43

De zon scheen door drie vuile hoge ramen de bedompte ruimte binnen. Het was er te heet om je te kunnen concentreren. Verstikkend en slaapverwekkend. Het machtige middagmaal van rode bietensoep en aardappelknoedels had niet bepaald geholpen. Het gemeentearchief van Krakau onderging een renovatie, waardoor de enorme stapels dossiers en documenten waren verplaatst naar een smoezelig, vier verdiepingen hoog gebouw, dat stond ingeklemd tussen een rij andere smoezelige, vier verdiepingen hoge gebouwen, die uitzicht boden op twee bouwplaatsen en een tramhalte.

Het gemeentebestuur geloofde duidelijk niet in airconditioning: in het midden van het vertrek stond een elektrische ventilator die langzaam ronddraaide – HUMMMMMMMMMM klik, HUMMMMMMMMMM klik, HUMMMMMMMMMM klik – en slechts wat stof deed opwaaien in de drukkende zomerhitte. Het enige andere geluid was het gemompel van de Amerikaanse toeristen die in de stapel oude archiefstukken informatie zochten over hun stamboom.

Logans hoofd schoot weer omhoog. Hij knipperde met zijn ogen en geeuwde.

Jaroszewicz keek niet op; ze zat gebogen over een stapel kranten uit 2004 en was op zoek naar berichten over de aanval op Löwenthal, waarbij hem de ogen waren uitgestoken. Als ze geluk hadden zouden ze daar op zijn minst een aanwijzing uit kunnen halen waarmee ze gerichter konden zoeken. Als ze dan ook nog de juiste Löwenthal in het telefoonboek van Krakau vonden dan kwamen ze misschien een stap verder.

Logan rekte zich uit in zijn stoel, waardoor het oude hout vervaarlijk begon te kraken. ‘Is er echt niets wat ik kan doen?’

‘Hoezo?’ Ze sloeg een vergeelde pagina van de oude krant om. ‘Heb je Pools leren lezen sinds de laatste vier keer dat je me dat hebt gevraagd?’

Logan zuchtte. ‘Ik zit hier maar te niksen.’

Hij zag hoe ze zich verbeet. ‘Ga dan alsjeblieft iets anders doen. Maar laat me met rust!’

Vlak bij het marktplein vond hij een internetcafé. Hij betaalde twintig zloty en las zijn e-mail. Het waren de gebruikelijke memo’s; getuigenoproepen; een paar vermissingen; een afscheidsfeestje voor inspecteur Gray in Archie’s aanstaande vrijdag; een bericht van de getuigenbescherming om te melden dat Kylie en haar zus Tracey het verrassend goed deden in het afkickprogramma; Dikke Gary die hem liet weten dat er iets zwaaide als hij voor het eind van de week zijn achterstallige onkostendeclaraties niet had ingediend; en een omvangrijke e-mail van brigadier Lukaszewski in antwoord op de achtergrondrapporten van alle slachtoffers in Aberdeen. Logan besteedde er vijf minuten aan en stuurde het bericht toen door naar Finnie. Dan had die ook eens wat te doen.

Het laatste bericht was van Rennie, die zich erover beklaagde dat Steel hem had opgescheept met het onderzoek naar de Sperminator en hij eindigde met een uitnodiging om met de helft van alle rechercheurs zaterdag naar het voetbal te gaan, gevolgd door de botsautootjes, een currymaaltijd en ruime hoeveelheden bier.

Geen berichten van Steel of Finnie. En ook niets van commissaris Bain… Maar goed, de aanbevelingen voor een opvolger van inspecteur Gray hoefden pas de volgende dag te worden ingeleverd dus waarschijnlijk zou Bain de benoeming pas de volgende week bekendmaken.

Logan klikte op de button NIEUW en schreef een bericht aan Samantha. Hij wiste het. Begon opnieuw. Wiste dat bericht ook.

In plaats daarvan schreef hij een antwoord op Rennies uitnodiging.

Twee minuten later had hij een reactie:

Wat heb jij uitgespookt? Vergeet het voetbal maar, er is weer iemand zijn ogen kwijtgeraakt! Ik kom net van de briefing – het is opnieuw een Pool!!! De leiding is helemaal hysterisch. Alle verloven zijn ingetrokken. Oeps, ik moet ophouden. Finnie is op het oorlogspad. Van Pirie kan ik alleen zijn voeten nog maar zien, zo diep is die in Finnies hol gekropen!!! LOL ;-)

Logan las het e-mailbericht drie keer. Hij probeerde zich ervan te overtuigen dat Rennie een geintje maakte. Er was uiteraard geen nieuw Oedipus-slachtoffer. Er kón geen nieuw Oedipus-slachtoffer zijn: Ricky Gilchrist zat achter slot en grendel. Hij had bekend. Ze hadden de dreigbrieven op zijn computer gevonden.

Logan haalde zijn telefoon tevoorschijn en belde Finnie. ‘Is het waar? Is er opnieuw iemand gevonden die blind is gemaakt?’

‘Nee, dat heb ik alleen maar verzonnen. Voor de lol. Natuurlijk is het waar! Waar zit je?’

‘Krakau.’ Hij vertelde de hoofdinspecteur dat er geen nog levende slachtoffers meer waren en hoe Jaroszewicz dacht over de politie in Krakau. ‘Ze schijnen niet erg behulpzaam te zijn.’

‘En wat wil je dat ík daar precies aan doe? Denk je niet dat ik al genoeg aan mijn hoofd heb? Geloof je soms dat ik nog wel wat meer opwinding kan gebruiken, ondanks het feit dat we de verkeerde achter de tralies hebben zitten?’

‘De verkeerde?’

‘Ricky Gilchrist. Wie dacht je dan dat ik bedoelde, verdomme? Ronald McDonald?’

‘Nou… het…’ Logan kreeg een ingeving en sloeg met zijn hand op de tafel. ‘Dit nieuwe slachtoffer, zouden daar niet dezelfde daders achter kunnen zitten die Simon McLeod hebben aangevallen?’

‘Jeetje, wat een briljante gedachte, brigadier! Daar was ik nou nooit op gekomen. Tsjongejonge wat een ingeving! Maar toevallig is slachtoffer nummer zeven een Poolse rauwdouwer die voor BP werkt. En we hebben hem gevonden in een leegstaand pand in Torry. We hebben zelfs weer zo’n zelfingenomen telefoontje ontvangen. Het is beslist Oedipus.’

‘Verdomme.’

‘Zeg dat wél. De media hebben er nog geen lucht van gekregen, maar als ze erachter komen…’ Finnie zweeg even. ‘Wat een puinhoop.’

‘We gaan Gilchrist toch niet vrijlaten, hoop ik?’

‘Denk je dat ik achterlijk ben? Goulding is al bezig met de terbeschikkingstelling. Hij gaat naar de gevangenis of hij verdwijnt voor de rest van zijn zielige, verknipte leventje in een gesloten psychiatrische inrichting.’ Logan nam een verandering in het geluidsdecor waar. Het geroezemoes veranderde in een holle klank met een beetje echo. Waarschijnlijk was Finnie vanuit de recherchekamer de gang op gelopen. De hoofdinspecteur klonk nu bijna wanhopig. ‘Je moet daar iets voor me vinden, hoor je me? Het kan me niet schelen wat, maar je moet iets vinden wat ik kan gebruiken om die klootzak op te sporen.’

‘We zijn bezig met wat alternatieve informatiebronnen. We proberen twee mogelijke overlevenden op te sporen. Maar zoals ik al zei, de plaatselijke politie werkt niet mee. Misschien kun jij je invloed aanwenden?’

‘Is dat alles?’

‘Je kunt de naam van hoofdagente Jaroszewicz beter niet noemen. Het schijnt dat het niet zo goed botert tussen Krakau en Warschau.’

‘Ik zal ze meteen bellen. Maar zorg dat je een aanwijzing vindt, begrepen?’

Met die woorden verbrak de hoofdinspecteur de verbinding.

Volgens de computer had Logan nog vijf minuten voordat zijn krediet op was, dus probeerde hij opnieuw een e-mailbericht te schrijven aan Samantha. Verontschuldigend maar niet onderdanig. Dit keer verstuurde hij het ook.

Vervolgens greep hij zijn jas en liep naar buiten.

Het was even na vijf uur en het werd levendiger op straat: de lokale bevolking die onderweg was van het werk naar huis; toeristen met hun camera’s; oude vrouwtjes die op de straathoeken gerookte kazen in de vorm van een fallus verkochten. Tijdens zijn wandeling terug naar het hotel, waarbij hij bij elk restaurant dat hij passeerde bleef staan om het menu te bestuderen, ging zijn telefoon. Het was Jaroszewicz.

‘Het is ongelofelijk, maar ik heb iemand gevonden!’

Logan luisterde terwijl ze aan één stuk door babbelde over hoe moeilijk het was geweest, hoeveel kranten ze had moeten doorspitten en hoeveel telefoontjes ze had moeten plegen.

‘En,’ vroeg hij, toen ze even zweeg om op adem te komen, ‘wie is het?’

‘Löwenthals broer. En weet je wat het goede nieuws is? We kunnen hem vanavond om negen uur ontmoeten!’

Om kwart voor tien was hij nog steeds niet komen opdagen. Logan en Jaroszewicz wachtten in een kleine bar in een kelder aan Florianska, vlak bij hun hotel. Het was een bakstenen catacombe met rode tafelkleedjes en witte servetten. Kaarsen. Vurenhouten zitjes waarvan het rode vernis aan de zijkanten was afgesleten. Een groot olieverfschilderij van een in militair uniform uitgedoste man met een groene steekhoed, een snor en wilde bakkebaarden.

Er hing een walm van sigarettenrook.

Jaroszewicz zat gebogen over een halflege pint Guinness en tikte tegen een eenzame pinda die op tafel lag.

Logan dronk zijn glas leeg en wees op het hare. ‘Wil jij er nog een? Een halve, misschien?’

Ze haalde haar schouders op en hij liep naar de bar. Hij bekeek de goudvissen die rondzwommen in een klein aquarium dat door een biermerk leek te zijn gesponsord, terwijl de barman een pint Tyskie en een kan Guinness inschonk.

Achter hen klonken stemmen.

Logan draaide zich om en zag dat Jaroszewicz was opgestaan. Ze stond te praten met een man met een snor waar een walrus trots op zou zijn.

Jaroszewicz stelde hem voor. ‘Dit is Henryk Löwenthal.’

Ze schudden elkaar de hand en Logan zei: ‘Goedenavond.’

De man keek verbaasd en Jaroszewicz haalde haar schouders op. ‘Hij spreekt geen Engels.’

‘O… oké.’ Logan probeerde het opnieuw. ‘Dobry Wieczór.’

‘Ah!’ De man glimlachte en knikte. ‘Dobry Wieczór.’

Ze gingen aan tafel zitten, onder het waakzame oog van de militair op het schilderij. Löwenthal schraapte zijn keel, haalde diep adem en begon een lang verhaal waar Logan geen woord van verstond.

Jaroszewicz vertaalde: ‘Hij zegt dat we ons moeten realiseren dat niemand in zijn familie enig idee had van wat zijn broer allemaal deed. Geen van allen waren ze ooit eerder met de politie in aanraking geweest. Het zijn nette mensen en ze schamen zich dood.’

‘Kun je hem vragen waar zijn broer nu is?’

Ze staarde hem aan. ‘Wat dacht je dan dat ik hem ging vragen?’

‘Oké, oké. Sorry.’

Ze vuurde de vraag op de man af en die antwoordde opnieuw met een lang betoog.

‘Hij zegt dat hij het niet weet.’

‘Ja, jezus…’ Hij zuchtte. ‘Vraag hem of hij een telefoonnummer heeft of een e-mailadres.’

Een ijzig stilzwijgen. ‘Waarom ben ík daar nou niet op gekomen?’

‘Het was niet mijn bedoeling je te…’

Maar ze praatte alweer tegen de broer van Löwenthal. Hij zei iets terug, waarop ze beiden lachten.

‘Wat? Wat zei hij?’

‘Hij zei dat jullie Britten allemaal hetzelfde zijn. Te beroerd om een vreemde taal te leren. Jullie denken dat jullie nog steeds de wereld kunnen regeren door langzaam tegen de inboorlingen te schreeuwen.’

‘Maar heeft hij een nummer?’

Meer Pools.

‘Hij zegt dat ze het contact met zijn broer al jaren geleden hebben verbroken. Hij was altijd dronken, hij was gewelddadig, hij gebruikte drugs en hij was een dief.’

Daarna ging de avond van kwaad tot erger. Jaroszewicz en Löwenthals broer begonnen een geanimeerd gesprek in het Pools, terwijl Logan er voor spek en bonen bij zat met zijn glas bier. Af en toe vroeg hij om een vertaling of suggereerde hij haar de man een specifieke vraag te stellen.

Ten slotte keek ze hem vernietigend aan en zei: ‘Brigadier McRae, ik ben heel goed in staat een getuige te ondervragen zonder dat je me om de twee minuten lastigvalt met voor de hand liggende vragen. Blijf zitten, hou je mond en zorg maar dat je haar goed blijft zitten, oké?’ Ze glimlachte vals, keerde hem de rug toe en wisselde met Löwenthal de zoveelste mop uit.

Leuk, die internationale samenwerking.