet.'
'Je hebt de scheur geopend, of niet?' zei ze. 'Ik zeg niet dat ik het met je methodes eens ben, want dat ben ik niet, maar je hebt wel gedaan wat niemand anders durfde te doen. Misschien ooit heeft kunnen doen.'
'Kissoon heeft het allemaal zo gewild,' zei Jaffe. 'Dat begrijp ik nu. Hij heeft me tot zijn assistent gemaakt terwijl ik het niet eens wist. Hij heeft me gebruikt.'
'Dat denk ik niet,' zei Tesla. 'Ik denk zelfs niet dat hij zoiets bizars zou kunnen verzinnen. Hoe had hij kunnen weten dat jij en Fletcher de Nuntius zouden ontdekken? Nee. Wat jou is overkomen, is niet van tevoren opgezet. . . je was je eigen agent in dit geheel, niet die van Kissoon. Het is jouw macht. En dus ook jouw verantwoordelijkheid.'
Ze liet haar argumenten even op hem inwerken, zowel omdat ze uitgeput was als om iedere andere willekeurige reden. Jaffe hapte niet. Hij staarde naar het namaakvuurtje dat weldra uitgedoofd zou zijn en toen naar zijn handen. Pas na een minuut zei hij: 'Ben je hier naartoe gekomen om me dat te vertellen?'
'Ja. Zeg me niet dat het voor niets is geweest.' 'Wat wil je dat ik doe?' 'Ons helpen.'
'Er is geen hulp meer mogelijk.'
'Je hebt het gat geopend, je kunt het ook weer dichtmaken.' ik kom niet in de buurt van dat huis.'
'Ik dacht dat jij de Kern wilde hebben,' zei Tesla. ik dacht dat dat je grote ideaal was.' ik had het mis.'
'Je bent het hele eind gekomen, alleen maar om te ontdekken dat je het mis had? Wat heeft je op andere gedachten gebracht?' 'Dat begrijp je toch niet.' 'Probeer het maar.'
Hij keek weer naar het vuur. 'Dat was het laatste,' zei hij. 'Als het licht verdwijnt, zitten we allemaal in het donker.' 'Er moeten wegen hieruit zijn.' 'Die zijn er ook.'
'Dan nemen we daar een van. Maar eerst. . . éérst. . . vertel je me waarom je van gedachten bent veranderd.'
Het kostte hem enige tijd om over zijn antwoord na te denken, of hij dacht erover na of hij wel antwoord zou geven. Toen zei hij: 'Toen ik begon naar de Kunst te zoeken, gingen alle aanwijzingen over kruispunten. Niet alle, maar vele. Ja, vele. De aanwijzingen die ik een beetje begreep. En dus bleef ik zoeken naar kruispunten. Ik dacht dat ik daar het antwoord zou krijgen. Toen trok Kissoon me in de Lus en ik dacht, daar is hij, de laatste van de School, in een hut in een totaal verlaten gebied. Er waren geen kruispunten. Ik moet het mis gehad hebben. En alles wat er sindsdien is gebeurd, op de missiepost, in Palomo Grove. . . er is niets op een kruispunt gebeurd. Ik zag het te letterlijk, begrijp je. Ik ben altijd zo verdomd letterlijk geweest. Fysiek. Wezenlijk. Fletcher dacht aan blauwe lucht en de hemel en ik dacht aan macht en essentie. Hij maakte dromen uit de hoofden van mensen; ik maakte dingen uit hun binnenste en hun zweet. Ik dacht altijd wat duidelijk was. En al die tijd. . .' Zijn stem werd schor van emotie; er lag haat in, tegen zichzelf gericht, '. . . al die tijd zag ik het niet. Tot ik de Kunst gebruikte en begreep wat de kruispunten waren. . .' 'Wat?'
Hij stak zijn minst verwonde hand in zijn overhemd en prutste daar wat. Er hing een medaillon aan een fijn kettinkje om zijn hals. Hij trok er hard aan. De ketting brak en hij gooide Tesla het symbool toe. Ze wist nog voor ze het opving wat het zou zijn. Ze had deze
scène al eens gespeeld, samen met Kissoon. Maar die keer was ze nog niet zover geweest dat ze begreep wat ze nu wist, nu ze het teken van de School in haar handen hield. 'De kruispunten,' zei ze. 'Dit is het symbool.'
'Ik weet niet meer wat symbolen zijn,' antwoordde hij. 'Het is allemaal hetzelfde.'
'Maar dit staat ergens voor,' zei ze en keek weer naar de vormen die op de armen van het kruisje gegraveerd stonden. 'Begrijpen is hebben,' zei Jaffe. 'Op het moment van het begrip is het niet langer een symbool.'
'Leg. . . het me dan uit,' zei Tesla. 'Want als ik hiernaar kijk, is het nog altijd een kruis. Ik bedoel, het is mooi en zo, maar het betekent niet zoveel. Die vent zit daar in het midden en het lijkt of hij gekruisigd wordt, alleen zijn er geen spijkers. En dan al die wezens.' 'Zégt het je helemaal niets?' 'Misschien als ik niet zo moe was.' 'Raad eens.'
ik ben niet in de stemming voor raadseltjes.'
Er gleed een sluwe blik over het gezicht van Jaffe. 'Je wilt dat ik met je meekom - je help tegen te houden wat er ook maar door de Kern komt - maar je hebt er geen idee van wat er eigenlijk aan de hand is. Als je dat wel had, zou je begrijpen wat je daar eigenlijk in je handen houdt.'
Ze begreep wat hij voorstelde nog voor hij het had gezegd. 'Dus als ik erachter kom, ga je mee?' 'Ja. Misschien.'
'Geef me een paar minuten,' zei ze en keek met nieuwe ogen naar de symbolen van de School.
'Een paar?' vroeg hij. 'Wat is een paar? Vijf misschien. Laten we zeggen vijf. Mijn aanbod is goed voor vijf minuten.' Ze draaide het medaillon eens om, zich plotseling erg van zichzelf bewust.
'Staar niet zo naar me,' zei ze. 'Ik hou ervan te staren.' 'Je leidt me af.'
'Je hoeft niet te blijven,' antwoordde hij.
Ze nam dat letterlijk, stond met onvaste benen op en ging terug naar de spleet waar ze door was gekomen.
'Verlies het niet,' zei hij op een bijna satirische toon. ik heb er maar één.'
Hotchkiss stond een meter van de ingang vandaan. 'Heb je het gehoord?' vroeg ze hem.
Hij knikte. Ze deed haar hand open en liet hem het medaillon bekijken. De enige bron van licht, de verterende terata, was onbestendig, maar haar ogen waren er nu wel aan gewend. Ze kon de uitdrukking van verwildering op het gezicht van Hotchkiss zien. Van die kant hoefde ze niet veel te verwachten.
Ze pakte het medaillon weer van hem terug en keek naar Grillo die zich niet had bewogen.
'Die is ingestort,' zei Hotchkiss. 'Claustrofobie.' Ze ging toch naar hem toe. Hij keek niet langer naar het plafond en evenmin naar het lijk in het water. Hij had zijn ogen dicht en klappertandde. 'Grillo.'
Hij klappertandde verder.
'Grillo. Ik ben het, Tesla. Ik heb je hulp nodig.' Hij schudde zijn hoofd, een korte, heftige beweging, 'Ik moet weten wat dit betekent.'
Hij deed zijn ogen niet eens open om te zien waar ze het over had. 'Enorm bedankt, Grillo,' zei ze.
Je bent dus op jezelf aangewezen. Geen hulp, nergens. Hotchkiss begrijpt het niet, Grillo wil het niet begrijpen en Witt ligt dood in het water. Haar ogen gleden even naar het lichaam. Met zijn gezicht naar beneden en de armen gespreid. Arme stakker. Ze had hem niet gekend, maar hij had een fatsoenlijke vent geleken. Ze draaide zich om, deed haar hand open en keek weer naar het medaillon; haar concentratie was helemaal naar de maan door het feit dat de seconden voorbijtikten. Wat betekende het?
Het figuurtje in het midden was menselijk. De vormen die ervan uitgingen niet. Waren ze misschien bekend? Of de kinderen van de centrale figuur? Dat leek logisch. Er was een figuurtje tussen de gespreide benen dat op een gestileerde mensaap leek, daaronder iets reptielachtigs, daaronder. . .
Verrek! Dat waren geen kinderen, dat waren voorouders. Het was devolutie. Mens in het midden, daaronder mensaap, hagedis, vis en daaronder protoplasma (een oog of een enkele cel). Het verleden is onder ons, had Hotchkiss een keer gezegd. Misschien had hij gelijk gehad.
Als ze ervan uitging dat dit de juiste oplossing was, wat betekenden de tekens op de andere drie armen dan? Boven het hoofd van het figuurtje leek iets met een enorm hoofd te dansen. Daarboven dezelfde vorm, alleen vereenvoudigd, en daar weer boven een vereenvoudiging die eindigde als een ander oog (of een enkele cel) die een echo was van de vorm daar beneden. In het licht van de eerste interpretatie was dit niet zo moeilijk te begrijpen. Beneden waren de beeltenissen die tot de mens leidden: erboven moest zijn wat na de mens kwam, de soort die tot een volmaakte spirituele staat was gestegen. Twee van de vier. Hoelang had ze nog?
Niet aan de tijd denken, prentte ze zich in, los het probleem op. Om het medaillon van rechts naar links te lezen, was op geen stukken na zo gemakkelijk als van zuid naar noord. Aan de uiterste linkerkant was weer een cirkel met iets erin dat op een wolk leek. Daarnaast, dichter bij de uitgestrekte arm van het figuur, een vierkant dat in vieren was gedeeld, nog dichterbij iets dat op een bliksemschicht leek, dan een spetter van het een of ander (bloed van de hand?) en dan tot slot de hand zelf. Aan de andere kant was een rij net zo min te begrijpen symbolen. Het kon een straal van de linkerhand van het figuur zijn: dan een golf misschien, of slangen (was ze bezig de zonde van de Jaff hier te begaan? Was ze ook te letterlijk bezig?), dan wat alleen maar beschreven kon worden als een kriebel, alsof er een teken uitgekrast was, en tenslotte de vierde en laatste cirkel en dat was het gat dat in het medaillon was geboord. Van vast tot vloeibaar. Van een cirkel met een wolk naar een lege ruimte. Wat betekende dat in godsnaam? Was het dag en nacht? Nee. Bekend en onbekend misschien? Dat klonk zinniger. Schiet op, Tesla, schiet op. Dus wat was rond en wolkig en bekend?
Rond en wolkig. De wereld. En bekend. Ja! De wereld: de Kosmos en dat hield in dat de lege ruimte op de andere arm het onbekende was, de Metakosmos! En dan bleef alleen het figuurtje in het midden over, de essentie van het hele ontwerp.
Ze liep terug naar de grot waar Jaffe op haar zat te wachten en ze wist dat er niet meer dan een paar seconden over konden zijn. 'Ik weet het!' riep ze naar hem. 'Ik weet het!' Dat was niet helemaal waar, maar voor de rest zou ze op haar goede gesternte moeten vertrouwen.
Het vuur in de grot was bijna uit, maar er lag een gruwelijk heldere glans in de ogen van Jaffe. 'Ik weet wat het is,' zei ze. 'O ja?'
'Op de ene as is het de evolutie, van een enkele cel tot godheid.' Ze begreep uit de blik op zijn gezicht dat ze dat tenminste goed had. 'Ga verder,' zei hij. 'Wat stellen de andere assen voor?' 'De Kosmos en de Metakosmos. Wat we weten en wat we niet weten.' 'Héél goed,' zei hij. 'Heel goed. En in het midden?'
'Wij. Menselijke wezens.'
Zijn glimlach werd breder. 'Nee,' zei hij.
'Nee.'
'Het is een oude fout, hè? Zo eenvoudig ligt het niet.' 'Maar daar ligt wel een menselijk wezen!' zei ze. 'Je ziet nog steeds het symbool.'
'Barst! Ik vind dit erg vervelend! Je doet zo verdomd zelfvoldaan. Help me dan!' 'De tijd is voorbij!'
'Ik zit er vlak bij. Ik zit er toch vlak bij?'
'Zie je nu hoe het gaat? Je kunt er niet uitkomen. Zelfs niet met een beetje hulp van je vrienden.'
'Ik heb geen hulp gekregen. Hotchkiss kan het niet. Grillo is gek geworden. En Witt is. . .'
Witt ligt in het water, dacht ze. Maar dat zei ze niet, omdat het beeld haar plotseling met onthullende kracht raakte. Hij lag daar met zijn armen uitgespreid in het water en zijn handen open. 'Mijn god,' zei ze. 'Het is de Kern. Het zijn onze dromen. Het is niet het vlees en bloed op de kruispunten, maar de geest' De glimlach van de Jaff verdween en het licht in zijn ogen werd helderder, een paradoxale helderheid die geen licht verspreidde, maar licht uit de rest van de omgeving tot zich nam. 'Zo is het, hè?' zei ze. 'De Kern is het centrum van alles. Dat is het kruispunt.'
Hij gaf haar geen antwoord. Dat hoefde ook niet. Ze wist zonder enige twijfel dat ze het goed had. Het figuurtje dreef in de Kern, met uitgespreide armen, terwijl hij of zij droomde in de droom-zee. En op de een of andere manier was dat dromen de plek waar alles begon: de schepping. 'Geen wonder,' zei ze. Hij sprak alsof hij vanuit zijn graf sprak. 'Wat is geen wonder?'
'Geen wonder dat jij het niet kon,' antwoordde ze. 'Toen je besefte
waar je in de Kern tegenover stond. Geen wonder.'
'Je zult nog spijt krijgen van die kennis,' zei hij.
'Ik heb nog nooit ergens in mijn leven spijt van gehad.'
'Je verandert nog wel van gedachten,' zei hij. 'Dat garandeer ik je.'
Ze gunde hem de zure druiven. Maar ze hadden een afspraak en ze
was wel van plan hem daaraan te houden.
'Je hebt gezegd dat je met ons zou meegaan.'
'Dat weet ik.' 'Je komt ook, hè?' 'Het is zinloos.'
'Probeer er nu niet onderuit te komen. Ik weet net zo goed wat er op
het spel staat als jij.'
'En wat denk je er dan aan te doen?'
'We gaan terug naar het huis van Vance en we proberen de scheur
te sluiten.'
'Hoe?'
'Misschien moeten we het advies van een deskundige inwinnen.' 'Die zijn er niet.'
'Er is altijd nog Kissoon,' zei ze. 'Hij is ons nog iets schuldig. Hij is ons feitelijk nog heel wat schuldig. Maar eerst moeten we hier uit weg zien te komen.'
Jaffe keek haar lange tijd aan, alsof hij er niet van overtuigd was of hij zou toegeven of niet.
'Als je dit niet doet,' zei ze, 'blijf je hier in de duisternis zitten waar je al hoelang. . . twintig jaar hebt doorgebracht. De Iad zal doorbreken en hier zit jij dan, onder de grond, in de wetenschap dat de planeet bezet is. Misschien zullen ze je nooit vinden. Je hoeft niet te eten, hè? Daar sta je boven. Je kunt het misschien overleven, misschien wel honderd jaar, misschien wel duizend jaar. Maar je bent alleen. Alleen jij en de duisternis en de wetenschap van wat je hebt gedaan. Klinkt dat gezellig genoeg voor je? Ik zou zelf liever sterven in een poging ze tegen te houden erdoorheen te komen. . .'
'Je bent niet erg overtuigend,' zei hij. 'Ik kan regelrecht door je heen kijken. Jij bent een kletstante, maar daar zit de wereld vol mee. Je denkt dat je handig bent. Maar dat ben je niet. Je hebt er geen idee van wat er op ons afkomt. Maar ik? Ik kan zien, ik heb de ogen van die verrekte zoon van me. Hij beweegt zich in de richting van de Metakosmos en ik kan voelen wat er voor hem ligt. Ik kan het niet zien. Ik wil het ook niet zien. Maar ik kan het voelen. En laat ik je vertellen dat we geen schijn van kans hebben.'
is dit een vertwijfelde poging om toch nog hier te kunnen blijven?' 'Nee, ik ga wel mee. Al was het alleen maar om de blik op jouw gezicht te zien als je er niet in slaagt. Ik ga mee.' 'Laten we dan gaan,' zei ze. 'Weet jij de weg om hieruit te komen?' 'Ik kan er wel een vinden.' 'Mooi.'
'Maar eerst. . .'
'Ja?'
Hij strekte zijn verwonde hand uit. 'Mijn medaillon.'
Voor ze met hun klimtocht konden beginnen moest ze eerst Grillo uit zijn katatonie halen. Hij zat nog steeds met zijn ogen stijf dicht naast het water toen ze na haar gesprek met Jaffe te voorschijn kwam. 'We gaan hier weg,' zei ze zachtjes tegen hem. 'Grillo, hoor je me? We gaan hier weg.' 'Dood,' zei hij.
'Nee,' vertelde ze hem. 'Alles komt in orde.' Ze stak haar arm onder de zijne, ze voelde de pijn in haar zij bij iedere beweging die ze maakte. 'Sta op, Grillo. Ik heb het koud en het wordt gauw donker.' Pikdonker; de lichtbron van de vervallende terata werd snel minder. 'Boven schijnt de zon, Grillo. Daar is het warm. En licht.' Bij die woorden deed hij zijn ogen open. 'Witt is dood,' zei hij.
De golven van de stroomversnelling hadden het lijk aan wal geduwd. 'Wij niet,' zei Tesla. 'Wij gaan leven, Grillo. Dus sta verdomme op.' 'We. . . kunnen niet. . . naar bóven zwemmen. . .' zei hij en keek naar de stroomversnelling.
'Er zijn nog andere manieren om eruit te komen,' zei Tesla. 'Gemakkelijker manieren. Maar dan moeten we wel opschieten.' Ze keek door de ruimte naar Jaffe die de spleten in de wanden bestudeerde. Ze veronderstelde dat hij op zoek was naar de beste uitgang. Hij was er niet veel beter aan toe dan de rest van hen en een inspannende klauterpartij was onmogelijk. Ze zag dat hij Hotchkiss riep en hem aan het werk zette om puin te ruimen. Toen ging hij andere gaten inspecteren. Het ging even door Tesla heen dat de man niet veel meer idee had van hoe ze hieruit moesten komen dan zijzelf, maar ze zette die angst van zich af en concentreerde zich op Grillo en hoe ze daar beweging in moest krijgen. Het kostte nog wat inspanning, maar ze slaagde erin. Hij stond met knikkende knieën op, maar hij wreef er weer enig leven in.
'Mooi,' zei ze. 'Mooi. Nou, laten we dan maar gaan.' Ze keek nog één keer naar het lichaam van Witt en hoopte dat waar hij ook mocht zijn, het een prettige plek was. Als iedereen zijn eigen Hemel had, dan wist ze waar Witt nu was. In een hemels Palomo Grove, een veilig stadje in een veilig valleitje waar de zon altijd scheen en de zaken in de makelaardij goed gingen. Ze wenste hem in stilte het allerbeste en draaide zich van zijn resten af terwijl ze zich afvroeg of hij had geweten dat hij vandaag zou sterven en gelukkiger was geweest om deel van de basis van Palomo Grove uit te maken dan verspild als rook uit een crematorium.
Hotchkiss was van zijn puin opruimen bij de ene spleet weggeroepen om hetzelfde bij een andere te doen en versterkte op die manier
Tesla's achterdocht dat Jaffe niet wist hoe hij hieruit moest komen. Ze kwam Hotchkiss te hulp en verbrak Grillo's apathie door hem hetzelfde te laten doen. De lucht uit het gat rook bedompt. Er was geen zuchtje frisse lucht. Maar misschien zaten ze daar ook wel te diep voor.
Het was zwaar werk en het werd zwaarder in de steeds intenser wordende duisternis. Ze was nooit eerder in haar leven zo dicht bij een totale instorting geweest. Ze had geen gevoel meer in haar handen, haar gezicht was gevoelloos en haar lichaam traag. Ze was ervan overtuigd dat de meeste lijken warmer moesten zijn. Maar een eeuwigheid geleden, ergens in de zon, had ze Hotchkiss verteld dat ze alles kon wat een man ook kon en ze was vast van plan zich daaraan te houden. Ze spoorde zichzelf aan en trok met dezelfde geestdrift als hij aan de rotsen. Maar Grillo verzette het meeste werk; zijn verlangen werd ongetwijfeld door wanhoop aangevuurd. Hij haalde de grootste rotsblokken weg met een kracht waarvan ze niet had geweten dat hij die bezat.
'Goed,' zei ze tegen Jaffe. 'Gaan we dan?'
'Ja.'
'Hierdoor?'
'Die is net zo goed als iedere andere weg,' zei hij en ging voorop lopen.
Toen begon een tocht die in sommige opzichten nog verschrikkelijker was dan de afdaling. Ten eerste hadden ze nog maar één zaklantaarn en die had Hotchkiss die vlak achter Jaffe liep. Het was absoluut onvoldoende; het licht was meer een straaltje dat Tesla en Grillo volgden dan een manier om hun pad te verlichten. Ze struikelden en vielen en struikelden weer; de gevoelloosheid was in zekere zin welkom en stelde iedere bewustwording van verwondingen die ze zichzelf aandeden uit.
Het eerste deel van de weg stegen ze niet eens, het draaide alleen maar om verschillende ruimtes en het geluid van water brulde in de rots om hen heen. Ze liepen door een tunnel die duidelijk nog kort geleden een waterweg was geweest. De modder kwam tot aan hun heupen en druppelde van het plafond op hun hoofd waarvoor ze een eindje verderop dankbaar waren toen de gang nauwer werd en er een punt kwam waar ze zich als ze niet zo glibberig waren geweest nooit doorheen hadden kunnen wringen. Hierna begonnen ze te klimmen, eerst niet zo steil, maar al gauw wel. Nu het geluid van water minder werd, was er een nieuwe dreiging in de wanden: het schuiven van aarde op aarde. Niemand zei iets. Ze waren te uitgeput om nog adem te verspillen aan iets dat zo duidelijk was, namelijk dat de grond waar Palomo Grove op was gebouwd in opstand was gekomen. De geluiden werden harder naarmate ze hoger kwamen en er viel verschillende keren stof van het plafond van de tunnel die hen in de duisternis volstoof.
Hotchkiss merkte het briesje het eerst op. 'Frisse lucht,' zei hij. 'Natuurlijk,' zei Jaffe.
Tesla keek om naar Grillo. Haar zintuigen hadden er zo van langs gekregen dat ze er niet langer zeker van was. 'Voel jij het?' zei ze tegen hem. 'Ik geloof van wel,' zei hij nauwelijks hoorbaar. De belofte maakte dat ze sneller gingen, hoewel het steeds moeilijker werd; de tunnels stonden soms letterlijk te trillen, zo hevig was de beweging in de aarde om hen heen. Maar er kwam steeds meer frisse lucht rondom hen, er kwam zelfs een heel flauw licht van boven hen dat steeds duidelijker werd tot ze de rots waar ze tegenop klauterden eindelijk konden zien. Jaffe trok zich met één hand omhoog met een vreemd, bijna zwevend gemak, alsof zijn lichaam bijna niets woog. De anderen krabbelden achter hem aan, nauwelijks in staat hem bij te houden, ondanks de adrenaline die weer door hun vermoeide lichamen begon te pompen. Het licht was bemoedigend en dat stimuleerde hen verder te gaan; het schijnsel veroorzaakte dat ze hun ogen halfdicht knepen. Het bleef helderder worden, steeds helderder. Ze klommen nu met enthousiasme, alle voorzichtigheid bij het zoeken naar houvast voor handen en voeten vergetend. Tesla's gedachten waren een slordige mengeling van onlogische gevolgtrekkingen, meer dagdromen dan bewuste gedachten. Haar geest was te uitgeput om zichzelf nog te kunnen ordenen. Maar telkens weer keerde ze weer terug naar die vijf minuten die ze had gekregen om het probleem van het medaillon op te lossen. Ze begreep pas goed waarom toen de lucht in zicht kwam: dat dit de klim van de duisternis was, zoals een klim uit het verleden en ook uit de dood. Van iets koudbloedigs naar iets warmbloedigs. Van het blinde en directe naar de toekomst. Ze herinnerde zich vaag een gedachte: dit is de reden dat mannen onder de grond gaan. Om zich te herinneren waarom ze in de zon leven.
Op het allerlaatst, toen de helderheid boven hen overweldigend was,
deed Jaffe een stapje achteruit en liet zich door Hotchkiss inhalen.
'Verander je van gedachten?' vroeg Tesla.
Er lag echter meer dan alleen maar twijfel op zijn gezicht.
'Waar ben je bang voor?' vroeg ze.
'De zon,' zei hij.
'Gaan jullie nog?' vroeg Grillo.
'Zo meteen,' zei Tesla tegen hem. 'Ga maar vast.'
Hij wrong zich langs hen en worstelde de resterende decimeters naar
de oppervlakte. Hotchkiss was er al. Ze hoorde hem lachen. Het was
moeilijk om het plezier om zich bij hem te voegen uit te stellen, maar
ze waren niet zover gekomen om hun buit achter te laten.
'Ik heb een hekel aan de zon,' zei Jaffe.
'Waarom?'
'Ze heeft al een hekel aan mij.
'Je bedoelt dat het pijn doet. Ben je een soort vampier?'
Jaffe knipperde naar het licht.
'Fletcher was dol op de blauwe lucht.'
'Misschien kun je nog wat van hem leren.'
'Daar is het te laat voor.'
'Nee, dat is het niet. Je hebt wat rottige dingen in je leven gedaan, maar je hebt nu de kans om het goed te maken. Er staan ergere dingen te wachten dan jij. Denk daar eens aan.' Hij reageerde niet.
'Kijk,' ging ze verder, 'wat je hebt gedaan kan de zon niets schelen. Die schijnt op iedereen, goed en slecht. Ik zou willen dat het niet zo was, maar zo is het wel.' Hij knikte.
'Heb ik je ooit verteld. . .' zei hij, '. . .over Omaha?' 'Probeer me niet af te leiden, Jaffe. We gaan naar boven.' 'Ik ga dood,' zei hij.
'Dan zijn al je problemen toch voorbij?' zei ze. 'Kom mee!' Hij staarde haar onafgebroken aan; de glans die ze in de grot in zijn ogen had gezien was totaal verdwenen. Er was niets meer aan hem dat wees op een bovennatuurlijke eigenschap. Hij was compleet onopvallend, een grijze, vermoeide schaduw van een man naar wie ze zich als ze hem op straat was tegengekomen niet zou hebben omgedraaid. Behalve misschien om zich af te vragen welke ervaring hem zo diep had getroffen. Het had heel wat tijd en moeite (en het leven van Witt) gekost om hem uit de aarde te halen. Hij leek het nauwelijks waard. Met gebogen hoofd tegen de zonneschijn klom hij de laatste centimeters de zon in. Ze volgde, de helderheid maakte haar duizelig, bijna misselijk. Ze deed haar ogen dicht tot het geluid van lachen haar ertoe bracht ze weer te openen.
Hotchkiss en Grillo stonden niet alleen van opluchting te grinniken. De weg naar huis had hen midden op het parkeerterrein van het Terrace Motel gebracht. 'Welkom in Palomo Grove', stond er op het uithangbord. 'Het Bloeiende Toevluchtsoord