1
Ton Dijkstra sliep licht. Hij was wakker geworden van het geluid van de buitendeur die werd geopend en gesloten. Net als vroeger werd hij regelmatig wakker door kleine geluiden. Het viel hem nu op, omdat hij de afgelopen twee jaar voor zijn doen weer redelijk vast geslapen had.
Na de geboorte van zijn twee dochters was hij eraan gewend geraakt dat zijn nachtrust continu werd onderbroken. Toen de meiden ouder werden en op vrijdagavond gingen stappen, sliep hij er niet beter op. Onbewust ontspande hij zich pas na het gestommel bij hun thuiskomst in het holst van de nacht.
Hun jongste dochter Fleur was nu twintig. Ze studeerde medicijnen in Utrecht en woonde daar op kamers. In de weekenden kwam ze regelmatig naar huis. Aan uitgaan in Deventer had ze weinig behoefte. Overdag ging ze de stad in en ’s avonds zat ze met hem en Marga op de bank om televisie te kijken. Het was overduidelijk dat ze die weekenden bijkwam van het hectische studentenleventje. Waar andere studenten juist nog meer uitgingen in de weekenden, leek Fleur het heerlijk te vinden zich even terug te kunnen trekken.
Hun oudste dochter Manon was drieëntwintig en in bijna alles de tegenpool van haar jongere zus. De rustige, verantwoordelijke Fleur had haar middelbare school in het snelst mogelijke tempo afgemaakt, terwijl Manon het presteerde om tweemaal te blijven zitten en met de hakken over de sloot haar diploma te halen. Haar wispelturigheid zorgde ervoor dat ze van de ene naar de andere opleiding hopte zonder er ooit één daadwerkelijk af te maken. Na de zoveelste studiemisser en een verbroken relatie, woonde ze sinds drie weken weer thuis. Vanaf dat moment sliep Ton weer ouderwets slecht.
Aan het getik van de hakken op de parketvloer in de hal hoorde hij dat het Manon was. De rode cijfers van de wekkerradio gaven 03.52 uur aan. Hij aarzelde even, maar stapte toen uit bed. Zoals gewoonlijk sliep Marga door. Ze lag op haar rug met haar mond halfopen. Ze ademde diep en regelmatig. Die wordt pas wakker als er een bom in de tuin valt, dacht hij.
Op de trap twijfelde hij of hij wel op had moeten staan om naar beneden te gaan. Een confrontatie had iets kinderachtigs, tenslotte was Manon een volwassen vrouw. Het was niet meer aan hem om haar de les te lezen over haar levenswijze. En al helemaal niet midden in de nacht. Wat was dat voor tijdstip om ruzie te gaan maken? Want daar zou het toch op uitdraaien. Daarvoor kende hij zijn oudste dochter goed genoeg.
Maar Manon woonde tijdelijk weer thuis, onder zijn dak. Door haar absurde stapgedrag maakte ze van haar ouderlijke woning een hotel met een gevulde koelkast. Ze ging volledig haar eigen gang en had maling aan haar directe omgeving. En daar had hij last van. Het was verdomme zijn huis, waar hij en Marga inmiddels hun eigen leven leidden. Dáár had hij nog wel iets over te zeggen. Zo kon het niet langer. Misschien was het nu juist wel het beste moment. Fleur zat in Utrecht en Marga sliep als een roos. Manon zou wellicht beter luisteren als hij haar alleen sprak.
Ze was in de keuken. Leunend tegen het aanrecht, nam ze een stevige slok uit een glas witte wijn. Haar nonchalante houding kwam niet overeen met haar boze blik. Ze maakte een kwade maar aangeslagen indruk. Foute boel, wist Ton.
‘Ha, pap.’ Ze forceerde een glimlach. ‘Ik heb je toch niet wakker gemaakt?’
Hij wuifde de vraag weg, liep naar de koelkast en schonk een glas appelsap in.
‘Ik slaap nu eenmaal licht. Bij het minste of geringste geluidje word ik al wakker. Daar kun jij niets aan doen.’
Manon dronk haar glas leeg.
‘Sorry, pap. Ik zal de volgende keer mijn schoenen buiten uittrekken en op mijn tenen naar binnen lopen.’
Ton glimlachte minzaam. De strijdvaardigheid van daarnet was verdwenen. In een enkele oogopslag had hij gezien dat zijn dochter een rotavond had gehad.
‘Hoe was je avond?’ opende hij voorzichtig.
‘Kut,’ antwoordde Manon direct. ‘Althans, het eind. Het begin was wel oké.’
‘Toch geen serieuze problemen?’
Manon schudde van nee.
‘De zoveelste klootzak die zich anders voordoet dan hij in werkelijkheid is. In de kroeg de vriendelijkheid zelve. De hele avond hing er een aureool van betrouwbaarheid om hem heen. Aardig, knap, voorkomend. Echt een leuke vent. Dacht ik. Tot het moment dat hij opeens in een stil straatje parkeerde.’
Ton voelde de appelsap opeens draaien in zijn maag. Hij moest rustig blijven en niet meteen boos reageren. Anders klapte ze dicht.
‘Maar... euh... hij werd toch niet gewelddadig, of zo?’
Ze antwoordde met een schamper lachje. ‘Tss, dat moest er nog eens bij komen. Nee, pap, hij werd niet gewelddadig. Er is verder ook niets vervelends gebeurd omdat ik ben uitgestapt en een taxi heb gebeld.’
Ze maakte een wegwerpgebaar. ‘Ik word zo langzamerhand doodziek van dat soort kerels. Ik weet dat het onzin is, maar op dit moment heb ik echt het idee dat de wereld vol zit met hufters. In elk geval mijn wereld.’
Ze zuchtte diep en haalde haar schouders op.
‘Blijkbaar val ik op foute mannen.’
Ton beet op zijn tong om niks te zeggen. In plaats daarvan omarmde hij zijn dochter.