56
Manon opende haar ogen. Ze knipperde met haar oogleden en ging nog een beetje duizelig rechtop zitten. Het duurde enkele momenten voordat het tot haar doordrong waarom ze hier in de sneeuw had gelegen. Ze negeerde het ongemak van de schaafwonden en blauwe plekken en stond op. Het tolde weer in haar hoofd. Ze wankelde, maar wist op de been te blijven.
Hij zit nog achter je aan, dacht ze paniekerig, alsof ze zichzelf tot handelen wilde aansporen. Je moet hier weg!
Af en toe trok de aantrekkende wind hele stukken mist uit elkaar, waarna het schijnsel van de vollemaan op sommige delen van de pistes reflecteerde.
Manon zag een gedeelte van het spoor dat ze met haar val gemaakt had. Het was een geluk bij een ongeluk geweest dat de man haar precies boven op een helling had aangevallen, waardoor ze had kunnen ontkomen. Na de klap was haar snelheid toegenomen. Toen ze daadwerkelijk onderuit was gegaan, ongeveer vijftig meter verder, bevond ze zich op een redelijk steil stuk.
Handelen, zei ze dwingend tegen zichzelf. Je moet er snel vandoor! De eerste ski lag tien meter achter haar tegen de rand van de piste. De tweede ski bevond zich op grijpafstand. Ze drukte de punten van haar skistokken in de sneeuw en liep naar de achterste ski. In haar huidige toestand en met deze schoenen was het nog een lastige klim. Gelukkig had ze bij het verlaten van de houten keet haar handen in de banden van de skistokken gestoken, het automatisme van een instructeur. Toen ze naast de ski stond, steunde ze op haar skistok en ademde zwaar. Haar longen stonden in brand en ze voelde nu pijn aan haar rechterheup.
Zowel de steken als het brandende gevoel verdwenen spoorslags toen ze het gestamp van laarzen hoorde. Ze kon de man nog niet zien en was niet van plan daarop te wachten. Haar rechterschoen klikte in de binding van de ski. Ze zette af om haar weg op één ski te vervolgen. Omdat juist dit gedeelte van de piste redelijk vlak was, moest Manon hard werken om een beetje snelheid te maken. Ze kwam stapvoets vooruit.
Eindelijk bij de andere ski aangekomen aarzelde ze geen moment. Met de punt van haar stok tikte ze de sneeuw van de binding en klikte de lat vast aan haar skischoen. Ze hoorde de voetstappen weer achter zich.
Met alle kracht die ze nog bezat zette Manon af. De sneeuw knisperde onder haar ski’s. Ze durfde niet om te kijken. Ze had een lange afdaling met flauwe en scherpe bochten te gaan voordat ze bij opstapplaats Schüttdorf aan zou komen, waar ze hopelijk door haar familie werd opgewacht.
Zover was het nog lang niet, wist ze. Met dit materiaal was het op dit stuk lastig snelheid maken, waardoor de man terrein op haar won. Ze moest nog vijftig meter overbruggen voordat het steiler werd. Zelfs met deze ski’s zou ze daar iedere loper voor moeten blijven.
Nog veertig meter. De voetstappen kwamen dichterbij. Dertig meter, zijn ademhaling was overgegaan in een rasperig gehijg. Net als zij, gooide hij alles in de strijd. Met nog twintig meter te gaan, voelde Manon haar krachten wegebben. Ze plantte haar skistokken wederom in de sneeuw. Ze kon niet meer.
Tien meter nog tot de vrijheid. Het vuur in haar borstkas verspreidde zich in haar lichaam en zette al haar spieren in brand. Met het allerlaatste restje energie joeg ze de stokken in de sneeuw en zette af.
Een windvlaag gleed langs haar nek. Toen ze de helling afgleed, keek ze om. Ze zag de contouren van een man die met beide handen op zijn knieën stond uit te hijgen. Hij had haar op een centimeter gemist en had de achtervolging afgebroken. Even voelde ze geen pijn meer, maar opluchting en euforie dat ze hem te snel af was geweest. Een hobbel die ze normaal gesproken met haar ogen dicht nam, bleek een verschrikkelijk obstakel, waardoor ze meteen gedwongen werd zich weer te concentreren. Ze moest met deze slechte ski’s al haar vaardigheden in de strijd gooien om overeind te blijven.
Met brede bochten waarin ze meerdere malen moest remmen, bereikte ze de Glocknerbahn. De skiliften passeerde ze aan de rechterkant, terwijl ze licht remmend aan de lange afdaling van rode piste 10 begon.