8

Grillo was niet in de juiste kledij voor het feest op Coney Eye naar Palomo Grove gekomen, maar dit was Californië waar gymschoenen en spijkerbroeken normale kleding waren. Hij dacht niet dat hij zou opvallen in deze nonchalante outfit. Dat was de eerste vergissing die hij die middag maakte. Zelfs de bewakers bij het hek droegen een smoking en een zwarte das. Maar hij had een uitnodiging waar hij een valse naam (Jon Swift) op had geschreven en er werden geen vra­gen gesteld. 

Het was niet de eerste keer dat  hij ergens onder een valse naam naar binnen kwam. Toen hij nog een journalist was die dingen uitzocht (in tegenstelling met zijn huidige rol als schandaaltjeszoeker) had hij een keer als verre neef van Goebbels een vergadering van neo-nazi's in Detroit bijgewoond en verscheidene bijeenkomsten van gebedsge­nezingen bij een uit zijn ambt ontzette priester. Naderhand ontman­telde hij hem in een serie artikelen die hem tot Pulitzer-kandidaat maakte. Bijzonder gedenkwaardig was een bijeenkomst van sadoma­sochisten geweest; zijn verhaal daarvan was door de senator die hij daar vastgebonden hondebrood had zien eten, in de kiem gesmoord. Te midden van deze verschillende soorten publiek voelde hij zich net een man in gevaarlijk gezelschap op zoek naar de waarheid: Philip Marlowe met een pen. Hier voelde hij zich gewoon misselijk. Een be­delaar die misselijk op een feest kwam. Hij had van Ellen begrepen dat er beroemde mensen op het feest zouden komen, maar hij had niet verwacht dat ze zo'n vreemd soort gezag over hem zouden heb­ben, volkomen buiten proportie in vergelijking met hun prestaties. Onder het dak van het huis van Buddy Vance waren tientallen van de beroemdste gezichten ter wereld bij elkaar, legenden, idolen en toonaangevende bekendheden uit de modewereld. Rondom hen ge­zichten waar hij de naam niet bij kon bedenken, maar die hij herken­de uit tijdschriften zoals Variety en de Hollywood Reporter. De ab­solute heersers van de industrie: agenten, advocaten en studiodirec­teuren. Tesla bewaarde het gemeenste venijn in haar regelmatige scheldpartijen tegen het nieuwe Hollywood altijd voor deze mensen. De business-school-types die de ouderwetse studiobazen zoals War­ner, Seiznick, Goldwyn en hun club opzij zetten om de droomfabrie- ken met hun demografie en hun rekenmachine te beheersen. Zij wa­ren de mannen en vrouwen die de godheden van het komende jaar zouden kiezen en hun namen op ieders lippen in de hele wereld zou­den leggen. Het werkte natuurlijk niet altijd. Het publiek was wispel­turig, soms echt pervers, en besloot dan plotseling tegen alle ver­wachtingen in een onbekende te gaan verafgoden. Maar het systeem kon dat soort afwijkingen wel aan. De buitenstaander zou met een ongekende snelheid tot het godendom verheven worden en iedereen zou beweren hoe ze altijd al hadden geweten dat de man een ster was. Er waren verscheidene van dat soort sterren in dit gezelschap, jonge toneelspelers die Buddy Vance niet eens persoonlijk gekend konden hebben, maar vermoedelijk hier waren omdat dit het feest van de week was, de plek waar je geweest moest zijn en het gezelschap waar je in gezien moest worden.

Hij ving een glimp van Rochelle op aan de andere kant van de kamer, maar ze had het druk met vleierij in ontvangst te nemen; er stond een hele kring bewonderaars om haar heen die zich aan haar schoonheid te goed deden. Ze keek Grillo's kant niet op. En al had ze dat wel gedaan, dan betwijfelde hij of ze hem wel herkend zou hebben. Ze had de afwezige, dromerige manier van doen van iemand die high is van het een of ander en niet alleen van bewondering. Bovendien had de ervaring hem geleerd dat hij een onopvallend gezicht had. Er was een middelmatigheid aan hem die hij weet aan zijn verschillende soorten voorouders. Er konden Zweedse, Russische, Litauwse, jood­se en Engelse sporen in zijn bloed worden teruggevonden. Ze hieven elkaar netjes op. Hij was alles en niets. In situaties als deze gaf het hem een prettig zelfvertrouwen. Hij kon doorgaan voor wie dan ook en ermee wegkomen zolang hij geen al te grote faux pas maakte, en zelfs dan kon hij zich er meestal nog wel uitkletsen. Hij nam een glas champagne aan van een van de obers en mengde zich onder de menigte, in gedachten aantekeningen makend van de namen van gezichten die hij herkende en de namen van het gezel­schap waar hij in verkeerde. Hoewel niemand in de kamer, behalve Rochelle, er ook maar enig idee van had wie hij was, kreeg hij van bijna iedereen wiens blik hij ontmoette een knikje en werd zelfs een paar keer toegezwaaid door een paar figuren die er blijkbaar een wedstrijd van maakten hoeveel mensen ze op deze schitterende bij­eenkomst kenden. Hij hield hun idee omhoog en knikte als hij werd toegeknikt en zwaaide als er naar hem werd gezwaaid zodat tegen de tijd dat hij de kamer door was zijn geloofsbrieven stevig bevestigd waren: hij hoorde erbij. En dit leidde weer tot de nadering van een vrouw van achter in de vijftig die hem aanklampte met een scherp: 'En wie mag jij wel zijn?'

Hij had geen gedetailleerd tweede ik voorbereid, zoals met de neo­nazi's en de gebedsheler, dus zei hij gewoon: 'Swift. Jonathan.' Ze knikte, bijna alsof ze het wist.

ik heet Evelyn Quayle,' zei ze.

 'Noem me alsjeblieft Eve, dat doet ie­dereen.'

'Graag.'

'Hoe noemen de mensen jou?' 'Swift,' zei hij.

'Mooi zo,' zei ze. 'Zou jij een ober willen aanhouden en een nieuw glas champagne voor me willen halen? Ze zijn zo verdomd snel voor- bij.'

Het was niet haar laatste glas. Ze wist een heleboel over het gezel­schap waarin ze verkeerden en hoe meer glazen champagne en com­plimentjes ze van Grillo kreeg, hoe breedsprakiger ze werd. Hij meende de complimentjes trouwens. Hij vermoedde dat Eve midden vijftig was. Ze gaf toe dat ze eenenzeventig was. 'Dat had ik je nooit gegeven.'

'Zelfbeheersing, beste jongen,' zei ze. ik heb alle slechte eigenschap­pen die anderen ook hebben, maar alles met mate. Wil je nog een glas voor me pakken als het voorbij schiet?'

Ze was de volmaakte roddelaarster, verkwikkend in haar hatelijkhe­den. Er was geen man of vrouw in de kamer waar ze niet iets over te roddelen wist. De anorexia nervosa in het paars bijvoorbeeld was de tweelingzuster van Annie Kristol, de lieveling van de populaire tv- spelletjesshows. Ze teerde weg met een vaart die haar fataal zou wor­den. Eve gaf haar geen drie maanden meer. De tegenstelling Merv Turner, een van de mannen van de onlangs ontslagen raad van be­stuur van Universal, was zo zwaar geworden sinds hij niet meer bij de Black Tower hoorde dat zijn vrouw weigerde met hem naar bed te gaan. Wat Liza Andreatta betreft, dat arme kind, zij lag al drie we­ken in het ziekenhuis na de geboorte van haar tweede kind omdat haar therapeut haar had overgehaald haar eigen placenta op te eten. Alle moeders in de natuur deden dat ook altijd. En daar was ze nu zo door van streek dat ze het kind bijna tot wees had gemaakt nog voor het zijn moeder had kunnen aankijken. 'Krankzinnig, hè?' zei ze met een brede glimlach. Grillo moest het met haar eens zijn.

'Een geweldige krankzinnigheid,' ging ze verder. 'Ik heb er mijn hele leven deel van uitgemaakt en het is nog altijd even wild. Ik begin het warm te krijgen. Zullen we even naar buiten gaan?' 'Prima.'

Ze pakte Grillo's arm. 'Je luistert goed,' zei ze terwijl ze de tuin inlie­pen. 'En dat is hoogst ongebruikelijk in dit soort kringen.'

'Werkelijk?' vroeg Grillo.

''Wat ben je, een schrijver?'

'Ja,' zei hij, opgelucht dat hij niet tegen die vrouw hoefde te liegen. Hij mocht haar. 'Het is geen best vak.'

'We hebben geen van allen een best vak,' zei ze. 'Laten we eerlijk zijn. We vinden geen middel uit tegen kanker. We zijn veel te mateloos, lieverd. Gewoon mateloos.'

Ze trok Grillo mee naar de voorkant van de locomotief die in de tuin stond. 'Moet je nou toch eens kijken. Vind je het niet vreselijk lelijk?' ik weet het niet. Ze hebben een zekere aantrekkingskracht.' 'Mijn eerste echtgenoot verzamelde Amerikaanse abstracte impressi­onisten. Pollock, Rothko. Kil gedoe. Ik ben van hem gescheiden.' 'Vanwege het schilderen?'

'Vanwege het verzamelen, het eindeloos verzamelen. Het is een ziek­te, Swift. Ik heb dat aan het eind ook tegen hem gezegd: Ethan, ik wil niet ook alleen maar een deel van je verzameling zijn. Zij gaan of ik ga. Hij koos voor dat spul dat hem niet tegensprak. Zo'n soort man was hij. Cultureel, maar dom.' Grillo glimlachte. 'Je lacht me uit,' bestrafte ze hem. 'Absoluut niet. Ik ben gecharmeerd.'

Ze straalde bij dit compliment. 'Je kent hier geen mens, hè?' merkte ze plotseling op.

Die opmerking sloeg hem met stomheid.

'Je bent een indringer. Ik heb je gezien toen je net binnenkwam en ik zag je naar de gastvrouw kijken voor het geval zij je zou herkennen. Ik dacht, eindelijk iemand die niemand kent en dat wel wil en hier zit ik, die iedereen kent en zou willen dat dit niet zo was. Een hemels huwelijk. Hoe heet je in werkelijkheid?' ik heb je al gezegd. . .' 'Beledig me niet.' ik heet Grillo.' 'Grillo.'

'Nathan Grillo. Maar alsjeblieft. . . gewoon Grillo. Ik ben journa­list.'

'O, wat saai. Ik dacht dat je misschien een engel was, die naar bene­den was gekomen om over ons te oordelen. Je weet wel. . . zoals So- dom en Gomorra. De hemel mag weten dat we dat verdienen.' 'Je houdt niet erg van deze mensen,' zei hij.

'O lieverd, ik ben liever hier dan in Idaho, maar alleen vanwege het weer. De gesprekken zijn waardeloos.' Ze kwam wat dichter bij hem staan. 'Niet kijken, maar we hebben gezelschap gekregen.'

Een korte, kalende en vaag bekende man kwam naar hen toe.

'Hoe heet hij?' fluisterde Grillo.

'Paul Lamar. Hij was Buddy's partner.'

'Komiek?'

'Dat beweren zijn agenten. Heb je zijn films wel eens gezien?'

'Nee.'

'Mein Kampf is grappiger.'

Grillo was nog bezig zijn lachen in te houden toen Lamar bij Eve kwam.

'Je ziet er als altijd geweldig uit,' zei hij en wendde zich tot Grillo. 'En wie heb je bij je?'

Eve keek even met een glimlachje naar Grillo. 'Dat is mijn zondige geheim,' zei ze.

Lamar schonk Grillo zijn toneelglimlach. 'Neem me niet kwalijk, maar ik heb je naam niet verstaan.'

'Geheimen hebben geen naam,' zei Eve. 'Dat tast hun charme aan.' ik vraag al niets meer,' zei Lamar. 'Laat me mijn fout goedmaken door je het huis te laten zien.'

ik denk niet dat ik die trappen nog op kan, lieverd,' zei Eve. 'Maar dit is Buddy's paleis. Hij was er erg trots op.' 'Nooit trots genoeg om mij uit te nodigen,' gaf ze terug. 'Het was een schuilplaats,' zei Lamar. 'Daarom besteedde hij er zo­veel aandacht aan. Je moet het even bekijken, al is het alleen maar voor hem. Jullie allebei.' 'Waarom niet?' zei Grillo.

Evelyn zuchtte. 'Wat een nieuwsgierigheid,' zei ze. 'Nou, vooruit dan. . . wijs de weg maar.'

Dat deed Lamar. Toen hij hen mee terugleidde door de zitkamer was het duidelijk dat de vaart er bij het gezelschap enigszins was uitge­gaan. Met de nodige drank achter de kiezen en het buffet aardig eer aangedaan werden de gasten wat rustiger, gekalmeerd door een bandje dat trage versies van de standaard melodieën ten beste gaf. Er dansten een paar mensen. De gesprekken waren ook niet zo rauw meer. Er werden afspraken gemaakt en intriges uitgedacht. Grillo vond de sfeer verwarrend en dat vond Evelyn blijkbaar ook. Ze pakte hem bij de arm toen ze de rij fluisteraars passeerden en volg­de Lamar naar de trap. De voordeur was dicht. Twee bewakers van het hek stonden er met hun rug naar toe en met hun handen tot vuisten gebald voor hun kruis. Ondanks de zacht klinkende muziek van de band was alle gevoel van feestelijkheid verdwenen. Er bleef alleen nog paranoïde schizofrenie over. Lamar was de trap al half op. 

'Vooruit Evelyn. . .' zei hij wenkte hij haar. 'Het is niet steil.'

'Het is mijn leeftijd.'

'Je ziet er geen dag ouder uit dan. . .'

'Probeer me niet te vleien,' zei ze. ik loop in mijn eigen tempo.' Ze begon met Grillo naast zich de trap te beklimmen en voor het eerst werd haar leeftijd inderdaad zichtbaar. Er stonden een paar gasten boven op de overloop. Grillo zag lege glazen in hun handen. Ze spra­ken geen van allen; ze fluisterden zelfs niet.

Er groeide een achterdocht in hem dat alles hier niet was zoals het hoorde te zijn en dat instinct werd bevestigd toen hij omkeek. Ro­chelle stond beneden en keek naar boven. Ze keek hem recht in zijn ogen. Hij was ervan overtuigd dat ze hem herkende en staarde terug, voorbereid zijn woordje klaar te hebben. Maar ze zei niets. Ze keek hem aan tot hij de andere kant opkeek. Toen hij weer naar beneden keek, was ze weg.

'Er klopt hier iets niet,' mompelde hij in Eve's oor. ik geloof dat we dit beter niet kunnen doen.'

'Lieverd, ik ben nu halverwege,' antwoordde ze met luide stem en trok aan zijn arm. 'Laat me nu niet in de steek.' Grillo keek naar Lamar en zag dat de komiek hem met dezelfde ogen aankeek als Rochelle had gedaan. Ze weten het, dacht hij. Ze weten het en ze zeggen niets.

Hij probeerde nogmaals Eve ervan af te brengen. 'Kunnen we straks niet gaan?' vroeg hij.

Ze was niet van plan om te keren, 'Ik ga, al dan niet met jou,' zei ze en klom verder.

'Dit is de eerste overloop,' kondigde Lamar aan toen ze daar aankwa­men. Behalve de vreemd stille gasten was er niet veel te zien, vooral niet gezien het feit dat Eve haar afkeer van de kunstcollectie van Van­ce al ten beste had gegeven. Ze kende diverse slenteraars en zei ze goedendag. Ze reageerden uiterst vaag. Er was iets aan hun traagheid dat Grillo aan verslaafden deed denken die net een spuit hadden ge­had. Eve was niet iemand die zo nonchalant behandeld moest wor­den.

'Sagansky,' zei ze tegen een van die hangende figuren. Hij zag eruit als een verlopen matinee idool. Naast hem stond een vrouw uit wie alle sporen van enige geanimeerdheid verdwenen leken te zijn. 'Wat doe jij hier?'

Sagansky keek haar aan. 'Ssst. . .,' zei hij.

is er iemand dood?' vroeg Eve. 'Behalve Buddy dan.'

'Helaas,' zei Sagansky.

'Het overkomt ons allemaal,' was de weinig sentimentele reactie van

Eve. 'Ook jou. Let maar op. Heb jij de grote rondleiding door het huis al gehad?'

Sagansky knikte. 'Lamar. . .' zei hij en zijn ogen draaiden in de rich­ting van de komiek, keken langs hem en kwamen toen toch weer op hem tot rust. 'Lamar heeft ons rondgeleid.' ik hoop van ganser harte dat het de moeite waard is,' zei Eve. 'Dat is het zeker,' was het antwoord van Sagansky. 'Werkelijk. . . dat is het. Vooral de bovenste kamers.'

'O ja,' zei Lamar. 'Zullen we daar nu regelrecht naar toe gaan?' Grillo's achterdocht was niets minder geworden door de ontmoeting met Sagansky en zijn vrouw. Er was hier iets heel vreemds aan de hand.

ik geloof dat we genoeg hebben gezien,' zei Grillo tegen Lamar. 'O, neem me niet kwalijk,' antwoordde de komiek, 'Ik was Eve ver­geten. Arme Eve. Het is natuurlijk te veel voor je.' Zijn neerbuigendheid, schitterend op tijd, veroorzaakte precies het effect dat hij had beoogd.

'Doe niet zo raar,' snoof ze. 'Misschien word ik dan een dagje ouder, maar ik ben nog niet seniel. Breng ons naar boven!' Lamar haalde zijn schouders op. 'Weet je het zeker?' 'Natuurlijk weet ik het zeker.'

'Tja, als je erop staat. . .' zei hij en wees de weg verder, langs de slen­teraars naar het begin van de volgende trap. Grillo volgde hen. Toen hij langs Sagansky liep hoorde hij de man delen van zijn voorgaande gesprek met Eve mompelen. Flarden die in zijn achterhoofd rond­zwierven.

'. . . dat is het. . . dat is het zeker. . . vooral de bovenste kamers. . .'

Eve was de trap al een eindje op, vastbesloten dat ze Lamar stap voor

stap bij zou kunnen houden.

Grillo riep haar achterna: 'Eve. Ga niet verder.'

Ze negeerde hem.

'Eve?' zei hij weer.

Dit keer keek ze om.

'Kom je nog, Grillo?' zei ze.

Als Lamar zich realiseerde dat ze de naam van haar geheim had laten glippen, liet hij dat niet merken. Hij leidde haar alleen naar boven en de hoek om. 

Meer dan eens in zijn loopbaan had Grillo een pak slaag kunnen ont­lopen door acht te slaan op de tekenen van gevaar die hij nu kreeg terwijl hij de trap opklom. Maar hij was niet van plan om Eve ten onder te zien gaan ten koste van haar eigen ego. Hij was het afgelo­pen uur nogal op haar gesteld geraakt. Hij vervloekte zichzelf en haar minstens even hard en volgde toen de weg die zij en haar verleider hadden genomen.

Buiten bij het hek was een relletje losgebroken. Het was begonnen met een wind die nergens vandaan scheen te komen en als het tij door de bomen waaide die op de Heuvel groeiden. Het was een droge en stoffige wind die verscheidene laat aankomende gasten weer in hun limousines terugdreef om hun doorgelopen mascara in orde te bren­gen.

Uit die windstoten kwam een auto te voorschijn en daar zat een sme­rige jongeman in die nonchalant toegang tot het huis verlangde. De bewakers bleven rustig. Ze hadden in hun leven al met talloze in­dringers te maken gehad, kinderen met meer lef dan hersens die al­leen maar een glimp van dit soort leven wilden opvangen. 'Je hebt geen uitnodiging, jongen,' zei een van hen. De indringer stapte uit zijn auto. Hij was met bloed besmeurd en dat was niet zijn eigen bloed. En in zijn ogen lag een fanatieke uitdruk­king die de bewakers naar hun wapens onder hun jacks liet grijpen, 'Ik moet mijn vader zien,' zei de jongen.

is dat een van de gasten?' wilde de bewaker weten. Het was niet uit te sluiten dat dit een of ander rijkeluiszoontje uit Bei-Air was, vol­gespoten met drugs die nu naar pappie toe kwam. 'Ja, hij is een van de gasten,' zei Tommy-Ray. 'Hoe heet hij dan?' vroeg de bewaker. 'Geef me de lijst eens, Clark.' 'Hij staat op geen van jullie lijsten,' zei Tommy-Ray. 'Hij woont hier.'

'Je hebt het verkeerde huis, jongen,' vertelde Clark hem en hij moest zijn stem verheffen om boven het gebulder van de wind in de bomen uit te komen, dat onverminderd doorging. 'Dit is het huis van Buddy Vance. Tenzij jij een van zijn onechte kinderen bent!' Hij grinnikte naar de derde man, die niet teruglachte. Zijn blik rustte op de bo­men, of eigenlijk op de lucht die hen in beweging bracht. Hij kneep zijn ogen halfdicht; het leek haast alsof hij iets in die smerige stoffige lucht kon zien.

'Daar zul je spijt van krijgen, nikker,' vertelde het joch de eerste be­waker. ik kom terug en laat ik je vertellen - jij gaat er als eerste aan.' Hij wees met een vinger naar Clark. 'Horen jullie me? Hij gaat als eerste. Daarna komen jullie aan de beurt.'

Hij stapte weer in de auto, reed achteruit, draaide en reed de Heuvel weer af. Door een of ander verwarrend toeval leek de wind met hem mee te gaan, terug naar beneden naar Palomo Grove. 'Verdomd vreemd,' zei de bewaker die naar de lucht had gekeken en

merkte dat de laatste beweging in de bomen afnam.

'Ga even naar het huis,' zei de eerste bewaker tegen Clark. 'En kijk

daar eens alles na. .'

'Waarom zou er iets aan de hand zijn?'

'Doe het nou verdomme maar,' antwoordde de man terwijl hij de jon­gen en de wind nog steeds nakeek.

'Rustig maar,' antwoordde Clark en deed wat van hem werd ver­langd.

Nu de wind weg was, merkten de twee overgebleven bewakers hoe stil het eigenlijk was. Er kwam geen geluid uit de stad aan hun voe­ten. En ook niet uit het huis erboven. En zij stonden daar op een stil weggetje met bomen.

'Heb jij wel eens onder vuur gelegen, Rab?' vroeg de man die naar de lucht had gekeken. 'Nee. Jij?'

'Ja zeker,' kwam het antwoord. Hij snoot stof in de zakdoek die zijn vrouw Marci keurig had gestreken voor het borstzakje van zijn smo­king. Toen keek hij nasnuivend naar boven. 'Tussen de aanvallen door. . .' zei hij.

'Ja?'

'Was het net als nu.'

Tommy-Ray, dacht de Jaff en hield even op met zijn bezigheden om uit het raam te kijken. Hij was zo afgeleid door zijn werk dat hij niet had beseft dat zijn zoon zo dichtbij was tot hij weer de Heuvel was afgereden. Hij probeerde de jongen nog na te roepen, maar de bood­schap werd niet ontvangen. De gedachten die de Jaff tijdens eerdere gelegenheden gemakkelijk had kunnen manipuleren, waren niet meer zo eenvoudig. Er was iets veranderd, iets belangrijks dat de Jaff niet goed begreep. De geest van de jongen was niet langer een open boek voor hem. De signalen die hij ontving, waren verwarrend. Er was een angst in de jongen die hij nooit eerder had gevoeld en een kilte, een intense kilte. 

Het had geen zin om te proberen de signalen te begrijpen, niet nu hij zoveel andere dingen aan zijn hoofd had. De jongen kwam wel terug Dat was eigenlijk de enige duidelijke boodschap die hij ontving: Tommy-Ray was vast van plan terug te komen. Ondertussen had de Jaff belangrijker dingen te doen. De middag was bijzonder productief geweest. In twee uur tijd was zijn ambitie voor deze bijeenkomst bewaarheid. Ze had bondgenoten geproduceerd van een puurheid die hij onder de terata van de bevolking van Palo­mo Grove nooit zou hebben gevonden. De ego's die zich aan hem hadden onderworpen hadden zich eerst tegen zijn overtuigingen ver­zet. Dat viel ook te verwachten. Een paar dachten dat ze vermoord werden en hadden hun portefeuilles te voorschijn gehaald in een po­ging hem om te kopen en hen uit de bovenste kamer te laten ontsnap­pen. Twee vrouwen hadden hun siliconeborsten ontbloot en hem hun lichaam aangeboden in ruil voor de dood; een van de mannen had een soortgelijke ruil voorgesteld. Maar hun narcisme was als een muur van suiker afgebrokkeld, hun dreigementen, onderhandelin­gen, smeekbedes en gehuichel was het zwijgen opgelegd zodra hij was begonnen hun angsten eruit te zweten. Hij had hen allemaal weer naar het feest teruggestuurd. Uitgemolken en passief. De verzameling die nu langs de muren stond, was door de nieuwelin­gen veel zuiverder geworden; er ging een boodschap van chaos van de ene terata naar de andere en hun massa loste in de schaduwen op in iets dat donkerder en eenvoudiger van vorm was. Ze waren minder specifiek geworden. Hij kon van geen van alle de namen van hun ma­kers meer noemen. Gunther Rothbery, Christine Seapard, Laurie Doyle, Martine Nesbitt, waar waren ze nu? Bezig gewone, sombere klei te worden. 

Zijn legioen was nu zo groot dat hij het nog onder bevel kon houden; als er nog veel bij kwamen, zou zijn leger ongezeglijk worden. Mis­schien was dat al het geval. Maar hij stelde toch het ogenblik om zijn handen eindelijk te laten doen waar ze voor gemaakt en weer op­nieuw voor gemaakt waren: de Kunst te gebruiken. Het was twintig jaar geleden sinds hij op die levensbelangrijke dag het symbool van de School had gevonden, verloren in de doorgang in de woestenij van Nebraska. Hij was nooit meer teruggegaan. Zelfs tijdens zijn oorlog met Fletcher had het spoor van hun gevecht hem nooit naar Omaha geleid. Hij betwijfelde of er daar nog iemand was die hij kende. Ziek­te en wanhoop zouden minstens de helft hebben opgeëist. De oude dag de andere helft. Hij was natuurlijk niet door dergelijke krachten geraakt. De voorbijglijdende jaren hadden geen invloed op hem. Al­leen de Nuntius had invloed en er was geen weg terug van een derge­lijke verandering. Hij moest voorwaarts gaan om het ideaal verwe­zenlijkt te zien dat op die dag in hem was gelegd en op alle dagen die daarop waren gevolgd. Hij was de gemeenplaatsen van zijn leven ontvlucht en had zich naar vreemdere terreinen bewogen. Hij keek zelden terug. Maar vandaag, toen de rij beroemde gezichten in de bo­venste kamer voor hem was verschenen en huilde en rilde en hun borsten voor hem ontblootte en vervolgens hun ziel, kon hij niet na­laten even terug te denken aan de man die hij geweest was en die nooit had durven hopen zich in dergelijk gevierd gezelschap te bevin­den. Toen dat toch het geval werd, vond hij iets in zichzelf dat hij al die jaren bijna succesvol had verborgen. Precies datgene dat hij uit zijn slachtoffers liet zweten: angst.

Hoewel hij volkomen onherkenbaar was geworden, was er toch een klein deel van hem dat altijd Randolph Jaffe zou blijven en dat deeltje fluisterde in zijn oren en het zei: Dit is gevaarlijk. Je weet niet waar je aan begint. Dit zou je einde kunnen betekenen. Na zoveel jaren kwam het als een schok om dat oude bekende stem­metje weer te horen, maar het was op een vreemde manier tevens ge­ruststellend. Hij kon het ook niet helemaal negeren omdat de waar­schuwing waarheid bevatte: hij wist niet wat er achter het gebruik van de Kunst lag. Dat wist eigenlijk niemand. Hij had alle verhalen gehoord, hij had alle metaforen bestudeerd. Maar het waren slechts verhalen, slechts metaforen. De Kern was niet in de letterlijke zin van het woord een zee; Efemeride was niet in de letterlijke zin van het woord een eiland. Dat was de manier waarop een materialist een geestestoestand zou beschrijven. Misschien wel dé geestestoestand. En nu stond hij nog maar een paar minuten af van het openen van de deur die toegang gaf tot die conditie, bijna volslagen onbekend met de werkelijke aard ervan.

Het kon net zo goed tot krankzinnigheid, hel of de dood leiden als tot de hemel en het eeuwige leven. Hij zou er op geen enkele andere manier achter komen dan door de Kunst te gebruiken. Waarom zou je het eigenlijk gebruiken? fluisterde de man die hij der­tig jaar geleden was geweest tegen hem. Waarom geniet je niet ge­woon van de macht die je nu hebt? Dat is toch al meer dan waar je ooit van hebt gedroomd? Vrouwen komen je hier hun lichaam aan­bieden. Mannen vallen met het snot uit hun neus voor je op hun knieën en smeken om genade. Wat wil je nog meer? Wat kan een mens nog meer willen?

De redenen, was het antwoord. De bedoeling achter de tieten en de tranen: een glimp van het grotere geheel.

Je hebt alles wat er is, zei het oude stemmetje weer. Beter wordt het niet. Er is niet meer.

Er werd zachtjes op de deur geklopt: Lamars code.

'Wacht,' mompelde hij en probeerde het argument in zijn hoofd vast

te houden.

Buiten de deur tikte Eve Lamar op zijn schouder: 'Wie is daar?' vroeg ze.

De komiek schonk haar een glimlachje, iemand die je beslist moet leren kennen,' zei hij. 'Een vriend van Buddy?' vroeg ze. 

'Ja.'

'Wie?'

'Je kent hem niet.'

'Waarom moeten we hem dan leren kennen?' vroeg Grillo. Hij pakte Eve bij haar arm beet. Hij was nu niet langer achterdochtig, hij wist het zeker. Er hing hier een ranzig luchtje en hij hoorde het geluid van meer dan een persoon achter die deur.

Er klonk een uitnodiging om binnen te komen. Lamar draaide de deurknop om en maakte hem open. 'Kom maar, Eve,' zei hij.

Ze maakte zich los uit de greep van Grillo en liet zich door Lamar over de drempel begeleiden de kamer in. 'Het is donker,' hoorde Grillo haar zeggen.

'Eve,' zei hij terwijl hij zich langs Lamar heen wrong en door de deur achter haar greep. Het was inderdaad donker, zoals ze had gezegd. De avond was over de Heuvel gevallen en het beetje licht dat door het raam in de hoek viel, was nauwelijks voldoende om de inrichting van de kamer te onderscheiden. Maar Eve's gestalte was zichtbaar voor hem. Hij pakte haar weer bij haar arm beet. 'Genoeg,' zei hij en liep terug naar de deur. Terwijl hij dat deed, kwam Lamars vuist midden in zijn gezicht terecht, een zware en on­verwachte slag. Zijn hand gleed weg van Eve's arm, hij viel op zijn knieën en rook het bloed in zijn neus. De komiek sloeg de deur achter hem dicht.

'Wat gebeurt er?' hoorde hij Eve zeggen. 'Lamar! Wat is er aan de hand?'

'Niets om je druk over te maken,' mompelde de man. Grillo tilde zijn hoofd op waardoor een golf bloed uit zijn neus kwam. Hij legde zijn hand op zijn gezicht om het bloed tegen te hou­den en keek de kamer door. In het korte ogenblik dat hij een glimp van het vertrek had opgevangen, had hij gedacht dat het vol meubels stond. Hij had zich vergist. Dit spul leefde.

'Lam. . .' zei Eve weer, en alle bravoure was nu uit haar stem ver­dwenen. 'Lamar. . ., wie is dat hier?' 'Jaffe. . .' zei een zachte stem. 'Randolph Jaffe.' 'Zal ik het licht aandoen?' vroeg Lamar.

'Nee, ' kwam het antwoord uit de schaduw. 'Nee. Nog niet.' Ondanks zijn tollende hoofd herkende Grillo de stem en de naam. Randolph Jaffe: de Jaff. En dat feit verschafte hem de identiteit van de vormen die in de donkere hoekjes van deze grote kamer zaten te loeren. Het was overladen met de beesten die hij had gemaakt. Eve had ze ook gezien. 

'Mijn god. . .' mompelde ze. 'Mijn god, mijn god, wat is hier aan de hand?'

'Het zijn vrienden van vrienden,' zei Lamar. 'Doe haar geen pijn,' verlangde Grillo.

'Ik ben geen moordenaar,' zei de stem van Randolph Jaffe. iedereen die hier naar binnen is gegaan, is er weer levend uitgekomen. Ik wil maar een klein deeltje van je.'

Zijn stem klonk niet meer zo vol zelfvertrouwen als toen Grillo hem in het winkelcentrum had gehoord. Hij had een groot deel van zijn beroepsleven doorgebracht met naar mensen te luisteren die praat­ten. Hij had gezocht naar tekenen van het leven onder het leven. Hoe had Tesla dat ook weer gezegd? Iets over een oog hebben voor de ver­borgen agenda. Er school iets achter de stem van de Jaff nu. Een tweeslachtigheid die daar niet eerder was geweest. Bood dat enige hoop op ontsnapping? Of tenminste uitstel van executie? 'Ik herinner me jou,' zei Grillo. Hij moest het uit die man trekken: verborgen tekst tot tekst maken. Moest hem zijn twijfels onder woor­den laten brengen, ik heb je in vlammen zien opgaan.' 'Nee. . .' zei de stem in de duisternis, '. . .dat was ik niet. . .' 'Dan heb ik het verkeerd. Maar wie. . . mag ik vragen. . . ?' 'Nee, dat mag je niet,' zei Lamar van achter hem. 'Wie wil je eerst,' vroeg hij aan de Jaff.

De vraag werd genegeerd en in plaats daarvan zei de man: 'Wie ben ik? Vreemd dat je dat vraagt.' Zijn toon klonk bijna dromerig. 'Alsjeblieft,' mompelde Eve. 'Ik kan hier geen adem halen.' 'Ssst,' zei Lamar. Hij had zich bewogen om haar te ondersteunen. In de schaduwen verschoof de Jaff in zijn stoel als een man die zijn draai niet kan vinden.

'Niemand weet. . .' begon hij, '. . .eigenlijk hoe verschrikkelijk het is.'

'Wat?' vroeg Grillo.

'Ik heb de Kunst,' antwoordde de Jaff. ik heb de Kunst. Dus moet ik die gebruiken. Het zou zonde zijn om dat niet te doen, na al dat wachten, al deze verandering.'

Hij is doodsbenauwd, dacht Grillo. Hij is dicht bij de rand en hij is als de dood dat hij eroverheen valt. Hij wist niet waarin hij dan zou vallen, maar het was beslist een situatie die mogelijkheden bood. Hij besloot op de grond te blijven zitten waar hij geen fysieke dreiging voor de man vormde. Hij zei heel zachtjes: 'De Kunst. Wat is dat?'

Als de volgende woorden van de Jaff als antwoord waren bedoeld, waren ze verre van duidelijk. 

iedereen is verloren, weet je. Dat gebruik ik. Ik gebruik de angst in hen.'

'Jij niet?' zei Grillo.

'Ik niet?'

'Verloren?'

'Ik dacht altijd dat ik de Kunst had gevonden. . . maar misschien heeft de Kunst mij wel gevonden.' 'Dat is goed.'

'Ja?' zei hij. ik weet niet wat ze gaan doen. . .'

Dus dat is het, dacht Grillo. Hij heeft zijn prijs en nu is hij bang om

hem uit te pakken.

'Het zou ons allemaal kunnen vernietigen.'

'Dat had je niet gezegd,' mompelde Lamar. 'Je zei dat we allemaal zouden dromen. Alle dromen die Amerika ooit gedroomd had, die de wéreld ooit had gedroomd.' 'Misschien,' zei de Jaff.

Lamar liet Eve los en deed een stap naar zijn meester.

'En nu zeg je dat we dóód kunnen gaan?' zei hij. ik wil niet dood.

Ik wil Rochelle. Ik wil het huis. Ik heb een toekomst. Die geef ik niet

op.'

'Denk maar niet dat je er nog onderuit komt,' zei de Jaff. Voor het eerst sinds het gesprek was begonnen hoorde Grillo een echo van de man die hij in het winkelcentrum had gezien. Lamars weerstand bracht de oude geest weer terug. Grillo vervloekte hem voor zijn opstandigheid. Er zat maar één goede kant aan: het gaf Eve de kans een stap achteruit naar de deur te doen. Grillo bleef op de grond zit­ten. Als hij zou proberen zich bij haar te voegen zou hij alleen maar de aandacht op hen beiden vestigen en iedere kans op ontsnapping verhinderen. Als zij weg kon komen, kon ze alarm slaan. De klachten van Lamar hadden zich inmiddels verdubbeld. 'Waarom heb je tegen me gelogen?' vroeg hij. ik had van het begin af aan moeten weten dat je niet deugde. Nou barst maar, jij. . .' Grillo spoorde hem in stilte aan. De dieper wordende duisternis was gelijk opgegaan met de pogingen van zijn ogen om die te doordringen en hij kon nog steeds niets meer van zijn overmeesteraar zien dan toen hij net binnen was, maar hij zag wel dat de gestalte opstond. De beweging veroorzaakte enige consternatie in de schaduwen waar de verborgen beesten reageerden op het ongemak van hun schepper. 'Hoe durf je?' zei de Jaff.

'Je hebt gezegd dat het veilig was,' zei Lamar.

Grillo hoorde de deur achter zich piepen. Hoewel hij zich om wilde keren, verzette hij zich tegen die verleiding. 

'Veilig, had je gezegd.'

'Zo eenvoudig is dat niet!' zei de Jaff.

'Ik ben hier weg!' antwoordde Lamar en draaide zich om naar de deur. Het was te donker voor Grillo om de uitdrukking op zijn ge­zicht te zien, maar een beetje licht van achter hem en het geluid van de voetstappen van Eve toen ze de kamer ontvluchtte, waren vol­doende bewijs. Grillo stond op toen Lamar vloekend naar de deur liep. Hij was nog duizelig van de slag en hij zwaaide toen hij stond, maar hij was een stap voor Lamar bij de deur. Ze botsten en hun bei­der gewicht sloeg tegen de deur die weer dichtklapte. Er heerste even verwarring; het was bijna grappig toen ze beiden naar de deurknop zochten. Toen kwam er iets tussenbeide dat achter de komiek op­dook. Het was bleek in de duisternis, grijs tegen een zwarte achter­grond. Lamar maakte een keelgeluid toen het wezen hem van achte­ren beetpakte. Hij greep naar Grillo die door zijn vingers terug naar het midden van de kamer gleed. Hij kon niet goed waarnemen hoe de terata zich aan Lamar te goed deed en daar was hij blij om. De fladderende ledematen van de man en zijn keelachtige geluiden waren voldoende. Hij zag de massa van de man tegen de deur neervallen ter­wijl zijn lichaam steeds duisterder werd door de terata. Toen was het weer stil.

'Dood?' fluisterde Grillo.

'Ja,' zei de Jaff. 'Hij noemde me een leugenaar.' 'Dat zal ik onthouden.' 'Dat is je geraden.'

De Jaff maakte een beweging in het duister die Grillo niet begreep. Maar de gevolgen maakten veel duidelijk. Er kwamen lichtdruppels uit de vingers van de man die zijn vervallen gezicht en zijn lichaam, dat dezelfde kleren droeg als indertijd in het winkelcentrum, verlicht­ten maar dat duisternis leek uit te stralen. En de kamer met de terata die niet langer de complexe beesten waren die ze waren geweest, maar puntige schaduwen die tegen alle muren waren afgetekend. 'Tja Grillo. . .' zei de Jaff, '. . . het ziet ernaar uit dat ik het maar moet doen.'