54
Toen Veronica Knox haar ogen opende, was het eerste wat ze zag een verblindend wit licht. Daardoor raakte ze ervan overtuigd dat ze echt dood was en dat ze, ondanks het feit dat ze een aantal doodzondes en corrupte praktijken op haar geweten had, in de hemel in plaats van in de hel was beland.
Het is verdomme een wonder, dacht ze.
Het tweede wat ze zag, waren doorzichtige slangetjes in haar rechterarm. Dat verdreef de gedachte aan de hemel en aan wonderen.
Het derde wat ze zag, was John Puller die over haar heen gebogen stond. Dat bracht haar plotseling terug naar de aarde. En naar het leven.
Ze dacht dat hij een zucht van opluchting slaakte en met zijn vinger over zijn ogen wreef, alsof hij iets wilde wegvegen.
Een traan, dacht ze versuft. Maar nee, mannen als John Puller vergoten geen tranen. Als ze al iets vergoten, was het bloed, geen water.
Ze probeerde rechtop te gaan zitten, maar hij legde een grote hand op haar schouder en dwong haar te blijven liggen.
‘Rustig aan, Knox. Je hebt een enorme klap gehad. Volgens de dokter is het een wonder dat je er nog bent.’
Opeens keek ze geschrokken naar haar lichaam. ‘Bén ik er? Helemaal?’
Hij pakte haar bij de schouder om haar te kalmeren. ‘Twee armen met handen eraan, hoewel twee vingers van je linkerhand gebroken zijn, vandaar de spalken. Je hebt twee benen met voeten eraan. Een hoofd met je hersenen intact, maar je hebt wel een hersenschudding. En heel veel oppervlakkige sneden in je schedel, armen en benen, vandaar het verband. En je hebt zoveel bloed verloren dat je een transfusie hebt gehad.’
‘Maar ik kan alles bewegen?’
‘Probeer maar.’
Gespannen bewoog ze eerst haar rechter- en daarna haar linkerarm, en vervolgens haar vingers, zelfs die gespalkt waren. Ze haalde diep adem en keek naar haar benen.
Puller zag de tranen in haar ogen en wist dat ze weer terug was in het Midden-Oosten toen haar benen niets hadden gedaan. Hij sloeg het laken een stukje terug, zodat ze haar voeten kon zien. Hij kneep in een van haar tenen. ‘Voel je dat?’
Ze knikte.
‘Beweeg je tenen maar.’
Ze slikte, vermande zich en deed wat hij had gezegd. Ze voelde het, zag het, liet zich terugzakken in het kussen en zei dankbaar: ‘Bedankt, God.’
Hij legde het laken weer over haar voeten. ‘Je benen zijn prima in orde, Knox. Je hebt echt geluk gehad.’
‘Ik herinner me dat ik door... glas vloog,’ zei ze langzaam en versuft.
‘Daar heb je wel de goeie winkel voor uitgezocht, een beddengoedzaak. Je ging dwars door de etalageruit, en dat ging hard. Toen viel je in een stapel dekens en heel zachte kussens.’
‘En Carter?’ mompelde ze.
Hij schudde zijn hoofd en zei grimmig: ‘Dood. Net als Sullivan en de chauffeur. Er was niet veel meer van hen over.’
‘Hoe lang ben ik hier al?’
‘Ze hebben je gisteravond binnengebracht. Het is nu laat in de middag.’
‘Ik neem aan dat ze me willen verhoren?’
‘Ja, maar ik heb toestemming gekregen bij je te zitten tot je weer bij bewustzijn kwam. De politie en de Feds zijn ter plaatse met hun onderzoek bezig. Heel veel mensen hebben iets gezien en een verklaring afgelegd.’
‘Toch durf ik te wedden dat ze niet hebben gezien wat ik heb gezien.’
Puller ging in een stoel naast haar bed zitten. ‘Vertel.’
Knox keek naar de glazen deur van haar kamer en zag daar een politieagent, een man in een pak en een potige MP staan.
‘Ze nemen geen enkel risico met je,’ zei hij toen hij zag waar ze naar keek. ‘Politie, fbi en leger.’
Ze keek weer naar Puller en vertelde hem langzaam maar duidelijk wat ze had gezien. Het busje, de jongen, alles.
‘Dus was het opzet,’ zei Puller.
‘Daar lijkt het wel op. Maar waarom Carter?’
‘Tja, hij is het hoofd van een belangrijk deel van de verdediging van dit land. Alleen al daarom is hij een doelwit.’
‘Nee, dat snap ik. Wat ik bedoel is de timing. Waarom nu?’
‘Denk je dat het iets te maken heeft met wat wij aan het doen zijn?’
‘Zou kunnen.’
Hij keek haar onderzoekend aan. ‘Ben je in staat wat informatie uit te wisselen?’
Ze glimlachte en legde haar hand op zijn onderarm. ‘Met jou naast me ben ik overal toe in staat.’
Puller legde zijn hand op de hare. ‘Het spijt me dat ik er niet voor je was toen dit gebeurde, Knox. Ik had bij je moeten zijn.’
‘Je kon niet weten dat ik als een kip zonder kop op onderzoek zou uitgaan.’
‘Je hebt geprobeerd hen te redden. Door de telefoon hoorde ik je schreeuwen dat ze moesten uitstappen.’
Ze schudde haar hoofd, leek zich ellendig te voelen en greep naar haar hoofd. Ze slikte, de tranen sprongen in haar ogen en ze snikte: ‘Ik heb het niet snel genoeg gezien, Puller. Ik had het sneller moeten zien.’
‘Je hebt alles gedaan wat je kón doen. Je had maar een paar seconden, misschien niet eens. Het had niet uitgemaakt wat je had gedaan, Knox, ze hadden het toch niet overleefd. Ze waren al ten dode opgeschreven, maar dat wisten ze niet. Probeer jezelf dus alsjeblieft niet de schuld te geven. Daar schiet je niets mee op, en zij ook niet.’
Ze snikte weer, vermande zich, wreef haar ogen droog en keek hem aan. ‘Dat was misschien wel het gekste telefoontje dat je ooit hebt gehad?’
Puller sloeg zijn blik neer. ‘Toen ik die explosie hoorde terwijl ik met jou in gesprek was...’
Ze legde haar hand onder zijn kin en dwong hem haar aan te kijken. ‘Ik ben hier, Puller. Een beetje door elkaar geschud en bebloed, maar ik ben niet dood. Laten we dat maar als een overwinning beschouwen.’
Hij glimlachte. ‘Ik beschouw dat als veel meer dan dat.’
Ze bleven elkaar nog een hele tijd aankijken.
Daarna zei Puller zakelijk: ‘Ik heb een fbi-agent gesproken die zich Adam Reynolds kan herinneren, Susans echtgenoot.’
‘De man die is aangereden door iemand die is doorgereden?’ vroeg ze.
‘Misschien.’ Hij vertelde haar alles over zijn gesprek met de agent en over zijn gesprek met Dan, de zoon van Susan Reynolds.
Knox wilde elke keer weer rechtop gaan zitten, maar Puller duwde haar steeds terug in de kussens. ‘Ik weet het,’ zei hij. ‘Ik weet het, ze is niet mis.’
‘Die heks heeft haar echtgenoot laten vermoorden, dus daar moet een reden voor zijn. Een andere man? Dacht Dan Reynolds dat?’
‘Kennelijk wel. En ze werkte in de voormalige Sovjet-Unie.’
‘Weten we waar precies?’
‘Ben ik aan het uitzoeken, maar het moet iets te maken hebben gehad met dat start-verificatieprogramma. Dat heeft ze ons zelf verteld.’
‘Ontmanteling van kernwapens.’
‘Juist. En nu werkt ze bij het wmd Center,’ zei Puller.
Weer probeerde Knox rechtop te gaan zitten.
Deze keer hielp hij haar en zette het hoofdeinde van het bed omhoog zodat ze steun in de rug had.
‘Dus waar gaat dit allemaal om? Massavernietigingswapens?’
‘Misschien nu wel. Als zij een spion is, dan heeft ze de afgelopen jaren waarschijnlijk van alles gedaan. Misschien zijn massavernietigingswapens het laatste item op haar lijstje. Maar door haar banen in het verleden, had ze toegang tot heel veel waardevolle informatie waarvoor onze vijanden heel veel geld zouden willen betalen.’ Hij voegde eraan toe: ‘Ik heb sterk het vermoeden dat de verzekering van twee miljoen dollar haar idee was, en niet van haar man.’
‘En ze zat je aan te kijken alsof je gek was omdat je zelfs maar suggereerde dat ze misschien bij iets schimmigs betrokken was.’
‘Als ze dit al zo lang doet als ik denk, móét ze wel heel onschuldig kunnen kijken. En door de manier waarop haar financiële verleden is samengesteld en gehandhaafd, denk ik dat ze lange tijd is beschouwd als een hooggeplaatste spion.’
‘Ik moet hier weg, Puller. We moeten weer aan het werk.’
‘Rustig aan, jij. Jij moet uitrusten. En je hebt tijd nodig om te genezen.’
‘Daar heb ik helemaal geen tijd voor. Dat kan wel wachten.’
‘Nee, dat kan niet wachten.’
Ze probeerde verder rechtop te gaan zitten en hij hield haar tegen. Bij de derde keer zei ze: ‘Verdomme, John Puller, als ik nu een pistool had, schoot ik je neer!’
‘Nou, dan is het maar goed dat je geen pistool hebt.’
Ze hield op zich te verzetten, liet zich terugvallen in de kussens en slaakte een lange, berustende zucht. ‘Oké, wanneer mag ik hier dan wel weg?’
‘Dat zal ik aan de artsen vragen, maar waarschijnlijk binnen vierentwintig uur.’
‘Shit!’
‘Het is zoals het is, Knox.’
‘En wat ga jij ondertussen doen?’
‘Dit allemaal uitzoeken.’
‘Zonder mij?’ vroeg ze, verbijsterd door dit vooruitzicht.
‘Ik zal je steeds op de hoogte houden, dat beloof ik.’
‘En je laat jezelf niet vermoorden?’ Ze zei het alsof het een grapje was, maar keek heel ernstig. ‘Ik was bijna dood, Puller. Nog één stap, nog één seconde, geen zachte kussens aan het eind en dan was ik er nu niet meer geweest.’
‘Dat weet ik.’
‘Nee, misschien weet je dat niet.’ Ze stak haar hand uit en pakte hem bij zijn overhemd. ‘Ga niet dood. Alsjeblieft niet.’
‘Oké. Zorg ik voor.’
Langzaam liet ze zijn overhemd los en ze liet zich weer zakken, buiten adem.
‘Ik kom terug.’
‘Ja,’ zei ze, zonder hem aan te kijken.
Puller verliet haar kamer. Hij had Knox alles verteld wat hij wist. Nu moest hij dat aan iemand anders vertellen.
Aan zijn broer.
Zonder code.
Onder vier ogen.