Logan stopte met rennen, bleef staan op het met glas bedekte trottoir en keek naar binnen door het vernielde raam. Binnen werd stevig gevochten en gevloekt. De heer Wojewódzki stond onderuitgezakt tegen een van de muren en keek naar zijn buik en naar het handvat van het mes dat erin stak. Op zijn witte overhemd was een rode vlek ontstaan die snel in diameter toenam.
Vier leden van het arrestatieteam, twee capuchons… en twee ongeïdentificeerde mannen.
Een van hen was klein en pezig en drukdoende het hoofd van een van de capuchons tegen de toonbank te laten stuiteren, zodat bloed en een lading KitKats op het linoleum terechtkwamen. De andere man was enorm: minstens één meter vijfentachtig lang en ongeveer even breed, met een kapsel dat je het beste zou kunnen karakteriseren als een matje met teruglopende haarlijn. Even dacht Logan nog dat het ging om klanten die ongewild bij het gevecht betrokken waren geraakt, maar toen zag hij het vuurwapen. De man had een groot zwart semiautomatisch pistool in zijn enorme hand.
De helft van het arrestatieteam was op de grond bezig de capuchon die het gezicht van Kevin Murray met een mes had bewerkt in bedwang te krijgen, maar de twee andere leden van het arrestatieteam hielden de loop van hun machinegeweer op het voorhoofd van meneer Matje gericht. Brigadier Caldwell schreeuwde: ‘DWING ME NIET OM TE SCHIETEN!’ Ze kon slechts met moeite boven het lawaai van het autoalarm uit komen.
De grote man keek haar spottend aan: ‘Nie wierzę w to…’ en keek toen naar de bloedende winkelier. ‘Okłamałeś mnie!’
‘LEG DAT PISTOOL NEER!’
‘Nie rozşmieszaj mnie.’
‘IK ZEG HET NIET NOG EEN KEER: LEG DAT PISTOOL…’ Ze kon haar zin niet afmaken want de kleine, pezige man liet de capuchon die hij had bewerkt op de toonbank vallen, greep een fles wodka en sloeg die in haar gezicht kapot. De fles veroorzaakte een barst in haar veiligheidsbril, brak haar neus en raakte de zijkant van haar helm. Het glas en de wodka spatten alle kanten op.
Caldwell wankelde en gleed uit op de door bloed en wodka glad geworden vloer.
Haar collega keek maar een fractie van een seconde om, maar dat was genoeg. Meneer Matje haalde uit, sloeg de loop van het machinegeweer weg en ramde zijn semiautomatische wapen tegen de kin van de agent.
‘O, jezus…’
Logan stapte over de capuchon die op de grond lag te kreunen en trapte de deur open.
BOEM!
Logan dook op de grond en achter hem explodeerde het veiligheidsglas van de deur.
Niemand bewoog zich.
De agent bracht de loop van zijn MP5 weer omhoog… en schreeuwde het toen uit. Het bloed spoot uit een zigzaggende jaap in zijn gezicht. De kleine, pezige man had hem gestoken met het gebroken uiteinde van de wodkafles. De agent liet het machinegeweer los en greep naar zijn wang. Helderrood bloed spatte alle kanten op.
Meneer Matje trok de deur aan de achterkant van de winkel open en verdween. Zijn maat sprong over de toonbank en volgde hem, na de deur achter zich te hebben dichtgeslagen.
Finnie schreeuwde naar de twee politiemensen die nog steeds worstelden met capuchon nummer één: ‘Wat doen jullie verdomme? Ga achter ze aan!’
Ze lieten hun gevangene los.
Dat was geen goed idee.
Capuchon nummer één ramde een elleboog in het gezicht van de ene agent en kneep de andere in zijn ballen. Vervolgens sprong hij door het kapotte raam van de deur naar buiten, belandde op het met glas bezaaide trottoir, krabbelde naar de Citroën met het loeiende alarm en sprintte de weg op als een geboren atleet. Een grote vrachtwagen ging vol in de remmen, kwam schuddend en sissend tot stilstand en miste de man op een haar na.
Logan krabbelde overeind en rende naar de deur achter de toonbank. Net op tijd om een klik te horen. De deur ging niet open.
‘Hij zit op slot.’
‘Trap hem dan in!’
BOEM – Logan trapte tegen het hout, naast het slot. Niets. BOEM – nóg een keer. BOEM – de deur schudde in de scharnieren, maar bleef potdicht. ‘Er zit geen beweging in…’ Opnieuw: BOEM. Nu klonk er gekraak van versplinterend hout.
Achter hem hoorde Logan Finnie iemand de opdracht geven de weggelopen capuchon te achtervolgen.
De laatste keer: BOEM. De deur vloog open en Logan wankelde een lange gang binnen met langs de muren dozen en kratten vol met Poolse potten, flessen en blikken. Aan het eind een geopende nooduitgang.
Hij zette twee stappen, draaide zich toen om en stoof weer de winkel in.
Finnie keek hem verbaasd aan. ‘Wat doe je nou?’
‘Wapen.’ Logan greep de Heckler & Koch MP5 van de in het gezicht gestoken agent en rende terug naar de achterdeur, de gang in en een kleine trap af. Voor hem lag een grote achtertuin, die was versierd met wasgoed dat wapperde aan diverse lijnen die kriskras tussen de tweeënhalve meter hoge muren waren gespannen.
Aan één kant een paar bijgebouwen, die leidden naar een oud washuis met spinnenwebben voor de ramen.
Geen spoor van de twee mannen.
Hij haastte zich de trap af, rende het gras op en dook onder een verzameling damesondergoed door. Met al die kleren en lakens was het onmogelijk verder dan anderhalve meter vooruit te kijken. Hij dook omlaag en keek onder het wasgoed door of er voeten of benen te zien waren. Nog steeds niets.
Hoe moest hij nou… Logan verstijfde.
Achter hem klonk een gehijg en gegrom, dat gaandeweg luider werd. Hij draaide zich razendsnel om en bracht het machinegeweer naar zijn schouder. Net op tijd zag hij de bezorgd kijkende politieman de trap af hinken. Hij had zijn wapen in de ene en zijn ballen in de andere hand. Met opeengeklemde tanden spoedde hij zich over het gras naar Logan.
‘Gaat het wel?’
Het lid van het arrestatieteam trok een grimas. ‘Die gast kneep keihard in mijn kloten!’
Ergens achter in de tuin hoorden ze een metalige klank en iets wat klonk als gevloek in het Pools. Logan baande zich een weg door de spijkerbroeken en handdoeken en raakte daarbij enigszins bedwelmd door een walm van wasverzachter met een chemische bloemengeur. Toen hij het eind van de tuin had bereikt, was er niemand te bekennen.
‘Verdomme!’
Misschien waren ze weer teruggelopen, verscholen ze zich in een van de bijgebouwen of…
Bij de buren klonk gegil.
‘Hoe zijn ze nou…’ Logan zweeg en staarde naar het oude washuis. De dakpannen waren bedekt met een dunne laag grijsgroen mos, waarover een spoor van voetafdrukken liep dat in het zonlicht goed zichtbaar was.
Het lid van het arrestatieteam hinkte naar hem toe en kwam naast hem staan. ‘Wat gaan we nu…’
‘Help me omhoog.’ Logan gebaarde hem naar het washuis te lopen, waar de agent hem een kontje gaf zodat Logan het schuine dak kon beklimmen. Van daar had hij uitzicht op de belendende tuin.
De buurvrouw was half overeind gekomen en klemde een handdoek tegen haar naakte borsten. ‘Hoepel op, vieze smeerlappen!’
Meneer Matje en zijn vriend klommen al over de muur waarachter de straat lag.
‘Verdomme.’
‘Wat? Wat gebeurt er? Help me dan het dak op!’
Dat deed Logan niet. Hij rende over het dak, sprong eraf en belandde in een kleine groentetuin. Hij baande zich een weg door de jonge paarse broccoli naar de andere kant van de tuin. Achter zich hoorde hij hoe de agent van het arrestatieteam vloekend het dak van het washuis op klauterde.
De muur die de tuin scheidde van de straat was nog geen twee meter hoog. Logan sprong, haakte zijn ellebogen over de rand en trok zichzelf eroverheen, juist op het moment dat de agent van het arrestatieteam met zijn hoofd in een verse hoop compost terechtkwam. ‘Aaaagh!’
Logan liet zich op het trottoir vallen.
Hij bevond zich op Grampian Road: geparkeerde auto’s, bomen met smaragdkleurige bladeren, granieten woonblokken van vier verdiepingen hoog, met identieke tuintjes waarin verwelkt gras stond. Op de achtergrond verrees de katholieke Heilig Hartkerk, die nog steeds in de steigers stond.
Het was niet druk op straat. Hij zag alleen een oude man die zijn hond uitliet, een jonge vrouw met een wandelwagen en een blonde jongeman op een skateboard.
En daar renden de twee mannen uit de winkel.
Logan riep: ‘BLIJF STAAN, POLITIE! POLICJA! BEGREPEN?’
Het werkte niet. Het werkte nóóit.
Logan rende achter hen aan met de geleende Heckler & Koch MP5 aan zijn schouder. ‘BLIJF STAAN OF IK SCHIET!’
De kleine pezige rukte het portier open van een donkere Mini Cooper en sprong erin. Meneer Matje draaide zich om en richtte zijn pistool op het hoofd van Logan.
De MP5 produceerde een droge klik.
‘Godallemachtig!’
Meneer Matje had geen probleem met zijn wapenuitrusting. Zijn pistool werkte. De kogel ketste af op het dak van een Fiat Punto, op een meter afstand van Logans hoofd.
De vrouw met de wandelwagen greep haar kind en rende naar het dichtstbijzijnde gebouw. De oude man schuilde achter een roestige SUV. Maar de jongen op het skateboard naderde langzaam midden op de weg en keek met open mond naar wat er gebeurde.
De agent van het arrestatieteam was ook over de muur geklommen en sprong naast Logan op de grond. Zijn jack en broek zaten onder de eierschalen en rotte groenten en hij stonk behoorlijk. Opnieuw werd de Punto geraakt door een kogel.
De agent van het arrestatieteam beantwoordde het vuur, maar meneer Matje was al naast de bestuurder ingestapt. De Mini scheurde weg van de trottoirband, een spoor van verbrand rubber achterlatend.
‘SCHIET OP DE BANDEN!’
Ze renden naar het midden van de weg. Logan worstelde met de vergrendeling van zijn MP5, terwijl de agent twee kogels afvuurde. Ze raakten de kofferbak van de wegscheurende auto.
De Mini reed rechtstreeks af op de jongen op het skateboard.
Op het laatste moment manoeuvreerde de wagen rakelings langs de jongen heen. Zó dichtbij dat de stof van zijn rode trainingspak wapperde toen hij passeerde. De jongen draaide zich om en keek de wagen verbijsterd na.
De agent van het arrestatieteam zei: ‘Wat kan het ook schelen…’ en zette zijn MP5 op automatisch vuren. BBBBBBBBRRRRT. Koperen hulzen stuiterden op het wegdek terwijl de kogels tegen de kofferbak van de Mini ketsten. Logan haalde uit en sloeg de loop omhoog.
Stilte. Het enige geluid was het gieren van de banden toen de wagen zigzaggend Glenbevie Road inreed en uit het zicht verdween.
De agent van het arrestatieteam keek hem aan. ‘Waarom deed je dat nou?’
‘Je zet je wapen op automatisch vuren, op de openbare weg, met burgers in de vuurlinie? Wat bezielt jou!’
‘Wat míj bezielt? Jíj hebt ze laten ontsnappen!’