56
Timothy Daughtrey had een appartement in een chique wolkenkrabber in Pentagon City. Hij was niet getrouwd en had geen kinderen. Hij had zich kennelijk volledig op zijn militaire carrière gericht. Het gebouw werd beveiligd, zodat Puller in de lobby werd aangehouden door een bewaker.
De man bekeek Pullers creds aandachtig. ‘Toch denk ik niet dat ik u naar boven kan laten gaan, meneer. Weet u wat er met generaal Daughtrey is gebeurd?’
‘Ja, daarom ben ik hier ook. Ik onderzoek zijn moord.’
De bewaker keek weer naar Pullers creds. ‘Maar u zit in het leger en hij zat bij de luchtmacht.’
‘Hij was ook betrokken bij een overkoepelende geheime operatie.’ Hij zweeg even en zei zachter: ‘Gevoelige kwestie met betrekking tot de nationale veiligheid.’
De bewaker keek zenuwachtig naar de liften. ‘Dan had ik hem misschien niet naar boven mogen laten gaan.’
‘Wie?’ vroeg Puller op scherpe toon.
‘Generaal Daughtreys “vriend”.’
‘Heeft die vriend een naam?’
‘Charles Abernathy.’
‘Wat doet hij boven?’
‘Een paar spullen ophalen.’
‘Ik begrijp dit niet. Waarom liet u een vriend naar boven gaan, maar houdt u mij tegen?’
‘Ja, weet u, hij woont daar soms. In het appartement van generaal Daughtrey.’
‘Ik dacht dat Daughtrey de eigenaar was van dat appartement.’
‘Het staat op naam van een onderneming en meneer Abernathy is een functionaris van die onderneming en heeft het recht daar te zijn. Tenminste, dat staat in mijn papieren. Het is allemaal geautoriseerd en zo. Sterker nog: hij is hier vaker geweest dan generaal Daughtrey.’
Puller keek naar de liften en daarna naar het naamplaatje van de bewaker. ‘Luister, agent Haynes.’
‘Ik ben geen echte politieagent, gewoon een freelancer. Zeg maar Haynie.’
‘Oké, Haynie. Ik wil niemand in de problemen brengen. Maar een generaal van de luchtmacht is onder bijzonder verdachte omstandigheden vermoord. Nu is er een vriend in zijn appartement om god mag weten wat te doen. Ik ben ervan overtuigd dat dat niet is toegestaan.’
Haynes werd steeds zenuwachtiger.
Puller zei: ‘Ik moet nu naar boven, eens kijken wat die man daar doet en proberen mogelijke bewijzen te vergaren. Is de politie hier al geweest?’
‘Misschien toen ik er niet was. We horen dat op te schrijven, maar enkele bewakers trekken zich daar niets van aan. Ze zijn hier alleen omdat ze ervoor betaald worden.’
‘Dan is het nóg belangrijker dat ik naar boven ga. We hebben het over de nationale veiligheid, Haynie. Dit is geen spelletje. Oké, wat ga je nu doen?’
Haynie haalde een sleutel van een haak achter zijn balie. ‘Loop maar mee, meneer.’ Hij nam Puller mee naar de liften en gebruikte zijn sleutelkaart om een van de liften naar beneden te halen. Daarna gaf hij Puller de sleutel. ‘Zijn appartement is 945. Dit is een loper, dus hiermee kunt u de deur openmaken.’
Puller nam de sleutel van hem aan. ‘Bedankt.’
‘Ja, meneer.’ Haynes salueerde onhandig voordat de deuren sloten.
Op de negende verdieping liep Puller snel door de gang naar de deur van Daughtreys appartement. Hij hield de sleutel in één hand en zijn andere legde hij op de kolf van zijn geholsterde M11. Bij de deur van het appartement keek hij om zich heen; de gang was leeg. Hij drukte zijn oor tegen de deur en luisterde, maar het enige wat hij hoorde, was het gezoem van de airco.
Hij stopte de sleutel in het slot en draaide hem om, duwde de deur zo voorzichtig mogelijk open en haalde tegelijkertijd zijn pistool uit de holster. Hij deed de deur achter zich dicht, bukte zich en luisterde weer.
Niets.
Hij keek om zich heen. Het appartement was groot en de smaakvolle inrichting verbaasde hem. Hij had niet verwacht dat een hardwerkende, op carrière beluste generaal de tijd zou hebben een appartement zo in te richten.
Hij kwam in beweging, nog steeds gebukt. Hij had overwogen zijn komst aan te kondigen, maar uiteindelijk leek hem dat geen goed idee. Als deze man onder één hoedje speelde met Daughtrey, raakte hij misschien in paniek en zou hij op hem schieten, net als Macri bij Knox. Puller had er geen bezwaar tegen zijn wapen te gebruiken, maar zoals iedere soldaat gebruikte hij het bij voorkeur niet.
Hij liep door de keuken die eruitzag als een plek waar een vijfsterrenkok zich thuis zou voelen. Zijn voeten zakten weg in een dik tapijt en hij zag unieke kunstwerken aan de muur hangen en al even creatieve beelden op tafels en sokkels staan. In de hoge mahoniehouten boekenkasten stonden in leer gebonden boeken. Het meubilair leek allemaal vrij nieuw, behalve de duidelijk antieke stukken, en de afwerking, het chroom, de steen en het brons leken allemaal heel duur. Te duur misschien voor het salaris van een eensterrengeneraal. Had Daughtrey het, net als Reynolds, voor het geld gedaan?
Puller dook nog meer in elkaar toen hij geluid hoorde en richtte de loop van zijn pistool naar de gang waar het geluid vandaan kwam. Hij liep er snel naartoe, nog steeds gebukt en in een hoek ten opzichte van de deur waar hij naartoe liep.
Toen hij dichter bij de kamer kwam, werd het geluid harder. Hij besloot even naar binnen te kijken.
Het was een slaapkamer, zag hij. En er was iemand binnen.
Een tweede blik bevestigde dat er inderdaad iemand in de kamer was. De man zat op het bed, met zijn hoofd gebogen. Hij had iets in zijn handen.
En het geluid dat Puller had gehoord, was nu onmiskenbaar.
De man huilde.
Nee, de man snikte.
Puller liep de kamer binnen, zag dat de man niet gewapend was en stopte zijn pistool in zijn holster. ‘Meneer Abernathy?’ zei hij luid, met zijn hand op de kolf van zijn pistool.
De man sprong zo snel overeind dat hij dat wat hij had vastgehouden liet vallen. Gelukkig lag er een dik tapijt op de vloer, anders was het misschien kapotgegaan. ‘Wie... wie bent u?’ vroeg Abernathy met een trillende stem, terwijl hij achteruitdeinsde.
Hij was een tengere man, nog geen vijfenzestig kilo en misschien een meter zevenenzestig lang. Hij droeg een blauwe lange broek, leren schoenen zonder sokken en een geruit overhemd. In het borstzakje van zijn sportjasje zat een zakdoekje dat bij zijn overhemd paste. Om zijn linkerpols droeg hij een tag Heuer-horloge. Zijn haar werd al dunner, maar was professioneel geknipt en liet met behulp van gel zijn voorhoofd vrij. Hij was gladgeschoren en zijn lichtblauwe ogen waren rood.
Puller liet zijn creds zien. ‘Ik ben een militair onderzoeker. Hoofdadjudant John Puller, United States Army, 701ste cid van Quantico.’
De man keek naar de cid-badge en de ID-kaart, maar leek ze niet echt te zien. ‘Ik... ik neem aan dat u hier bent in verband met Tim,’ zei hij met een holle stem.
‘Generaal Daughtrey, ja.’
‘Iemand heeft hem vermoord.’
‘Dat weet ik. Hoe kent u generaal Daughtrey?’
Abernathy ontweek zijn blik. ‘Wij waren vrienden... Goede vrienden.’
‘Ik begrijp dat dit appartement van jullie samen was.’
Het leek Abernathy te verbazen dat Puller dit wist.
‘Dat vertelde de bewaker beneden me. Daarom liet hij u naar boven gaan.’
Abernathy knikte langzaam, bukte zich en raapte de ingelijste foto op die hij had laten vallen.
Puller liep naar hem toe, wees naar de foto en vroeg: ‘Mag ik?’
Abernathy zei gelaten: ‘Tja, ik neem aan dat het nu niets meer uitmaakt, wel?’
Puller nam de foto van hem aan. Daughtrey, niet in uniform, en Abernathy omhelsden elkaar en keken elkaar aan. Het leek een leuk stel: gelukkig, ontspannen. Heel erg verliefd.
Puller keek Abernathy aan. ‘Ik neem aan dat jullie goede... vrienden waren?’
Abernathy zei met een geluidloos lachje: ‘Laten we er niet langer omheen draaien, oké? Ik ben doodziek van dat hele gedoe, sorry hoor. We waren veel meer dan vrienden.’
‘Ik begrijp het.’
‘Dan begrijpt u ook waarom we dit geheim moesten houden.’
‘dadt is niet langer de wet, meneer,’ zei Puller, verwijzend naar Don’t Ask, Don’t Tell ‒ niet vragen, niet vertellen.
‘Echt niet?’ zei Abernathy sceptisch. ‘Nou, voor eensterrengeneraals die hogerop willen komen, is het net alsof er een olifant aan hun enkels hangt. U zit in het leger, dus weet u dat net zo goed als iedereen. Hoeveel generaals zijn er onlangs uit de kast gekomen?’
‘Voor zover ik weet eentje. Een reservist uit het leger die een paar jaar geleden tot brigadegeneraal is bevorderd.’
‘Een vrouw,’ zei Abernathy. ‘O, begrijp me niet verkeerd, ik ben heel blij voor haar, maar dat heb ik een mannelijke officier nog nooit zien doen.’
‘Nee meneer, tenminste nog niet.’
‘Misschien wel nooit.’
‘Ze beginnen uit de kast te komen in professionele sporten, zoals basketbal en zelfs football. Als het in de nfl kan, dan weet je het maar nooit.’
‘Het leger is iets anders. Dat lesje heb ik wel geleerd.’
‘Dus u en generaal Daughtrey? Kunt u me iets over jullie privéleven vertellen?’
‘Waarom?’ snauwde Abernathy. Maar hij werd snel weer rustig. ‘Neem me niet kwalijk, dat was onbeleefd. Ik heb het nu gewoon erg moeilijk.’
‘Dat begrijp ik volkomen, meneer. En ik zal niet doorvertellen wat u mij vertelt. Ik vraag het alleen omdat het misschien nuttig kan zijn bij mijn onderzoek, dat is alles.’
Abernathy knikte en wreef zijn ogen droog, vermande zich en ging in een stoel zitten. ‘We zijn ongeveer tien jaar samen geweest. Tien geweldige jaren. Maar in het geheim. We hebben zelfs dit appartement op naam van een onderneming gekocht. We verschijnen niet samen in het openbaar. Ik krijg geen uitkering nu Tim dood is. Niet dat ik dat belangrijk vind. Ik ben partner in een grote advocatenpraktijk en ik heb al veel geld verdiend, veel meer dan Tim. Verdomd, ik heb voor de meeste dingen hier betaald, en heb alles zelf ingericht. Ik was liever geen advocaat geweest, weet u. Ik wilde de volgende Ralph Lauren zijn, maar het leven loopt nu eenmaal niet altijd op de manier zoals je zou willen.’
Hij keek naar de grond. ‘Maar het gevolg van dit alles is dat ik geen rechten heb. Ik kan niet eens naar zijn begrafenis op Arlington. Niemand zal mij de vlag overhandigen. Die krijgen zijn ouders, ook al hebben ze al jaren geen contact meer met hem. Ik hielp hem met zijn toespraken en bij de voorbereiding voor elk promotie-onderzoek, kookte voor hem en verzorgde hem als hij ziek was. En hij deed evenveel voor mij. We gingen samen op reis. We gingen samen op vakantie, maar altijd met het zwaard van Damocles boven ons hoofd. Dat betekende dat we altijd apart ergens naartoe gingen en vertrokken. Als mensen vroegen wie ik was, zeiden we dat ik een oude vriend van hem was,’ voegde hij er bitter aan toe. ‘Een oude vriend, verdomme.’ Zijn lach ging over in een snik.
‘Ik kan me voorstellen hoe moeilijk dat was,’ zei Puller.
Abernathy keek naar hem op. ‘Dit is 2014, niet 1914. Ik begrijp gewoon niet dat andere mensen kunnen bepalen van wie je wel of niet openlijk kunt houden. Dat is schandelijk.’
Puller gaf hem de foto terug en keek om zich heen. ‘Bent u hier nu om bepaalde dingen op te halen?’
‘Bepaalde belastende dingen, bedoelt u? Ja, inderdaad. Toen Tim nog leefde, heb ik nooit iets gedaan waar hij zich voor hoefde te schamen. En dat ben ik ook niet van plan nu hij dood is. Daarvoor hield ik veel te veel van hem.’
‘Ik weet zeker dat hij dat zou waarderen.’
Abernathy keek Puller met een felle blik aan. ‘Weet u al iets meer over zijn moordenaar? Zeg alstublieft ja. Tim was een heel lieve man. Ik weet wel dat hij militair was, maar hij was heel zachtaardig.’
‘Ik denk dat dat slechts een kwestie van tijd is. En ik beloof u dat ik alles zal doen wat in mijn macht ligt om degene die hem heeft gedood te vinden.’
Hij keek Puller aandachtig aan. ‘Dank u wel, dat geloof ik.’
‘Mag ik u nog een paar vragen stellen?’
‘Zoals?’ vroeg Abernathy behoedzaam.
‘Is u op een bepaald moment een verandering in Daughtreys gedrag opgevallen?’
‘Hoezo?’
‘Leek hij zenuwachtiger? Raakte hij eerder van slag? Had u het gevoel dat hij dingen voor u verzweeg?’
Abernathy knikte al voordat Puller zelfs maar uitgesproken was. ‘Verdomme ja, dat allemaal. Ik vroeg hem steeds weer wat er mis was. Hij was zichzelf gewoon niet. Maar hij heeft nooit kunnen opbrengen het me te vertellen. Eerst was ik doodsbang dat hij een ander had. Maar dat was het niet, dat zou ik hebben geweten. Hij was nog even lief voor me. Maar hij had een muur om zich heen opgetrokken waar ik niet doorheen kon komen. Ik bedoel, ik was eraan gewend dat hij geheimen voor me had, door zijn werk. Dat was normaal.’
‘Maar dit was anders?’
‘Ja. Zijn geheimen met betrekking tot zijn werk waren normaal, maar dat andere... Ik had het gevoel dat het iets was waardoor hij zich schuldig voelde, waar hij zich voor schaamde. Dat kón dus niets met zijn werk te maken hebben; hij was een van de goeie soldaten.’
‘Heeft hij het ooit over iets gehad wat daar de oorzaak van kon zijn? Namen?’
‘Nee, niet echt. Hij zei een keer dat hij een hoge prijs moest betalen om ons geheim te bewaren. En dat die prijs misschien wel te hoog was.’
‘Interessante woordkeuze. Weet u nog wanneer deze geheimzinnigheid ongeveer is begonnen?’
‘Ik kan het u zelfs precies vertellen, omdat we er een ontzettende ruzie over kregen. Hij was overgeplaatst naar stratcom. Of in elk geval naar een onderdeel daarvan.’
‘De isr?’ opperde Puller.
‘Klopt, dat was het. Hij moest naar luchtmachtbasis Bolling in Anacostia, zodat het in elk geval hier was. Eerder was hij gestationeerd geweest in Louisiana, en daarvoor in North Dakota, waar in de dichtstbijzijnde stad minder mensen woonden dan in dit flatgebouw.’
‘Waar ging die ruzie over?’
‘Nou, hij had altijd tegen me gezegd dat hij naar een ander krijgsmachtonderdeel wilde. Ik dacht dat hij had besloten dit aanbod af te wijzen en een ander aanbod aan te nemen. Tim was ontzettend slim en heel veel mensen wilden hem in hun leiding.’
‘Maar hij nam een andere beslissing?’
‘Eerlijk gezegd denk ik dat iemand anders die beslissing voor hem nam. En dus ging hij naar die nieuwe baan.’
‘Was dit ongeveer twee jaar geleden?’
‘Iets langer geleden.’
‘Heeft hij ooit verteld dat hij de vrijgekomen baan van een andere soldaat vervulde?’
‘Nee, dat niet. Ik weet wel dat hij het vreselijk vond bij de isr. Hij reisde heel veel en ontmoette mensen op allerlei afgelegen locaties.’
‘Heeft hij u dat verteld?’
‘Ja. Hij vertelde nooit iets over de inhoud of de context, maar het was net alsof hij sterk de behoefte had iemand in vertrouwen te nemen.’
‘Zei hij nog iets anders?’
‘Ja, inderdaad. Iets vreemds, gezien alles wat hij tot die tijd al had gedaan.’
Puller wachtte vol ongeduld.
Abernathy zei: ‘Hij zei laatst dat hij uit de krijgsmacht wilde stappen.’
‘Zei hij ook waarom?’
‘Hij zei dat het allemaal te ingewikkeld was geworden. En dat hij het niet meer leuk vond wat hij deed.’
‘Gaf hij een reden voor deze plotselinge ommekeer?’ vroeg Puller.
‘Nee, dat niet. Toen ik doorvroeg, begon hij over iets anders.’
Nadat Puller Abernathy zijn kaartje had gegeven en hem had gevraagd hem te bellen als hij zich iets herinnerde wat belangrijk kon zijn, nam hij afscheid en liet Abernathy achter met de foto van de man van wie hij had gehouden toen hij nog leefde en om wie hij treurde nu hij dood was.
In de lift realiseerde Puller zich eindelijk hoe ze Timothy Daughtrey zover hadden gekregen een verrader te worden.