59
Marek krabbelde overeind. Hij wreef met zijn hand over zijn gezicht, schudde een paar keer met zijn hoofd en klopte de sneeuw van zijn kleren. Hij had een harde klap gemaakt. Toen hij eenmaal rechtop stond, voelde hij hoe zijn rugspieren een flinke opdoffer hadden gekregen. Hij boog achterover om ze te strekken, waarna de pijn iets wegzakte.
Hij had geluk gehad. Terwijl Vojtech de linkerkant van de heuvel had gekozen om meer snelheid te krijgen, was hij in het spoor van Manon gebleven. Evenals Manon was hij rakelings langs het voertuig gesuisd. Bij het neerkomen was hij uit balans geraakt en hard gevallen. Helaas was Manon wel overeind gebleven en verdwenen.
Hij pakte zijn twee ski’s op en liep naar de onheilsplek. De gele sneeuwruimer stond net achter de heuvel geparkeerd. Een man in een groen uniform stond aan de voorkant van zijn ‘pistebully’, zoals deze gele bakbeesten werden genoemd. Hij had zijn handen voor zijn gezicht geslagen en wankelde op zijn benen.
Marek bleef drie meter achter hem staan, legde zijn ski’s geluidloos neer en overzag de situatie. Vojtech lag recht voor de pistebully. De sneeuw rond zijn ontzielde lichaam was doordrenkt met bloed. Hij was in volle vaart tegen het gevaarte gebotst en hoogstwaarschijnlijk op slag dood geweest. Marek voelde geen enkele emotie. Hij had in dit vak wel vaker een dode zien vallen. Wel vond hij de manier waarop Vojtech aan zijn eind was gekomen nogal bizar. Een kogel of messteek, dat was vrij gewoon, maar in het holst van de nacht geschept worden door een sneeuwschuiver...
De bestuurder van het voertuig draaide weg van het lijk en gaf over. Tijdens het lozen van zijn maaginhoud zakte hij door zijn knieën. Dat maakte het voor Marek alleen maar makkelijker. Met vaste tred benaderde hij de man van achteren, klemde diens hoofd tussen zijn handen en draaide het met een snelle beweging een kwartslag. Het klonk alsof een dorre tak knapte. Hij legde het lijk naast dat van Vojtech, pakte zijn ski’s op en wandelde op zijn gemak terug naar de plek waar hij onderuit was gegaan. Hij had gedaan wat er van hem werd verwacht: geen getuigen. De man was op de verkeerde tijd op de verkeerde plaats geweest en moest daarvoor met zijn leven boeten. Zo zat zijn wereld nu eenmaal in elkaar.
Hij boog voorover om het spoor van Manon goed te bekijken. Hij volgde het een goede vijftig meter om er zeker van te zijn dat ze niet nog een truc voor hem in petto had. Voor zover hij het kon overzien liep het spoor recht naar beneden. Er waren geen afslagen meer. Manon ging rechtstreeks naar Schüttdorf. Hij pakte zijn mobiele telefoon en zag aan het nummer dat op de display verscheen dat Dirck had geprobeerd hem te bellen. Dit kon betekenen dat Manon op de een of andere wijze contact met haar Belgische vriend had gehad. Zo wantrouwend was hij wel; moest hij zijn. Het kon natuurlijk ook gewoon een onschuldig belletje vanuit de kroeg zijn geweest. Of hij zin had alsnog te komen, omdat het zo gezellig was. Ze moesten eens weten.
Hij belde zijn oom en legde in korte zinnen de huidige stand van zaken uit. Nadat hij had opgehangen, hoorde hij het geluid van knisperende sneeuw dat onder ski’s opstoof. Matej slalomde langs de gele sneeuwschuiver, wierp een stoïcijnse blik op het lugubere tafereel en stopte enkele meters naast hem.
Marek stapte in zijn ski’s. Hij knikte in de richting van het verse spoor en zette af. Matej volgde zonder een woord te zeggen.