73
Met hun wapen getrokken liepen Knox en Robert naar de auto die in een zijstraat stond. De bewakers hadden zich verspreid op zoek naar Anton Bok, maar Knox en Robert waren bij elkaar gebleven en deze kant op gelopen. Knox was als eerste bij de auto en keek naar binnen.
Hij was leeg.
‘Kijk uit!’ riep Robert. ‘Achter je.’
Knox sprong over de motorkap, een fractie van een seconde voordat een machinegeweer de voorkant van de auto beschoot en het voorwiel en de koplamp aan die kant aan flarden schoot.
Knox kwam keihard op de grond aan de andere kant van de auto terecht, waarbij haar pistool uit haar hand vloog.
Robert schoot op de schutter, maar Bok had al dekking gezocht achter een boom. Hij kwam erachter vandaan en schoot een zee van kogels naar de plaats waar Robert stond toen hij vuurde. Stukken schors en bladeren werden van de bomen geblazen.
Maar dat was alles, want Robert was daar niet meer.
Bok stapte automatisch weer achter zijn boom en liep vervolgens naar een andere plek.
Knox kroop op haar buik naar haar pistool, keek heel even boven de auto uit en vuurde een handvol schoten in Boks richting.
Geen van deze kogels raakte doel, want Bok was alweer in beweging. Hij maakte een omtrekkende beweging, hij wilde uitkomen bij de onbeschermde kant van Knox.
Dat had ze echter begrepen en ze kroop snel naar de achterkant van de auto.
Bok stapte even later achter de bomen vandaan en beschoot de auto. Hij schoot de banden aan die kant lek, en een van zijn kogels raakte de benzinetank. Er spatte benzine op het wegdek. Daarna nam Bok even de tijd om zijn wapen te herladen.
Robert riep: ‘Rennen, Knox. Benzine!’
Ze keek naar hem, toen naar de benzine en vervolgens naar de plek waar Bok had gestaan. Ze draaide zich om en begon te rennen.
Robert kwam op hetzelfde moment als Bok uit zijn dekking en beide mannen schoten tegelijkertijd.
Bok had licht ontvlambare kogels gebruikt. Toen deze de benzinetank raakten, ontplofte de Ford.
Een klein, maar gevaarlijk stuk van de auto vloog naar Robert. Hij probeerde het te ontwijken, maar het metaal raakte zijn arm, sneed het open en sloeg het pistool uit zijn hand. Hij greep naar zijn bloedende arm en keek wanhopig om zich heen naar Knox. ‘Knox!’
Geen antwoord.
Hij keek over de weg toen de rookwolk iets minder dicht werd en zag door de vlammen van de brandende auto heen Bok staan, met zijn wapen op hem gericht. ‘Susan is neergeschoten. Ze is gearresteerd,’ riep hij.
Bok zei niets. Hij liep naar Robert toe en schoot een kogel naar Roberts voeten, en toen nog een. Robert wankelde achteruit, en hield zijn arm omklemd.
Bok bleef doorlopen. ‘Dan heb ik niets meer om voor te leven, is het wel?’
‘Dat is je eigen keus,’ zei Robert.
‘Ik snap niet dat iemand zoals jij zo... hoe zeg je dat... zoveel mazzel heeft,’ zei Bok. ‘Susan had veel meer talent. Ze was veel toegewijder. Ze vond het belangrijker dan jij het ooit zult vinden.’
‘Voor de Russen.’
‘Ik heb haar het licht laten zien. Dat was mijn werk.’
‘En het was haar werk om geen verrader te worden. Daar is ze op een spectaculaire manier niet in geslaagd. En trouwens, we zijn haar te slim af geweest.’
‘Jouw land heeft zijn tijd gehad. Nu is het tijd voor nieuwe wereldleiders. De Stars & Stripes zijn verleden tijd. Dat zag zij heel duidelijk, ook al konden jullie soort dat niet zien.’
‘En jij denkt dat Rusland die plaats zal innemen?’ vroeg Robert ongelovig. ‘Jullie hebben een slappe leider, een economie die alleen maar gebaseerd is op fossiele brandstoffen en een krijgsmacht die zijn eigen kernwapens niet eens kan bewaken. Niet bepaald een recept voor dominantie, meer een recept voor een snelle aftakeling.’
Bok bleef een paar meter voor Robert staan en keek opzij. ‘Zeg dat maar tegen haar,’ zei hij en hij wees met de loop van zijn pistool.
Robert keek waar hij naar wees.
Knox lag in het gras onder de bomen. De zijkant van haar hoofd bloedde, haar ademhaling ging snel en haar borst ging wild op en neer.
Roberts lippen trilden. ‘Je komt hier nooit levend vandaan, Bok.’
Bok zei niets.
Robert zei: ‘Je kunt mij ook doden, maar je hebt zojuist je enige uitweg opgeblazen.’
‘Zoals ik al zei: het kan me nu niets meer schelen. Niet nu Susan weg is. We hielden van elkaar, weet je.’
‘Ik kan me niet voorstellen dat mensen die zo getikt zijn als jullie tweeën ook maar ergens van kunnen houden.’
Bok hief zijn pistool en richtte op Roberts hoofd. ‘Dit is voor Susan.’
Vanuit zijn ooghoek zag Robert dat Knox langzaam rechtop ging zitten, met haar pistool in de hand. Ze vuurde.
Het schot raakte Bok in zijn hoofd en hij viel ter plekke op de grond.
Robert keek achterom. Knox’ schot had Bok bij lange na niet geraakt. Het andere schot wel.
John Puller liet zijn scherpschuttersgeweer zakken. Van deze korte afstand was het een vernietigend wapen tegen vlees, botten en hersenweefsel. ‘En dat was voor mijn broer,’ zei hij tegen de dode man.
Achter hem kwamen een paar ambulancebroeders aanlopen met medische spullen en een brancard. Ze renden langs Bok naar Knox toe.
Puller liep snel naar zijn broer en onderzocht zijn bloedende arm. ‘Hoe erg is het?’ vroeg hij.
‘Niet erg. Ik overleef het wel. Zorg maar voor Knox. Met haar gaat het minder goed.’
Puller riep een van de ambulancebroeders. De man zei dat Robert moest gaan zitten en begon zijn wond te behandelen.
Puller rende naar de plaats waar Knox in het gras lag en knielde bij haar neer. Twee ambulancebroeders waren haar al aan het verbinden.
Ze keek op naar Puller en zei: ‘Heb ik hem geraakt? Bok?’
‘Je hebt die rotzak te pakken gekregen. Hij is dood.’
Ze glimlachte zwak en raakte haar hoofd aan. ‘Doet verdomde pijn. Erger dan mijn heup.’
‘Dat weet ik. Deze mannen gaan daar iets aan doen.’
‘Red ik het, denk je?’
‘Natuurlijk.’
‘Lieg je tegen me?’
‘Ik heb nooit echt tegen je gelogen, Knox.’
Ze pakte zijn hand. ‘Is je broer oké?’
‘Ja hoor. Denk jij nu maar aan jezelf.’
‘Het doet verdomd veel pijn.’
Puller keek naar een van de ambulancebroeders. ‘Kun je daar iets aan doen. Nu meteen?’
De man zei: ‘Dat probeer ik, meneer. Het is...’
Puller keek Knox weer aan. ‘We halen je moeder hiernaartoe, dan kan ze tijdens je herstel bij je blijven.’
‘Wil jij niet bij me blijven?’
‘Ik bedoelde wij allemaal. Ik wil haar graag leren kennen.’
‘Ik denk... ik denk dat je haar wel mag.’
‘Als ze ook maar een beetje op jou lijkt, weet ik dat wel zeker.’
‘We hebben haar te pakken gekregen, Puller. Deze keer wel.’
‘Ja, we hebben haar te pakken gekregen, hen allebei.’
‘Het doet echt veel pijn, John.’
Hij pakte haar hand steviger vast. ‘Het komt wel goed, Veronica.’
‘Je bent een goede man, John Puller. Een verdomd goede man.’
Knox sloot haar ogen.