20
Fleur pakte haar handtas van de straat en klopte met een venijnige handbeweging de aangekoekte sneeuw van haar linkerzij. Ze trok een pijnlijk gezicht.
‘Die eikel heeft me in mijn ribben geraakt en ik ben keihard op mijn heup terechtgekomen.’
Manon keek haar bezorgd aan.
‘Heb je iets gebroken?’
Fleur tastte haar lichaam af en schudde van nee.
‘Hooguit wat gekneusd. Maar het doet wel verrekte zeer.’
Manon bekeek de schaafwond op het voorhoofd van haar zus. Een straaltje bloed sijpelde naar beneden en bleef in Fleurs wenkbrauw hangen. Ze pakte een papieren zakdoekje uit haar handtas en depte de wond.
‘Dat ziet er naar uit. We moeten het eerst schoonmaken.’
Fleur wuifde de suggestie weg.
‘Ben je gek. Een schaafwond stelt niets voor.’ Ze wees naar het eind van de straat, die uitliep op een plein. Ongetwijfeld zouden ze daar een taxi vinden.
‘Kom, we gaan naar huis.’
Toen ze bijna bij het plein waren, pakte Manon Fleurs hand en knikte naar de ingang van een café.
‘Daar kunnen we even bijkomen. Jij gaat naar het toilet en ik bestel koffie als ze dat nog schenken.’
Fleur kreeg niet de kans te protesteren.
‘Kijk eerst eens in de spiegel. Zo kunnen we niet thuiskomen.’
Fleur ging schoorvoetend akkoord, en zei terwijl ze de kroeg binnen stapten: ‘Misschien hebben we iets sterkers nodig dan koffie.’ Ze lachte, maar vertrok meteen haar gezicht van de pijn.
Het lokaal was een pijpenlade. Niet meer dan vier meter breed en driemaal zo lang. Aan de linkerkant van het smalle pad stonden tafels met banken. Ongeveer in het midden aan de rechterkant was de bar. De zaak telde slechts vier klanten. De jazzmuziek stond op een prettig volume, zodat je elkaar tenminste gewoon kon verstaan.
Fleur liep meteen door naar het toilet. Manon ging zitten en bestelde bij de serveerster twee koffie. Ze twijfelde even of ze er inderdaad niet iets als cognac bij moest bestellen. Tegen de schrik en de pijn. Maar het leek haar geen goed idee na al dat bier. Ze pakte een spiegeltje uit haar handtas en wierp er een korte blik in. Op de uitgelopen make-up na, kon het ermee door. Ze zou het zo in het toilet even wegvegen, vergeleken bij de schaafwond van Fleur stelde het niets voor. Even later kwam Fleur tegenover haar zitten. Tot haar opluchting zag de schaafwond er stukken beter uit. Het bloeden was gestopt en de wond was minder groot dan ze hadden gedacht.
‘Ze leren je echt wel wat op de medische faculteit, hoor,’ grapte Fleur.
Manon lachte, maar dat was meer van de zenuwen. Eigenlijk drong het nu pas tot haar door in wat voor een penibele situatie ze hadden verkeerd. Als die grote vent niet had ingegrepen, dan...
De serveerster zette de koffie voor hen neer. Toen ze wegliep zei Fleur: ‘Het is toch ongelofelijk dat we in een Oostenrijks dorp zo’n idioot tegen het lijf lopen? Zoiets heb ik in het “criminele” Utrecht nog nooit meegemaakt.’
Manon klakte uit ergernis over wat hen was overkomen met haar tong.
‘Ik heb best het een en ander meegemaakt. Maar zo heftig... Nee, gelukkig niet.’
Fleur keek haar een beetje sceptisch aan.
‘En waar ging het nou over? Het was in elk geval geen overval, want hij toonde geen interesse voor onze tassen. Hij viel ons zomaar aan. Het slaat echt helemaal nergens op. Zinloos geweld.’
Manon knikte.
‘Hij was dronken. Toen hij dicht bij me kwam, rook ik een walgelijke bierlucht.’
Fleur trok een vies gezicht.
‘Wat een geluk dat zijn vriend opdook. Je moet er toch niet aan denken... Volgens mij waren het Oostblokkers. In elk geval die grote. Dat accent pik je er zo uit.’
‘Ik gok op Tsjechen,’ antwoordde Manon. ‘Op de piste heb ik een praatje gemaakt met een stel Tsjechen en hun uitspraak klonk precies zo.’
De deur van het café werd geopend. Twee mannen kwamen binnen. Hoewel ze in de verste verte niet op de Tsjechen van daarnet leken, bekeek Fleur ze meteen argwanend. De schrik zat er nog goed bij haar in. Ze richtte zich weer tot Manon.
‘Nadat ik voor de tweede keer op de grond werd gesmeten, probeerde ik op te staan en zag ik hoe hij naar jou toe boog. Ik zou zweren dat hij wat tegen je zei. Dat hij iets fluisterde wat ik niet kon horen.’
Manon maakte een wegwerpgebaar.
‘Smerige woorden.’
‘Wat dan?’
‘Dat wil je niet weten.’
‘Natuurlijk wel. Kom op, zeg.’
Ze zuchtte diep en keek om zich heen zodat ze er zeker van was dat niemand haar hoorde.
‘Hij zei: “Ik wil je neuken.”’
‘Jezus, wat een varken.’
‘Een dronken varken.’
‘Precies.’
Manon dronk terwijl ze opstond snel haar koffie op en liep naar het toilet. Toen ze terugkwam keek ze op het bonnetje en legde het bedrag plus een fooi op het schaaltje.
‘Wat zeggen we tegen pa en ma?’ vroeg ze langs haar neus weg.
‘Wat dacht je van de waarheid?’
Ze verlieten de kroeg. Op het plein stonden drie taxi’s op klanten te wachten.
‘We moeten iets anders verzinnen,’ zei Manon voordat ze instapten.
‘Wat bedoel je?’
‘Ik leg het je in de taxi wel uit.’
Samen namen ze plaats op de achterbank.