44
Ton sloeg met zijn hand op het stuur. Hij ergerde zich mateloos aan het rijgedrag van de bestuurder voor hem.
‘Daar gaan we weer. Steeds op die rem, ik word er gek van!’
Marga probeerde hem te kalmeren. ‘Doe eens rustig, joh. Iedereen heeft last van die mist. Beter vijf minuten later thuis...’
‘Dan een halfuur eerder in het ziekenhuis,’ vulde Ton grommend aan. ‘Ik weet het, Marga. Ik weet het.’ Hij snoof minachtend toen de remlichten voor hem fel oplichtten.
‘Dit is toch niet te geloven! Heeft die vent zijn rijbewijs soms bij een pakje boter gekregen? Jezus, wat een prutser!’
Fleur schudde moedeloos haar hoofd. Als het in het verkeer tegenzat, kon haar vader van een goedzak in een chagrijnig stuk ongeduld veranderen. Gelukkig ging hij er niet agressiever door rijden.
‘Waar zitten we eigenlijk?’ vroeg Marga.
‘Ergens tussen de Oostenrijkse grens en Zell am See,’ antwoordde Ton kortaf. ‘Het laatste halfuur is de mist zo dicht dat ik regelmatig borden mis. Gelukkig is het rechttoe rechtaan, zodat ik niet bang hoef te zijn dat ik een afslag over het hoofd zie.’
De reis was tot nu toe zo voorspoedig verlopen. Tot de grens van Duitsland en Oostenrijk was er geen vuiltje aan de lucht geweest. Ze hadden zelfs ruim een uur voorgelopen op schema. Met een beetje geluk zouden ze rond halfnegen in Zell am See aankomen.
Fleur boog naar voren en pakte een winegum uit het zakje dat in het bakje tussen de twee voorstoelen lag. Meer uit verveling dan door echte trek begon ze te kauwen. Ze was deze trip en de gesloten wereld om haar heen meer dan zat. Ze wilde Manon zien, haar omhelzen, met haar praten en tot de conclusie komen dat ze zich onterecht zorgen had gemaakt. Overdag de berg af en ’s avonds ouderwets met haar aan de boemel. Met alle liefde wilde ze dan toegeven dat ze het helemaal fout had gezien.
‘Mijn hemel nog aan toe!’ sprak Ton op diep verontwaardigde toon. ‘Blijf toch eens van die remmen af, trut.’
‘Net was het nog een prutser van een vent,’ sprak Marga fijntjes. Zijn gefoeter en de weersomstandigheden begonnen ook haar op de zenuwen te werken.
Ton reageerde niet. Hij concentreerde zich op de rode achterlichten voor hem. ‘Tot aan Zell am See blijft dit een tweebaansweg,’ mompelde hij. ‘Ik kan het risico niet nemen om hier in te halen.’
‘Dat is het verstandigst wat ik jou sinds de grens heb horen zeggen,’ reageerde Marga ad rem. Ze keek met een schuin oog naar de verlichte cijfers van het dashboardklokje. Het was inmiddels halftien en de eindbestemming leek nog heel ver weg.
‘Zal ik Manon bellen dat we vertraging hebben?’ Ze pakte haar mobiele telefoon uit haar handtas, die naast haar voeten lag.
‘Nee, wacht daar nog even mee,’ zei Ton. ‘Dan vraagt ze ongetwijfeld hoe lang het nog duurt voordat we aankomen en ik weet niet precies waar we zitten. Zo gauw ik een bord zie met een kilometeraanduiding kun je bellen.’
Marga twijfelde. De lompe wijze waarop hij reageerde beviel haar niet. Het klonk bijna als een bevel. Zo was Ton nooit. Ze telde in gedachten tot vijf en besloot dat het beter was om nu de vrede te bewaren. ‘Oké,’ sprak ze venijnig. Ze legde de mobiele telefoon weer terug in haar handtas. Onbewust redde ze hiermee het leven van haar oudste dochter.