57

‘Waar heb jij uitgehangen, verdorie? En voordat je wat zegt, “verdorie” telt niet, weet je nog?’ Inspecteur Steel stond plotseling naast hem, als een duveltje uit een doosje. Het ene moment: niets. Het volgende moment: daar stond ze ineens, in het kantoor van de recherche, pal naast hem. Net tovenarij. Ze trok een vies gezicht. ‘Waarom ruik jij naar de sokkenla van een oude vrouw?’

Logan zoog op de zoveelste mentholpastille. ‘Ik heb kougevat.’ Hij snoot zijn neus om zijn opmerking kracht bij te zetten. ‘De technische recherche zocht jou. Ze zeggen dat die Sperminator van jou aids heeft, dus Susan kan toch maar beter haar slipje aanhouden als ze nog van plan is langs leuningen omlaag te gaan glijden.’

Steel boog zich dichter naar hem toe en stompte tegen zijn schouder. Ze rook naar Chanel No. 5. ‘Heb jij gedronken?’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik moet nog een heleboel administratie doen.’

‘Het ís zo. Je hebt gedronken, nietwaar? Je bent zo lam als een…’

Met een klap vloog de deur open. Finnie marcheerde het vertrek binnen, geflankeerd door brigadier Pirie aan de ene en agent Karim aan de andere kant. Finnie liet een dramatische stilte vallen en maakte toen een handbeweging in de richting van Steel. ‘Inspecteur, wat fíjn dat je even tijd voor ons kunt vrijmaken.’

Ze hees haar broek op en fronste haar wenkbrauwen. ‘Ik ben druk geweest.’

‘Je méént het. Mag ik je dan tóch vragen of je misschien éven vijftien minuten je sociale activiteiten kunt opschorten om de strategiebespreking bij te wonen waarvoor ik je heb uitgenodigd?’

‘Welke…’

‘De vergadering die gaat over het voorkomen van een drugsoorlog? Of is zoiets niet belangrijk genoeg voor iemand van jouw kaliber?’

Haar kin ging omhoog en haar onderkinnen volgden. ‘Vijf minuten.’

Finnie maakte een buiginkje. ‘We verheugen ons allemaal enorm op je komst.’ Toen richtte hij zich tot Logan. ‘Ik ben blij dat je weer terug bent, brigadier. Hopelijk ben je binnenkort ook weer in staat je bezig te houden met reguliere taken.’ Hij draaide zich om en beende weg, terwijl hij achteromkeek over zijn schouder en riep: ‘Vijf minuten, inspecteur!’

Inspecteur Steel zei iets wat haar drie pond vijftig kostte.

Twintig minuten later was ze weer terug in haar kamer, tandenknarsend en met een van Logans sigaretten tussen haar lippen. ‘Die zelfingenomen, sarcastische, geflipte… drol.’

Logan stond bij het raam en keek naar de daken van de auto’s en bussen in Broad Street, die glommen in de zon. De roes van de wodka begon weg te ebben en er kwamen vermoeidheid en hoofdpijn voor in de plaats. En dorst, niet te vergeten.

‘Weet je,’ zei Steel, terwijl ze de as van haar sigaret op de groezelige vloerbedekking tikte, ‘ik hoop dat je gelijk hebt en dat die kwallenkop… Dat hij corrupt is. Echt waar. Ik zal hem met plezier de trap af schoppen.’

‘Wil je iets uit de kantine? Thee of koffie?’

‘En dan jij: hoe haal je het in je hoofd strontlazarus op het werk te verschijnen?’

‘Heb jij wel eens te maken gehad met Wee Hamish Mowat?’

Ze snoof en legde haar voeten op het bureau. ‘We zitten al sinds mensenheugenis achter die ouwe rimpelkop aan.’

‘Hoe komt het dan dat er niets over hem in het archief te vinden is?’

‘Omdat we nooit iets tegen hem hebben kunnen bewijzen. Nóóit. En geruchten en vermoedens mogen we niet in het archief bewaren, vanwege de privacywetgeving.’ Ze stak een hand op en telde af op haar vingers: ‘We weten dat hij iets te maken heeft met zowat alles wat zich in Aberdeen afspeelt, maar we kunnen het niet bewijzen; niemand wil tegen hem getuigen en wie zo gek is om dat wel te doen verdwijnt spoorloos; hij heeft een grote varkensboerderij bij Rhynie – we hebben nog nooit een lichaam teruggevonden. Kortom, we kunnen hem niets maken.’

‘O…’

‘Iedereen denkt altijd dat er geen misdaad in Aberdeen bestond voordat het oliegeld kwam, dat Aberdeen een vredige stad was met schone straten en gelukkige inwoners. Vergeet het maar: toen koningin Victoria nog op de troon zat, bezondigde de grootvader van Wee Hamish zich al aan afpersing en woekerpraktijken. Ze noemden hem “De Grote Hamish”. Zijn zoon, “De Kleine Hamish”, breidde het repertoire uit naar smokkel en prostitutie.’

Ze stak de sigaret in haar mondhoek en krabde onder haar oksel. ‘Hoe dan ook, toen zijn vader doodging erfde Wee Hamish het criminele rijk dat in twee generaties was opgebouwd. Toen het oliegeld kwam en iedereen plotseling over onbeperkte middelen leek te beschikken, ging Wee Hamish internationaal. En nog steeds kunnen we hem niets maken.’

‘Maar het moet in al die tijd toch wel mogelijk zijn geweest hem íéts in de schoenen te schuiven?’

‘Vergeet het maar. Sinds ik Bain ken, zit hij al achter Wee Hamish Mowat aan. En de vorige baas van de recherche heeft ook vijftien jaar zijn tanden op hem stukgebeten. In een kast op de kamer van de hoofdcommissaris staat een fles Knockdhu van dertig jaar oud klaar voor degene die Mowat te pakken krijgt. Basher Brooks is er in 1975 het dichtst in de buurt gekomen. Dat was de postkantoorzaak. Maar toen de enige getuige spoorloos verdween liet de officier de zaak vallen wegens gebrek aan bewijs.’

Logan wist wat dat betekende: ‘Varkensboerderij.’

‘Precies, varkensboerderij.’ Ze blies een lange sliert rook naar de andere kant van het bureau. ‘En ga nou maar naar huis voordat iemand erachter komt dat je een uur in de wind naar alcohol stinkt!’

Logan haalde zijn schouders op, kwam overeind uit zijn stoel en wreef met zijn handen over zijn gezicht. ‘Wil je dat ik vanavond nog bij je langskom?’

‘Na die vertoning van gisteren? Ik dacht het niet.’

Daar was Logan niet rouwig om. Hij greep zijn jas en liep naar de deur. Thuis wachtte hem een halve fles wodka.

Steel riep hem na: ‘Hé! Als jij Wee Hamish ooit ergens op kunt betrappen wil ik wel van de partij zijn. Dan kunnen we die whisky samen opdrinken.’