45
Het pad waarop ze liepen kronkelde tussen de dennenbomen door. Het was smal en het zicht was belabberd. Het had hier zeker vierentwintig uur niet gesneeuwd, waardoor op deze hoogte met de nachttemperaturen de ondergrond langzaam in een ijspiste was veranderd. Af en toe gleden ze meer dan dat ze liepen. De oude sneeuw, die hard geworden was, kraakte onder hun voeten. Manon kon in dit weer, met een beetje maanlicht, nog net sporen onderscheiden van platgelopen sneeuw. Die sporen waren het gladst. Ze werden waarschijnlijk opgewacht.
Marek liep naast haar. Enkele passen achter hen werd Rutger door de chauffeur min of meer naar boven gesleurd. Omdat Marek het tempo hoog hield, kon Rutger het op eigen kracht niet bijbenen. Zijn protesten werden door zijn zwijgzame begeleider gesmoord met een duw of stomp.
Manon merkte aan de druk op haar oren dat ze inmiddels tegen de tweeduizendmetergrens aan zaten. Het was hetzelfde gevoel als ze op de Schmittenhöhe had. Het leek alsof ze naar het einde van de wereld liepen.
Ze maakte zich geen enkele illusie over een goede afloop. Het was zo ironisch. Juist op een moment in haar leven dat ze echt wist wat ze wilde, dat alles goed leek te gaan, bleek ze, buiten haar eigen schuld, op het verkeerde tijdstip op de verkeerde plek te zijn. Werd haar leven bedreigd door de lafheid van haar baas en de onverbiddelijkheid van een stel criminelen die hun zin niet kregen. Even had ze het gevoel in een surrealistische droom te zitten, maar de angst, de kou en de por in haar rug, haar hijgende ademhaling en die van de anderen, dat was allemaal echt. Het pad werd minder steil. De vage contouren van een blokhut werden zichtbaar. Marek hield zijn pas in, keek over zijn schouder en sprak enkele zinnen in het Tsjechisch tegen de chauffeur. De chauffeur liep naar de blokhut en klopte aan. De deur werd meteen geopend. Hij sprak een paar woorden tegen de onzichtbare man in de deuropening, draaide zich om en liep terug naar Rutger die met zijn handen op zijn knieën stond uit te hijgen van de geleverde inspanning.
‘Naar binnen,’ zei Marek kortaf en duwde Manon in de richting van de blokhut. Toen ze op het punt stond de blokhut te betreden, viel haar blik op de twee rode cijfers naast de deurpost. Het leek een huisnummer, maar dat was het niet. 24 stond voor blokhut nummer 2, route 4. In de zomer werden hier wandelingen georganiseerd. Langs de verscheidene routes stonden op strategische punten blokhutten, waar de wandelaars konden uitrusten of overnachten. Ze had het er laatst nog met Rutger over gehad, voor hun zomerprogramma.
Er zaten vier mannen zwijgend rond een houten tafel. Toen Marek haar naar binnen duwde, verstijfde ze. Van het viertal had ze er twee eerder ontmoet. De magere en de reus keken haar doordringend aan maar lieten verder nauwelijks een spoor van emotie zien. Dat maakte haar nog angstiger dan ze al was. De andere twee mannen aan de tafel leken op elkaar. Ze bekeken haar met nog minder emotie dan de eerste twee. Dit moesten de ooms zijn voor wie Marek werkte.
Marek dwong haar plaats te nemen op een houten bank die geschikt was voor vier personen. Rutger zat naast haar. De blokhut was spartaans ingericht en de temperatuur was er even onaangenaam als buiten. De houtblokken in de open haard waren niet aangestoken. Er was een primitief aanrecht met daarop twee glazen en een fles water. Boven de houten tafel hing een ouderwetse lamp die de kamer schamel verlichtte. Op de tafel stond een halfvolle fles wodka.
De stilte maakte de sfeer nog onheilspellender en beangstigender dan ze bij binnenkomst had ervaren. De mannen keken recht voor zich uit. Wachten was onderdeel van hun vak. Ze verstonden de kunst om rust niet in ontspanning te laten ontaarden, maar bleven alert om op elk moment in actie te kunnen komen.
Naast Manon begon Rutger met zijn bovenlichaam te bewegen. De paar keer dat ze tijdens de wandeling achterom had gekeken, was het haar opgevallen dat hij langzamerhand begon op te knappen. Ze keek snel opzij en zag dat hij aanstalten maakte om iets te zeggen. Ze hield haar hart vast voor de reactie van de Tsjechen.
‘Pavel,’ begon Rutger met onvaste stem. ‘Dit kunnen we toch op een andere manier oplossen?’
Pavel Jarolím schudde vol ongeloof zijn hoofd. Als een leraar die voor de zoveelste keer zijn slechtste leerling wat probeert uit te leggen, maar de moed allang heeft opgegeven.
‘Jij bent echt ongelofelijk. Maandenlang hebben wij gesproken. Werkelijk alles heb ik geprobeerd om op een normale manier met jou tot zaken te komen.’ Hij hief theatraal beide handen. ‘En wat is het resultaat?’ Zijn blik doorboorde Rutger.
‘Helemaal niets. Jij hebt ons van het begin af aan belazerd. Tijdens de gesprekken die we voerden kwam je steeds weer met andere smoesjes waarom je SFun niet wilde verkopen. Telkens vroeg je om tijd, want het zou allemaal goed komen, weet je nog wel? Binnen afzienbare tijd zou je de school aan ons verkopen.’
Hij lachte smadelijk.
‘Jij bent er een meester in mensen aan het lijntje te houden, Rutger, dat moet ik je nageven. Maar nu ben ik het zat. Tegenover je medewerkers beweren dat je met mij zou gaan praten, terwijl je te lui of te bang was om dat werkelijk te doen. En dan nog, als je het wel gedaan had, dan had je waarschijnlijk weer om uitstel gevraagd. Dacht je zo de prijs op te drijven? Of was je alleen maar bang voor je schoonpappie? Lafaard!’
Hij sloeg krachtig met platte hand op de tafel. De wodkafles viel om. Rutger keek Pavel verschrikt aan. Pavels broer zette de fles rustig weer rechtop. Manons oog viel op zijn rechterhand. Die was paarsrood. De kleur van een ernstige wond die zich herstelde.
‘Dacht jij nu werkelijk dat je ons kon negeren?!’ Pavels toon werd harder en agressiever. ‘Dat wij gewoon op zouden geven? Weg zouden gaan, als een nare droom?’
Weer sloeg hij met zijn hand op de tafel. Ditmaal wankelde de fles, maar bleef staan.
‘Dan heb ik nieuws voor je, Rutger. Deze boze droom laat zich niet verjagen. Sterker nog. Jouw nachtmerrie staat op het punt van beginnen.’
Rutger ademde onregelmatig en zijn handen trilden. Evenals Manon wist hij dat zijn situatie uitzichtloos was. Hij forceerde een glimlach, probeerde zich niet te laten kennen.
‘Luister eens, Pavel. We kunnen...’
‘Bek dicht!’
Pavel Jarolím boog licht naar voren. Hij keek Rutger aan alsof hij zijn keel wilde dichtknijpen. Slikken ging opeens moeilijk.
‘De tijd van spreken is voorbij. Ik wil geen woord meer horen.’
In de daaropvolgende minuten regeerde de stilte. Pavel pakte de fles wodka en liet deze rondgaan. Toen de fles weer terugkwam bij Pavel, zette hij deze aan zijn mond en dronk hem leeg. Daarna stak hij een sigaret op en keek zwijgend voor zich uit.
De man die had gereden, reageerde meteen toen er op de deur werd geklopt. Een jonge vrouw kwam binnen. Achter haar liep de man die op de parkeerplaats uit de auto was gestapt. Hij knikte Pavel toe en ging naast Marek staan.
‘We zijn compleet,’ sprak Pavel op een toon die weinig goeds voorspelde.