53

Knox zat in een auto van inscom op Fort Belvoir. Hoewel ze tegen Puller had gezegd dat ze zich wilde melden en wat administratie moest afhandelen, wilde ze eigenlijk wachten tot Donovan Carter vertrok en hem dan volgen.

Carter had een zwarte auto met chauffeur. Toen hij het gebouw uit kwam, had hij iemand bij zich. Knox zag meteen wie het was: Blair Sullivan, het hoofd Interne veiligheid, de man die zich zo had opgewonden over hun onderzoek naar Susan Reynolds.

Toen ze het dtra-complex verlieten, reed Knox achter hen aan. Ze reden de Beltway op en Knox zorgde ervoor dat er een paar auto’s tussen hen in reden. Ze namen de afslag naar Interstate 395 en reden vervolgens in noordelijke richting naar D.C.

Knox had geen idee of dit ergens toe zou leiden, maar het zou kunnen dus vond ze dat ze het moest proberen. Ze had niets te verliezen. Ze namen de afslag naar Shirlington en zij dus ook. Vijf minuten later stopte de auto voor een klein winkelcentrum met chique eethuisjes en winkels. De chauffeur parkeerde de auto en Carter en Sullivan liepen een van de restaurants binnen.

‘Geweldig,’ zei Knox hardop tegen zichzelf. ‘Een vroeg diner. Heb ik weer. En ik kan niet naar binnen, want dan zien ze me natuurlijk, tenzij ze opeens blind zijn geworden.’

Ze parkeerde achteruit in en wachtte. Ze luisterde naar de radio en beantwoordde een paar mailtjes, maar liet ondertussen regelmatig haar blik over de straat dwalen. Ze zat met haar vingers op het stuur te trommelen toen een wit busje naast de auto met chauffeur stopte. Een zwaargebouwde man opende het portier dat tegen de auto klapte waar de chauffeur in zat.

Het raampje van de andere auto ging naar beneden en Carters chauffeur stak zijn hoofd naar buiten. Knox hoorde dat hij iets tegen de andere man schreeuwde. Die schreeuwde terug.

De chauffeur stapte uit, waarna de mannen bijna met hun neuzen tegen elkaar stonden te schreeuwen en te wijzen.

Knox hoopte dat de situatie niet uit de hand zou lopen, want ze wist vrijwel zeker dat de chauffeur gewapend was. Haar blik dwaalde naar een tiener op een skateboard verderop. Hij had lang krullend haar, een honkbalpetje achterstevoren op zijn hoofd, een bij de knieën en bovenbenen gescheurde spijkerbroek en enorme sportschoenen zonder veters. Hij reed langzaam en probeerde een ingewikkelde sprong, maar hij viel op zijn achterste naast de auto met chauffeur, zodat ze hem niet meer kon zien.

Knox’ blik dwaalde weer naar de twee mannen. Ze stonden nog steeds ruzie te maken, alleen liet Carters chauffeur de andere man nu zijn identiteitsbewijs zien. Ze hoopte dat dat een einde zou maken aan de discussie.

Knox keek weer naar de jongeman die nu opstond, zijn broek afklopte, met een schaapachtige blik om zich heen keek en zijn skateboard opraapte.

Hij kan het niet echt goed, dacht Knox.

De jongen liet zijn skateboard op de grond vallen, stapte erop en reed langs de twee mannen. Hij maakte meer snelheid, reed de hoek om en verdween uit het zicht.

De zwaargebouwde man stapte weer in het busje, nog steeds mopperend en schreeuwend, en reed net achteruit de parkeerplaats af toen de deur van het restaurant openging en Carter en Sullivan naar buiten kwamen. Zijn chauffeur schreeuwde nog iets tegen de andere man, terwijl het busje luid toeterend wegreed. De chauffeur draaide zich om, zag Carter en Sullivan en haastte zich om het portier open te houden voor het hoofd van de dtra.

Knox pakte haar telefoon en belde Puller, die al opnam nadat de telefoon twee keer was overgegaan. Ze vertelde hem wat ze aan het doen was en waar ze was. Hij antwoordde met een paar korte zinnen.

‘Begrepen,’ zei ze. ‘Maar ik denk dat...’

Alsof iemand op een geheim knopje in haar hersenen had gedrukt, realiseerde ze zich opeens wat ze zojuist had gezien.

Nee, niet wat ze zojuist had gezien, maar wat er was gebeurd!

Ze hoorde Puller zeggen: ‘Knox? Knox?’

Ze luisterde niet meer naar hem. Wat zij zojuist had gezien, was een afleidingsmanoeuvre.

De man in dat busje die het portier met opzet tegen de auto met chauffeur had geklapt.

Een jongen die geen jongen was op een skateboard, terwijl de chauffeur werd afgeleid door de man uit het busje. Daarna een geplande val waardoor de jongen ongezien onder de auto met chauffeur kon kruipen.

En even later was de jongen weer verdwenen.

Precies op datzelfde moment had de zwaargebouwde man snel een einde aan de discussie gemaakt, was in het busje gestapt en weggereden.

Ze zag Sullivan en Carter in de auto zitten.

De chauffeur startte de motor.

Nog steeds met de telefoon in haar hand, duwde Knox haar portier open, sprong eruit en rende naar de andere auto toe. ‘Kom uit die auto!’ schreeuwde ze. ‘Uitstappen! Er zit een...’

De grond dreunde onder haar voeten, het wegdek kwam omhoog. Alles leek in slow motion te gebeuren. Ze aarzelde, zette zich schrap voor wat ze wist dat zou gebeuren en wat ze niet kon voorkomen. Beelden van de Iraakse stad Mosul kwamen levendig in haar herinnering: het ene moment zat ze nog in een gepantserde Humvee en het volgende lag ze ver daar vandaan in de modder, terwijl ze geen idee had hoe ze daar was terechtgekomen, of mensen leefden of dood waren, of zij hier ook zou sterven en of haar benen ooit weer zouden functioneren.

Dit alles flitste in een fractie van een seconde door haar hoofd. En dat was goed, want dat kostte tijd.

Ze keek op het laatste moment opzij. Gelukkig maar, want je kunt blind worden als je naar een explosie kijkt, als die maar krachtig genoeg is. Niet dat dat veel uitmaakte, want mensen die zo dicht bij een lichtflits waren dat ze erdoor verblind werden, bleven meestal ook niet in leven.

Haar laatste bewuste gedachte verbaasde haar: Sorry, Puller. Nu moet jij aan de bak.

De explosie had zo’n kracht dat die haar uit haar schoenen tilde en haar zeven meter de lucht door slingerde, totdat ze tegen de etalageruit van een linnenspeciaalzaak smakte. Ze kon haar hoofd net op tijd met haar handen beschermen. De telefoon vloog uit haar hand, kwam op straat terecht en viel kapot. Knox eindigde bewusteloos op de vloer van de winkel.

De auto was verwoest. Wat er over was van de drie mannen was niet langer herkenbaar. De explosie had allerlei winkels in de straat beschadigd. Er lagen mensen op de trottoirs, bloedend, gewond, bewusteloos, en anderen die nooit meer wakker zouden worden.

Mensen jammerden, kreunden of liepen wankelend rond. Weer anderen waren in shock, of zwaargewond, en sommigen konden alleen maar vol afgrijzen kijken naar wat er was gebeurd.

Het leek wel een straat in Bagdad of Kabul, en niet een straat op slechts een paar kilometer van Washington, D.C.

In de hele straat was van veel auto’s het alarm afgegaan door de ontploffing. Mensen renden nu, sommigen naar de plaats waar de ontploffing had plaatsgevonden, anderen juist erbij vandaan, ongetwijfeld doodsbang dat er nog meer explosies zouden plaatsvinden. Een politieagent die een juwelierswinkel had bewaakt, probeerde de gewonden te helpen en mensen naar een veiliger plek te sturen.

Knox lag op haar buik op de vloer in de linnenspeciaalzaak die bezaaid lag met glasscherven, bedekt met de dekens en kussens waar ze tegenop was geknald nadat ze door de etalageruit was gevlogen. Haar ogen waren dicht, haar ademhaling was oppervlakkig en het bloed stroomde over haar gezicht.

Een minuut later klonken sirenes, begonnen mensen harder te gillen, probeerden overlevenden de gewonden en de stervenden te helpen. Er waren ook doden; deze mensen waren hiernaartoe gekomen om iets te eten of boodschappen te doen, niet wetende dat dit de laatste keer zou zijn dat ze ooit zoiets zouden doen.

Veronica Knox lag roerloos in de winkel en het bloed bleef maar over haar gezicht stromen.

De ontsnapping
546a7df21469d6.html
546a7df21469d7.html
546a7df21469d8.html
546a7df21469d9.html
546a7df21469d10.html
546a7df21469d11.html
546a7df21469d12.html
546a7df21469d13.html
546a7df21469d14.html
546a7df21469d15.html
546a7df21469d16.html
546a7df21469d17.html
546a7df21469d18.html
546a7df21469d19.html
546a7df21469d20.html
546a7df21469d21.html
546a7df21469d22.html
546a7df21469d23.html
546a7df21469d24.html
546a7df21469d25.html
546a7df21469d26.html
546a7df21469d27.html
546a7df21469d28.html
546a7df21469d29.html
546a7df21469d30.html
546a7df21469d31.html
546a7df21469d32.html
546a7df21469d33.html
546a7df21469d34.html
546a7df21469d35.html
546a7df21469d36.html
546a7df21469d37.html
546a7df21469d38.html
546a7df21469d39.html
546a7df21469d40.html
546a7df21469d41.html
546a7df21469d42.html
546a7df21469d43.html
546a7df21469d44.html
546a7df21469d45.html
546a7df21469d46.html
546a7df21469d47.html
546a7df21469d48.html
546a7df21469d49.html
546a7df21469d50.html
546a7df21469d51.html
546a7df21469d52.html
546a7df21469d53.html
546a7df21469d54.html
546a7df21469d55.html
546a7df21469d56.html
546a7df21469d57.html
546a7df21469d58.html
546a7df21469d59.html
546a7df21469d60.html
546a7df21469d61.html
546a7df21469d62.html
546a7df21469d63.html
546a7df21469d64.html
546a7df21469d65.html
546a7df21469d66.html
546a7df21469d67.html
546a7df21469d68.html
546a7df21469d69.html
546a7df21469d70.html
546a7df21469d71.html
546a7df21469d72.html
546a7df21469d73.html
546a7df21469d74.html
546a7df21469d75.html
546a7df21469d76.html
546a7df21469d77.html
546a7df21469d78.html
546a7df21469d79.html
546a7df21469d80.html
546a7df21469d81.html
546a7df21469d82.html
546a7df21469d83.html
546a7df21469d84.html
546a7df21469d85.html
546a7df21469d86.html
546a7df21469d87.html
546a7df21469d88.xhtml