49
Hoe lang ze zich niet had bewogen, wist Manon niet. Het voelde als uren. Toen ze langzaam overeind kwam protesteerden haar spieren hevig. Ze rekte haar rug, waarbij een lichte kreun uit haar keel ontsnapte. Direct dook ze ineen. De eerste opluchting had de angst nog niet verdreven.
Nadat ze tussen de bomen was gekropen, had ze zich nauwelijks meer verroerd. Ze had haar handen voor haar mond gehouden om ademwolkjes het opstijgen te beletten. Niet dat het wat uitmaakte, want de lucht was langs haar handen omhooggegleden en één geworden met de mist.
Een opwellende kuch had ze weggeslikt. Met de rug van haar hand had ze een loopneus proberen weg te vegen. Het bos kende vele stemmen. Elk geluid had haar opgeschrikt. Maar het waren niets meer dan de geluiden van wat er in het bos leefde. Ze had de mannen al een tijdje niet gehoord.
Naast haar spieren waren ook haar handen verstijfd. Hoewel ze haar handschoenen in haar zakken had zitten, had ze tot nu toe niet de moed gehad ze te pakken en aan te trekken. Het geluid dat ze daarbij zou maken zou haar fataal kunnen worden. Traag ritste ze de zakken open en trok de handschoenen over haar ijskoude vingers. Ze hoopte niet dat ze bevroren waren. Je hoorde zo vaak over bergbeklimmers die in immense kou de meest afschuwelijke verminkingen aan hun ledematen hadden opgelopen.
Ze keek op haar horloge en zag dat het tegen halfelf liep. Haar nachtmerrie was nauwelijks anderhalf uur oud maar ze had het gevoel alsof ze twee nachten in een middeleeuws martelwerktuig had doorgebracht. Haar lichaam schreeuwde om verzorging en rust. En dat terwijl ze pas aan het begin stond van een lange, fysiek afmattende reis.
Behoedzaam en gespitst op elk afwijkend geluidje verliet ze haar schuilplaats. Voordat ze een stap nam keek ze eerst naar de ondergrond. Ze wilde elk risico vermijden. Het scherpe geluid van een knappende tak zou haar positie verraden.
Voorzichtig daalde ze door het bos af. Het zicht bleef slecht, maar ze had het idee dat de mist langzamerhand minder werd. Drie meter zicht werd vier en toen ze de bomengrens bereikte, klaarde het verder op. Het bleef echter een kleine wereld.
Recht voor haar lag een piste. Drie stappen later realiseerde ze zich dat ze een fout had gemaakt. Haar laarzen maakten duidelijk zichtbare afdrukken in de sneeuw. Ze stapte naar achteren, boog voorover en probeerde zo goed en zo kwaad als het ging de sporen met sneeuw te bedekken. Terug bij de bomen ging ze weer rechtop staan en probeerde de nieuwe situatie in te schatten.
Uit de hoek van de helling kon ze opmaken dat het een rode of zwarte piste betrof. Waarschijnlijk een zwarte. De blokhut die ze daarnet was ontvlucht lag op route 4 en dat was de hoogstgelegen wandelroute van Zell am See naar Kaprun. Dan stond ze nu naast zwarte piste nummer 14, die rechtstreeks doorliep naar opstapplaats Schmittental.
Ze kon weer logisch denken! Vanaf nu zou ze haar hoofd erbij moeten houden, wilde ze deze nacht overleven. Ze bleef stokstijf staan en luisterde aandachtig. Een koude windvlaag gleed langs haar gezicht. Op de piste ontstonden donkere gaten in het grijze gordijn. Nog steeds geen naderende voetstappen, wat niet wilde zeggen dat ze niet meer op zoek waren.
Ze moest ervan uitgaan dat de Tsjechen het hier niet bij lieten zitten. Die konden het zich eenvoudigweg niet veroorloven haar te laten lopen. Daarvoor wist ze te veel. Ze moesten haar te pakken krijgen, voordat ze het dal bereikt had en de politie kon inlichten. De lokroep van een uil deed haar schichtig om zich heen kijken. Haar hartslag schoot omhoog. Het duurde enkele seconden voordat ze zich realiseerde dat ze geen direct gevaar liep. Ze haalde diep adem.
Met moeite opende ze met handschoenen aan langzaam de rits van haar jack. Het geluid was oorverdovend. Ze pakte haar mobiele telefoon uit haar binnenzak. Geen bereik. Ze moest dus nog boven de duizendmetergrens zijn.
Zonder geluid te maken ging ze op een boomstronk zitten. Ze dwong zichzelf haar situatie goed te overdenken. Als ze zo snel mogelijk naar beneden probeerde te gaan via de piste, zou ze zichzelf kunnen verraden, en als die mannen sneller waren dan zij, dan zou ze het nooit halen. Nog waarschijnlijker was dat ze nu al probeerden haar vluchtwegen af te sluiten, want zij hadden vast ook wel bedacht dat ze hoe dan ook naar beneden moest als ze wilde overleven. Ze probeerde zich de plattegrond van het skigebied rond Zell am See voor de geest te halen. Boven op de Schmittenhöhe bevond zich vanuit haar huidige positie gezien schuin rechts naar boven het Berghotel. Omdat de gasten gezien de unieke ligging afhankelijk waren van de skiliften, waren ze gedwongen om hun avonden op de berg door te brengen. Misschien zou ze hen kunnen horen!
Ze concentreerde zich maar hoorde nog steeds niets. Als ze inderdaad bij de piste stond die naar Schmittental leidde, dan lag daar de parkeerplaats waar de zwijgzame Tsjech Sabine had opgepikt...
Opeens belandden haar gedachten in een stroomversnelling. De Tsjechen waren met zeven man. Ze hadden de beschikking over minstens twee auto’s, waarschijnlijk drie. Zij probeerde te denken als haar tegenstander, maar het gold omgekeerd ook. Zij probeerden in haar huid te kruipen. Dus waar zouden ze haar opwachten? Beneden? Wat dachten ze dat zij zou doen en hoe kon ze daarvan afwijken?
Naar boven was geen optie. Naar de top klimmen en het Berghotel bereiken klonk best logisch, maar de tocht was loodzwaar. Bovendien, als de Tsjechen daar ook aan gedacht hadden en er iemand op afgestuurd hadden, dan zat ze klem. Naar boven en direct naar beneden vielen af. Terugkeren in de richting van de blokhut was ook uitgesloten. Ze zou makkelijk een van de Tsjechen tegen kunnen komen. Het enige wat ze zich van de plattegrond wist te herinneren was dat er geen pistes lagen rondom de blokhut. Een afdaling door het bos zou veel tijd vergen. Tijd die ze niet had, want de weersomstandigheden begonnen ook een rol te spelen. Ze had het ijskoud en de temperatuur leek steeds verder te dalen. Om te zorgen dat ze niet onderkoeld zou raken, moest ze wel dalen, maar niet hier.
Recht vooruit, dus. Ze zou de zwarte piste oversteken. Daarachter lagen twee beboste hellingen. Eerst afdalen, daarna omhoog. Uiteindelijk bereikte ze het gebied dat SFun als zijn thuishaven beschouwde. Daarvan kende ze bij wijze van spreken elke centimeter.
Het geluid van een knappende tak deed haar opschrikken. Was het veroorzaakt door een dier of door een mens? Of zaten ze haar nu al op de hielen? Ze kon het risico niet nemen om af te wachten wie of wat het was. Ze draaide zich om en begon achteruit de zwarte piste over te steken. Met haar handen wreef ze sneeuw over de afdrukken die haar laarzen achterlieten. Vanwege haar haast was het zeker geen perfecte camouflage. Ze kon slechts hopen dat de sporen niet door haar achtervolgers werden opgemerkt.
Eenmaal aan de overkant van de zwarte piste draaide Manon zich om. Weer dacht ze het geluid van knappend hout te horen. Ze aarzelde geen moment en daalde af door het bos. De mist klaarde zichtbaar op, wat absoluut in haar nadeel was.