22

De recherchewagen stonk verschrikkelijk. Drank, slechte adem en lichaamsgeur, gekruid met een snufje belegen braaksel. Steel lag te snurken onder haar geïmproviseerde deken, waarvan de mouwen op de vloer van de auto bungelden.

Logan sloeg het portier dicht en ze schoot overeind in haar stoel, met de jas nog over haar hoofd. ‘Mmphhh? Wat? Hè?’

‘Die etter van een Rory Simpson heeft gelogen over die compositietekening!’

Steel gaapte, deed haar ogen halfopen en streek met haar hand over de geëlektrocuteerde zwabber die moest doorgaan voor een kapsel. ‘Waarom heb ik zo’n vieze smaak in mijn mond?’

‘Clint Eastwood!’ Logan haalde de autosleutel uit zijn zak en ramde hem in het slot.

‘Ik heb dorst…’

‘Dat komt ervan als je in je eentje een hele fles whisky opdrinkt.’

‘Nee, dat heb ik niet ge–’ Ze sloot haar ogen en sloeg haar handen voor haar gezicht. ‘Godallemachtig, dat klopt, dat heb ik gedaan.’

‘Er staat een grote fles frisdrank tussen je voeten. Ik kan nog steeds niet geloven dat die Simpson tegen me heeft gelogen!’

‘Het is een viezerik die met kinderen speelt, niet George Washington.’ Er klonk een sissend geluid toen ze de dop van de fles draaide, gevolgd door gevloek toen de frisdrank eruit spoot en op haar schoot terechtkwam. ‘Aaaaagh! Die verdomde… Het zit overal!’

‘Steek hem dan uit het raam.’

‘Ik kleef helemaal!’

Logan draaide zich om. ‘We moeten Rory zien te vinden. Die smeerlap moet ons een goed signalement geven.’

De inspecteur nam een flinke slok uit de fles en liet een boer.

‘Misschien moeten we naar Tayside en Edinburgh rijden,’ vervolgde Logan. ‘Als hij hier niet is, moet hij toch ergens anders zijn.’

‘Laat toch zitten.’

‘Hij heeft ons voorgelogen!

‘En hou op met schreeuwen. Mijn hoofd doet zo al genoeg pijn.’

‘Ik wou alleen maar zeggen…’

Steel drukte haar handen tegen haar oren en schreeuwde: ‘HOU JE WAFFEL. IK HEB EEN KATER!’

Buiten, op het trottoir, keek een klein groepje passanten verbaasd naar de auto.

Het gezicht van de inspecteur vertrok en ze kreunde. ‘Waarom heb je me dat nou laten doen?’

‘Het spijt me. Maar ik… Ik ben het gewoon zat dat de slechteriken er altijd weer mee wegkomen, oké?’

Steel keek hem met halfdichte ogen aan. ‘Ik vergeef het je als je wat paracetamol en een pakje sigaretten haalt. En doe er ook maar een spekboterham bij.’

De indrukwekkende granieten appartementencomplexen aan Victoria Road schitterden in het zonlicht, maar dat veranderde weinig aan Logans slechte humeur. Waarom moest uitgerekend hij altijd de loopjongen spelen voor die vervloekte inspecteurs? En waarom moest hij kindermeisje spelen, alleen omdat Steel zich gisteravond had bezat?

Hij kocht paracetamol en een klein pakje Lambert and Butler bij een winkeltje dat nog niet door capuchons was overvallen. In de Torry Fish Bar aan de overkant haalde hij een sandwich met spek. Die zou er bij Steel wel weer uit komen maar dat kon Logan niet schelen, zolang ze maar niet in de wagen overgaf. En als ze dat wél deed dan kon ze het zelf opruimen.

Logan bestelde voor zichzelf een portie patat: dikke, goudkleurige aardappelslierten met zout en azijn, in een klein plastic bakje. Hij at ze op terwijl hij met een omweg terugliep naar de auto. Als hij er maar lang genoeg over deed, was Steels speksandwich koud als hij terug was.

Hij wandelde een stukje over Walker Road en sloeg af bij de lagere school, waar hij een smalle zijstraat nam die uitkwam op Grampian Road, waar hij had geparkeerd.

Misschien kon hij Steel overreden zijn naam door te geven voor die promotie. Dan moest hij bij haar in het gevlij zien te komen…

Verdomme.

Dan was het misschien toch niet zo’n goed idee bij haar aan te komen met een koude sandwich met spek. Hij stak zijn hand in de plastic tas die hij van de snackbar had gekregen en voelde. Hij was niet bepaald warm meer, maar waarschijnlijk nog wel te eten.

Hij stak de laatste frieten in zijn mond en haastte zich over Grampian Road naar de auto.

Plotseling bleef hij staan. Tegenover hem bevond zich de massieve romp van de Heilig Hartkerk.

De enige katholieke kerk in Torry had een merkwaardig Spaanse uitstraling, al was hij dan opgetrokken uit graniet en waren de terracotta dakpannen bedekt met een dikke laag grijsgroen mos. De Heilig Hartkerk stond op een kleine heuvel en torende boven de omliggende straten uit als een dronken oom, die iedereen bedreigde met eeuwige hel en verdoemenis.

De oostkant van het bouwwerk was bedekt met steigers en dekzeilen, en om de hele kerk was een tweeënhalve meter hoog hek geplaatst.

Wat had Goulding ook alweer gezegd? ‘… al dat gepraat over onze God die ze ons afnemen betekent dat hij erg gelovig is…’

En Oedipus was waarschijnlijk een knaap uit de omgeving, die Torry kende als zijn broekzak.

Logan stak de straat over.

Aan het hek was een gelamineerd A4’tje bevestigd met de tekst GESLOTEN WEGENS RENOVATIE. IN OKTOBER WEER OPEN VOOR HET WERK VAN DE HEER. BIJ ONRAAD CONTACT OPNEMEN MET PASTOOR J. BURNETT. Daaronder iets wat leek op diezelfde melding in het Pools. En helemaal onderaan stond een telefoonnummer in Aberdeen.

Logan belde het, liet de telefoon bijna een minuut overgaan en sprak na de piep een boodschap in.

Op de steiger, zo’n zes meter hoger, zat een man in een met verf besmeurde overall met bungelende benen, een blikje cola en een sigaret.

‘Hallo?’

De man keek omlaag vanaf zijn uitkijkpost. ‘Hallo? Ik u helpen?’ Zonder twijfel een Pool.

‘Hoe lang is de kerk al dicht?’

‘Drie maanden, misschien langer. Ik weet het niet. Er staat een nummer op het bord om te bellen.’

‘Heb ik geprobeerd maar er wordt niet opgenomen.’

De man grinnikte. ‘Wilt u biechten? Ik heb pauze.’

‘Nee, bedankt, ik…’

‘Ga maar naar Sint Pieter in Castlegate. Daar is pastoor Burnett. Een goeie vent.’ Zijn sigaret was op en hij ging weer door met het verwijderen van vuile dakpannen.

‘Urgh…’ Steel trok een vies gezicht en zei met volle mond: ‘Hij is koud.’

‘Echt waar?’ Logan keerde de recherchewagen en reed Market Street op. ‘Toen ik hem kocht was hij warm, hoor.’

‘Dat kan best, maar nú is hij koud.’ De inspecteur nam een slok Irn-Bru om het koude brood weg te spoelen en nam vervolgens een nieuwe hap. Ze kauwde en staarde uit het raam. ‘Ik ben gezakt voor die adoptietest. Ze vonden me te oud…’

Logan trok op bij de verkeerslichten en wachtte naast een enorm billboard met de tekst MCLENNAN HOMES. UW HUIS IS ONZE PASSIE – 400 NIEUWE WONINGEN VOOR ENGELSE GEZINNEN! om een bijzonder konvooi zwaarbeladen vrachtwagens uit de haven te laten passeren.

‘Onzin. Ik ken een stel dat al in de zestig is en zelfs die konden nog kinderen adopteren.’

‘Hoe dan ook, adopteren is toch niet hetzelfde. Susan wil eigenlijk een baby van zichzelf. Ze wil…’ Steel zuchtte. ‘Ach, je weet hoe ze is.’ De inspecteur wierp Logan een steelse blik toe en keek toen weer naar het billboard. ‘Het enige wat er voor ons op zit is dat Susan zelf zwanger wordt.’

‘Kunstmatige inseminatie? Maar ik dacht…’

‘Ja, zoiets… ongeveer.’ Ze kuchte. Friemelde met haar handen. Snoof. ‘Zou jij… eh… Zou jij niet wat sperma willen doneren, misschien?’

Logan maakte bijna een noodstop. ‘Wat?’

‘Ik bedoel, we zijn toch bijna een soort familie, nietwaar?’ Een blos trok omhoog van haar decolleté tot aan haar wangen, die daarmee veranderden van vaalgrijs in schaamrood. ‘Dat zou toch kunnen, bedoel ik…’ Ze hield haar ogen gericht op de enorme advertentie met het onbetrouwbare, grijnzende gezicht van Malcolm McLennan.

Logan opende zijn mond een paar keer maar slaagde er niet in iets uit te brengen. Hij probeerde het opnieuw. ‘Nou, ik…’

Achter hem klonk getoeter, gevolgd door geschreeuw. ‘Het is groen, eikel!’

Terug op het hoofdbureau sloeg Logan op de vlucht, met als smoes dat hij onverwacht was ontboden bij Interne Zaken. Als ze dacht dat hem een uitbrander te wachten stond, zou ze hem waarschijnlijk met rust laten.

Hij moest een plekje vinden waar hij kon schuilen totdat het tijd was om naar huis te gaan. Dus liep Logan naar de recherchekamer van waaruit het onderzoek naar de Oedipus-zaak werd verricht.

Steel kon Finnie niet luchten of zien en dit was wel de laatste plek waar ze hem zou gaan zoeken.

Binnen liep Finnie hem bijna omver. De hoofdinspecteur trok terwijl hij wegliep een colbertjasje aan over zijn gekreukelde paarse overhemd. ‘Waar heb jij gezeten?’ Hij trok zijn neus op. ‘En wat is dat voor een stank?’

‘Je had toch gezegd dat ik met Steel naar Torry moest om…’

‘Laat maar zitten. Ik ben net gebeld door het ziekenhuis: ze hebben Simon McLeod ontslagen. Die zal het best leuk vinden als we hem een bezoekje komen brengen.’

Logan stond op het punt te protesteren – zijn dienst zat er over twee minuten officieel op – maar hij bedacht op tijd dat er een nieuwe inspecteur moest worden benoemd. En het kon dus geen kwaad Finnie te vriend te houden. ‘Kon brigadier Pirie niet mee?’

Finnie produceerde een vals glimlachje. ‘Laten we maar zeggen dat Pirie en de familie McLeod niet meer zo goed samen door één deur kunnen. Dus ga jij eens even een wagen regelen.’

Simon McLeod had goed geboerd. Zijn luxe villa met vijf slaapkamers lag in een rustige buurt aan de rand van Cults, grenzend aan de bossen. Een kleine voortuin en een enorme achtertuin. Op de oprit stond een glimmende BMW 4x4 naast een Porsche Boxter.

Logan reed achteruit de oprit op en blokkeerde ze allebei.

‘Mooi,’ zei Finnie terwijl hij zich in de handen wreef, ‘de McLeods staan in onze kringen niet bepaald bekend als coöperatief. Dus ik stel voor dat jij je bekommert om de vrouw des huizes, terwijl ik Simon onder handen neem. We nemen ze allebei apart en wie weet vertelt hij ons wel iets, nu zijn broertje serieus wordt verdacht van poging tot moord.’

Na twee keer bellen werd er opengedaan door Hilary Brander, Simons wettige echtgenote. De verwachtingsvolle uitdrukking op haar gezicht verdween zodra ze Finnie zag.

Ze sloeg haar armen over elkaar en blokkeerde de deuropening. ‘Wat willen jullie?’

‘Ik hoorde dat Simon vandaag naar huis mocht van de dokters. Ik wilde hem graag even spreken.’

‘Na wat jullie met onze Colin hebben uitgehaald?’

Logan liep naar voren. ‘Het is belangrijk, mevrouw Brander. We moeten degene die hem blind heeft gemaakt opsporen.’

Ze bekeek hem aandachtig. ‘Wat is er met je gezicht gebeurd?’

Hij glimlachte wrang. ‘Colins elleboog.’

Hilary’s mondhoeken gingen omhoog en ze deed een stap opzij. ‘Vijf minuten, meer niet. Zijn moeder komt straks om te helpen met het feest en jullie willen echt niet hier zijn als ze komt. En als jullie Simon van streek maken vermoord ik jullie.’

Ze bracht hen naar de woonkamer, waar de belachelijke witte terrier in een geruite mand lag uitgestald voor de gasgestookte open haard. Vandaag droeg de hond een citroengeel ensemble met schaapjes erop.

Aan de muren hingen wandkleden en vakantiefoto’s: skiën in Aspen; een treinreis door Alaska; Simon en Hilary ergens op safari, poserend met een olifant op de achtergrond; de piramide van Cheops.

Grappig. Logan had altijd gedacht dat Simon meer een Costa del Soltype was.

Hij zat in een grote leren leunstoel, met wit verband over zijn oogkassen en een halfvol glas whisky in zijn trillende handen.

Hilary legde een hand op zijn schouder. Hij schrok en liet bijna zijn glas vallen.

‘Het spijt me, lieverd, maar er is hier iemand die je wil spreken.’

Simon bewoog zijn hoofd heen en weer. ‘Jezus, Hilary, ik heb je toch gezegd dat je niemand binnen moet laten! Stel je voor dat…’

‘Stil maar, het is in orde.’ Ze streek over zijn haar. ‘Het is de politie maar. Ze willen weten wie je dit heeft aangedaan.’

‘Zeg dat ze moeten oprotten! Nee, weet je wat? Dat doe ik zelf wel…’ Hij stond moeizaam op, waarbij hij het glas liet vallen. ‘ROT OP! Horen jullie me?’ Het havermoutkleurige hoogpolige tapijt zoog de whisky op.

De Westie in het geruite hondenmandje begon te grommen.

Hilary greep Simons hemd en trok hem terug de stoel in. ‘Luister naar me, Simon Emerson McLeod, je gaat nú zitten en je houdt je rustig!’

‘Maar…’

‘Nee! Niks te maren. Je doet wat ik je zeg.’ Ze draaide zich om en keek Finnie broeierig aan. ‘Vijf minuten en geen seconde méér.’ Daarop beende ze naar de keuken. Het kleine hondje trippelde vrolijk achter haar aan.

Logan wachtte even, volgde de kleine terrier en sloot de keukendeur achter zich, zodat Finnie ongestoord met Simon kon praten. ‘Heb je geen zin in thee?’

‘Wat hebben jullie politiemensen toch altijd met thee?’ Ze keerde hem de rug toe. ‘Jullie lijken wel wandelende clichés.’

‘Nee dus, kennelijk.’ Hij leunde tegen het aanrecht en probeerde er ontspannen uit te zien. ‘We hebben vanochtend een ander slachtoffer gevonden. Die is hetzelfde overkomen als Simon…’

‘Dat is ons probleem niet, oké? Wij hebben al genoeg aan ons hoofd.’

‘Hilary, degene die dit met jouw echtgenoot heeft uitgehaald loopt nog steeds vrij rond. Wat ga je doen als hij besluit terug te komen om het karwei af te maken?’

Ze liet zich op een van de houten eettafelstoelen zakken. ‘Hij vertelde me dat hij vroeg naar zijn werk ging. Iets met een leverancier die rommelde met een bezorging.’

‘Een bezorging?’

‘Niet dat het je wat aangaat, maar we hebben een aantal patatkramen, voor elk industrieterrein in Aberdeen één. Soms krijgen we rekeningen voor spul dat niet is geleverd. Simon zei dat hij het ging uitzoeken.’ Ze bukte zich en tilde het hondje op. ‘Hij vertelde dat er iemand op de achterdeur bonsde toen hij aan het werk was in zijn kantoor. Hij ging opendoen en daarna herinnert hij zich niets meer totdat hij weer bijkwam in het ziekenhuis…’

‘Weet hij wie het heeft gedaan?’

‘Dan was die nu al dood geweest.’

Dat klopte waarschijnlijk.

‘En hoe zit het met concurrenten? We hebben geruchten gehoord dat iemand probeert zijn territorium binnen te dringen.’

‘Hij heeft geen “territorium”, hij is een…’

‘Nette zakenman. Ja, dat heeft hij mij ook verteld.’ Logan keek haar een tijdje zwijgend aan, totdat ze zenuwachtig met haar handen begon te friemelen. ‘We weten allebei dat dat niet waar is, Hilary. Volgens mij broeit er in Aberdeen een bendeoorlog en iemand heeft ervoor gezorgd dat Simon niet terug kan vechten.’

‘Het is die gek geweest die al die andere mensen blind heeft gemaakt, die waar de kranten over hebben geschreven! Hij…’

‘Nee, die heeft het niet gedaan. Simon past niet in het patroon: hij is geen Pool, ze hebben hem niet in Torry achtergelaten en we hebben niet eens een telefoontje gekregen. Iemand die de krant heeft gelezen, is op het idee gekomen dezelfde methoden te gebruiken om de aandacht van zichzelf af te leiden. Vertel eens, wie probeert hem eruit te werken? Poolse maffia? De Russen? We weten dat Manchester is komen rondsnuffelen.’

Ze reageerde niet, maar begon het hondje weer te aaien. ‘Ik kan er niets over zeggen, oké?’

‘Je moet erover praten.’

‘Ik heb hem nog nooit zo bang gezien.’

‘Hilary, je kunt ze hier niet mee weg laten komen. Je hebt het op Colins manier geprobeerd en dat heeft niet gewerkt. Willekeurige mensen de knieschijven breken lost niets op. En na wat hij met Harry Jordan heeft gedaan…’

‘Dat heeft hij niet gedaan!’ Ze wreef door haar ogen. Dat was hij niet. Die teven líégen.’

‘Zelfs zonder hun verklaringen hebben we voldoende forensisch bewijs…’

‘Hij is daar niet eens geweest.’ Hilary trok de kap van het hondje naar achteren en krabbelde hem tussen zijn oren. ‘Die arme kleine Skye heeft het syndroom van Cushing. Nietwaar, lieverdje? Haar haar valt met grote plukken tegelijk uit, zodat ze kale plekken krijgt en een idioot jasje moet dragen.’

‘Hilary, dit is belangrijk.’

Ze keek over haar schouder, in de richting van de woonkamer. ‘Ze kunnen helemaal niets voor hem doen. Hij zal altijd blind blijven.’ Een dikke traan rolde van haar wang en kwam op het kopje van de Westie terecht.

‘We…’

‘Hij kan niet eens glazen ogen krijgen: ze zeggen dat die niet blijven zitten… Iemand heeft zijn oogleden verbrand. Wie doet nou zoiets?’

Logan boog zich over de tafel en pakte haar hand. ‘Help me dan ze te pakken te krijgen.’

Ze lachte kort en bitter. ‘Wil je dat ze gepakt worden? Die klootzakken? Dan moet je Colin vrijlaten.’