50

Over Aberdeen hing een grauwsluier, als een niet ingeloste belofte van regen. Aan de overkant van de weg speelden een paar plastic zakken tikkertje, totdat de wind ze over het hek blies en ze op het schoolplein verdwenen.

‘Uh-huh.’

Logan liet zijn voorhoofd op het stuur rusten en drukte de mobiele telefoon tegen zijn oor, toen Samantha zei: ‘En ik dacht, misschien kunnen we vrijdagavond iets gaan drinken om te vieren dat je weer mag gaan werken?’

‘Uh-huh.’

‘Rennie komt. En Steel. Misschien komen Dikke Gary en Eric ook wel.’

‘Uh-huh.’

‘Voel je je wel goed?’

‘Wat? O, ja hoor, sorry.’ Hij dwong zichzelf rechtop te gaan zitten en wreef in zijn geïrriteerde ogen. ‘Je weet hoe het is. Al dat vernis… die dampen.’

‘Ben je daar nou nog steeds mee bezig?’

Hij keek naar het plompe granieten gebouw waarin de Sunnybank basisschool was gehuisvest. ‘Ik ben net bezig aan de tweede laag in de woonkamer.’

‘Maar de dokter heeft toch gezegd dat je het een tijdje rustig aan moet doen?’

Stilte.

‘Logan?’

‘Sorry.’

‘Ligt die eikel van een journalist nog steeds bij je voordeur op de loer?’

De wind bracht de boombladeren in beweging, waardoor kleine ovaaltjes zonlicht op de vuile motorkap van de auto begonnen te dansen. ‘Wat? O, nee. Ik neem aan dat die wel iets beters te doen heeft dan iemand te stalken die zo stom is geweest zich te laten opblazen.’

Opnieuw een stilte. ‘Logan, weet je zeker dat het goed met je gaat?’

‘Het spijt me, ik ben alleen maar… O, de deurbel gaat. Ik moet ophangen, oké?’

Ze namen afscheid van elkaar en hij verbrak de verbinding. Deed de telefoon terug in zijn zak. Trok een vies gezicht in de achteruitkijkspiegel. ‘Je bent een vuile leugenaar.’ En een lelijkerd, dacht hij toen hij nog eens goed in de spiegel keek. Zijn gezicht zat vol met schrammen en littekens. Kneuzingen op zijn voorhoofd en kin, met bijpassende donkerpaarse wallen onder zijn ogen. Een baard van zes dagen, om dat hij zich niet kon scheren zonder zijn gewonde huid weer open te halen.

Logan deed het handschoenenvak open en haalde de sigaretten eruit die hij in de winkel op de hoek had gekocht. Er was iets vreemds aan de hand met de aansteker: die bleef bewegen, zodat het vlammetje het uiteinde van de sigaret steeds miste, tenzij hij hem met twee handen tegelijk vasthield. Hij zoog de rook diep in zijn gekwetste longen.

Hij begon te hoesten en draaide het portierraam omlaag.

Gelukkig was het voor de afwisseling een beetje koeler. Gisteren had de kleine auto die hij voor tweehonderd pond bij Thainstone Mart had gekocht wel een oven geleken. Het was zijn eerste auto en een wrak. Een waardeloze, poepbruine driedeurs Fiat die rook naar bejaarde vrouw, sigaretten en schimmel. Maar het ding reed en had hem niet veel gekost.

Hij probeerde niet te huiveren terwijl de rook door het geopende raampje naar buiten kringelde. Zo koud was het niet. Stom.

Logan vertrouwde het dashboardklokje niet – het elektrische systeem was niet helemaal in orde – dus keek hij op zijn horloge. Bijna halfelf.

Stomme dokter. Wat wist die er nu van? Niet in staat om weer aan het werk te gaan. Die stomme Beattie hadden ze naar huis hadden moeten sturen in plaats van hem. Inspecteur Baardaap Beattie. Hoe hadden ze die in godsnaam promotie kunnen geven? Welke idioot kon zoiets bedenken?

De sigaret smaakte naar verbrand vlees dus drukte Logan hem uit in de asbak, tussen de stoffelijke resten van zijn half opgerookte vriendjes.

Hij bracht een hand naar zijn mond omdat hij enorm moest gapen. Vervolgens probeerde hij een comfortabeler zithouding te vinden. Twee dagen lang een gesloten school observeren. Hoe gek kon je zijn…

Ineens was er overal licht.

Het lawaai kwam een fractie van een seconde later, gevolgd door de hitte, waardoor de verf van de deur schroeide. Vlammen kwamen naar binnen. Gegil…

Logan schoot overeind, stootte zijn knie tegen het stuur en zakte weer onderuit. ‘Shit!’

Hij betastte zijn pijnlijke knie en had moeite op adem te komen. Hij voelde zich misselijk en zijn hart klopte als een bezetene.

In de plastic tas tussen zijn voeten zat een doosje cafeïnetabletten; hij spoelde er vier weg met een blikje Red Bull. Hij huiverde, vloekte en stak opnieuw met trillende handen een sigaret op.

Jezus…

Elke.

Keer.

Weer.

Opnieuw.

Aan de andere kant van de weg slofte iemand langs. Hoofd naar beneden, boodschappentassen in de hand. Alsof hij het leed van de hele wereld op zijn schouders meetorste. Logan hief het blikje Red Bull en bracht een toost uit: ‘Laat ze allemaal doodvallen.’

De slonzige oude man bukte zich om zijn veter vast te maken. Daarna kwam hij weer overeind, bleef staan en keek naar het lege schoolgebouw aan de overkant van de straat.

Hij droeg een bruin corduroy jasje met versleten mouwen en een gebleekte spijkerbroek. Hij had een wilde grijze baard en droeg een bril.

‘Aha…’ Logan glimlachte. ‘Het werd tijd dat je kwam opdagen.’

Hij wachtte totdat de oude man naar de overkant liep en stapte toen uit. Hij nam niet de moeite de wagen af te sluiten; geen zichzelf respecterende autodief wilde dood worden gevonden in zo’n wrak.

De oude man liep naar het hek van de speelplaats en keek verlangend door de spijlen naar het donkere, stille gebouw verderop. Daarna draaide hij zich om en maakte aanstalten weer weg te lopen.

‘Wil je een paar puppy’s zien, Rory?’

De oude man liet zijn boodschappentassen vallen en zette het op een lopen.

Ver kwam hij niet. Logan greep hem in zijn nekvel en duwde hem zó hard tegen de dichtstbijzijnde boom dat zijn bril in de goot belandde.

‘Aaaaagh… laat me los. Ik heb niets…’

‘De scholen zijn vorige week al dichtgegaan, idioot. Het is zomer vakantie. Er zijn geen kinderen hier.’ Logan trok het kleine misbaksel naar achteren en duwde hem weer tegen de boom, zodat zijn voorhoofd tegen de stam sloeg.

‘Aaaaagh. Jezus…’

Toen Logan hem losliet, zakte Rory Simpson ineen op het trottoir. Hij hield zijn hoofd vast alsof het op het punt stond open te barsten. Van dichtbij stonk hij naar zweet, vettig haar en ongewassen kleren.

‘Je ziet er niet uit.’

Hij keek Logan kwaad aan. ‘Dat moet jij zeggen… En sinds wanneer val jij zomaar onschuldige mensen aan?’

‘Onschuldige mensen?’

‘Volgens mij bloed ik. Zie je geen bloed? Ik moet naar het ziekenhuis.’ Hij trok zijn handen van zijn voorhoofd en keek of er bloed op zat. Geen bloed. ‘Volgens mij heb ik een hersenschudding. Ik… Hé!’

Logan trok hem overeind. ‘Wilde je je vermommen met die bril, Rory? Wie denk je dat je bent? Clark Kent? Dat werkt misschien bij de brave burgers van Metropolis, maar je bent in Aberdeen.’

De kleine man begon opnieuw zijn voorhoofd te masseren. ‘Dit is politiegeweld.’

‘Nee, dit is je verzetten tegen je arrestatie.’ Hij pakte Rory bij zijn kraag en trok hem naar de auto.

‘Wacht, wacht! Mijn boodschappen! Mijn bril…’ Hij zwaaide wild naar zijn gevallen bezittingen.

Logan liet hem niet los, maar liet hem wel zijn spullen oprapen, waarna hij hem naar de aftandse kleine Fiat duwde. ‘Erin.’

Rory bleef staan, tuurde door het raampje naar binnen en krulde zijn bovenlip. ‘Dat ziet er niet erg schoon uit.’

Logan rukte het portier open, trok de bestuurdersstoel naar voren en gaf Rory een duw tussen zijn schouderbladen, zodat hij op de achterbank viel.

‘Handen op je rug, polsen tegen elkaar.’

‘Maar…’

‘Maak het me niet lastig, Rory, want ik heb een beroerde week achter de rug en ik zit te springen om iemand op wie ik me kan afreageren. Snap je wat ik bedoel? En nu je handen op je rug!’

Rory gehoorzaamde en Logan deed hem de handboeien om.

‘Au! Moet dat zo hardhandig?’

Logan trok de stoel weer naar achteren en ging achter het stuur zitten, terwijl Rory pogingen deed overeind te komen. ‘Waar breng je me naartoe?’

‘Je hebt je niet gehouden aan de voorwaarden van je invrijheidsstelling, je bent niet op de zitting verschenen en je hebt je verzet tegen je arrestatie. Wat dacht je?’

‘Nee.’ Hij schoof naar voren en Logan zag in de achteruitkijkspiegel de schrik in zijn ogen. ‘Je kunt me niet naar het bureau brengen! Daar wachten ze op me!’

Daarmee vertelde hij Logan niets nieuws.

‘Natuurlijk wachten ze op je. Met snoep en ijsjes. Omdat je zo populair bent.’ Logan startte de motor, die klonk als een wasmachine vol met kogellagers, en bond vervolgens de strijd aan met de protesterende versnellingsbak. ‘Zit stil en hou je mond.’

Dat lukte Rory maar liefst twee minuten. Toen boog hij zich opnieuw naar voren en duwde zijn gezicht tussen de voorstoelen. ‘Alsjeblieft! Luister nou! Je kunt me daar niet naartoe brengen. Alsjeblieft!’ Zijn onderlip trilde.

Logan stopte bij het kruispunt en wachtte tot het licht op groen sprong. ‘Vergeet het maar, Rory.’

‘Toe nou… Het was… Een politieman heeft geprobeerd me te vermoorden.’

‘Gelul.’

‘Daarom ben ik ervandoor gegaan, ik zweer het op het graf van mijn moeder. Een politieman en die Rus waar je achteraan zat. Die hebben geprobeerd me te vermoorden!’

Het was harder gaan waaien. Logan zat achter het stuur, keek naar de Noordzee die tegen de kust beukte en rookte opnieuw een sigaret die hij eigenlijk helemaal niet lekker vond. Een zeemeeuw landde naast de auto op het plaveisel. De vogel keek Logan vijandig aan en verdween weer. Waarschijnlijk was hij op weg naar een belangrijke afspraak.

Er werd op het portierraam geklopt. Het was Steel. ‘Waar heb je dit stuk schroot gevonden? In een afvalcontainer?’

Logan stapte uit. ‘Waar bleef je nou zo lang?’

‘Hou eens op. Ik heb al genoeg te verduren van inspecteur Breedbekkikker.’ Ze wees naar de smeulende sigaret in zijn hand. ‘Ik dacht dat je al tijden geleden was opgehouden met die kankerstokjes?’

Logan haalde zijn schouders op en nam een trekje. ‘Ga jij nu ook al zeuren?’

‘Niet als je mij er eentje geeft.’

Logan bood haar een sigaret aan. Ze stak hem op en blies de rook naar de andere kant van het dak van de kleine auto. ‘Je weet toch hopelijk dat je doodgaat aan die dingen?’

‘Ik moet toch ergens aan doodgaan.’ Logan liep naar de kofferruimte. ‘Ik heb een cadeautje voor je.’

Ze liep achter hem aan en deed een stap dichterbij toen Logan de klep opende. Ze wierp een blik naar binnen en keek Logan toen aan. ‘Waarom ligt er…’ Ze keek opnieuw. Rory Simpson lag op zijn zij in de kofferruimte, onder de hoedenplank en naast het versleten reservewiel, de handen nog steeds geboeid op de rug. Hij keek omhoog en kneep zijn ogen halfdicht tegen het licht.

Steel prikte hem met een vinger, alsof ze wilde controleren of hij echt was. ‘Rory, malle man, weet je dan niet dat normale mensen gewoon op een stoel of op de achterbank gaan zitten? De kofferbak is voor lijken.’ Ze fronste haar wenkbrauwen, keek Logan aan en zei: ‘Maar we kunnen hem natuurlijk altijd naar een verlaten plek rijden en de wereld een dienst bewijzen. Ik heb een schop in mijn auto.’

Rory knipperde met zijn ogen, mompelde iets over slapende armen en probeerde rechtop te gaan zitten. Steel duwde hem terug en sloeg de klep dicht.

‘Laz, wat doet een geboeide pedofiel in de kofferruimte van dit autowrak?’

De inspecteur ging op de passagiersstoel zitten, sloeg het stof en het roestgruis van haar handen en zei: ‘Laat maar horen.’

Achter hem klonk de stem van Rory. ‘Ik begin hier kramp te krijgen.’ Hij klonk niet bepaald gelukkig.

Logan draaide zich om en keek over het gedeelte van de achterbank dat ze omlaag hadden geklapt om in de kofferruimte te kunnen kijken. ‘Hou op met zeuren en vertel de inspecteur maar wat je mij hebt verteld.’

De oude man kronkelde om een zo comfortabel mogelijke positie te vinden. ‘Kunnen jullie dan op zijn minst die handboeien niet losmaken?’

Steel stopte een stuk nicotinekauwgom in haar mond, zodat ze tegelijkertijd kon praten, roken en kauwen. ‘Dit gaat allemaal van je tijd af, Rory.’

‘Goed dan…’ Hij zuchtte. ‘Ze wachtten me op toen ik terugkwam van de rechtbank. De deur van het trappenhuis was geforceerd, dus ik dacht dat de probleemjongeren weer bezig waren geweest. En toen ik de trap op liep zag ik dat er in mijn flat was ingebroken.’ Hij huiverde. ‘Als ik onderweg geen boodschappen had gedaan…’

‘Je had de politie moeten bellen.’

Hij keek haar vuil aan. ‘Ik hoorde twee mannen praten in mijn woonkamer, en vlak voordat ik ervandoor wilde gaan – voor het geval dat het eh… nou ja… bezorgde ouders waren geweest – ving ik op dat ze bespraken hoe ze zich van mijn lijk zouden ontdoen. Mijn lijk! Alsof ik al dood was… Een van hen klonk Russisch, maar die andere was een politieman.’

‘Wie?’

Rory zweeg en keek naar de vieze bekleding van de achterbank.

‘Rory, wie was het?’

‘Ik heb hem niet gezien.’

‘Wat bén je toch een leugenaar.’ Steel bewoog het puntje van haar tong en klapte met haar kauwgom. ‘Als je hem niet kon zien, hoe wist je dan dat het een politieman was?’

‘Omdat die andere kerel dat zei. Dáárom. Hij zei: “Noem jij jezelf nou een politieman? Als je nog niet eens zo’n waardeloze pedofiel te pakken kunt krijgen?” En toen zei die andere man dat hij ervoor zou zorgen dat de patrouillewagens naar me zouden uitkijken. Toen ben ik de trap af geslopen en ervandoor gegaan.’

Rory begon weer te kronkelen. ‘Kunnen jullie nou echt die handboeien niet afdoen?’

‘Geen sprake van,’ antwoordde Steel.

‘Maar ik heb jeuk aan mijn neus.’

‘Dus ik moet geloven dat de een of andere anonieme Rus en een corrupte smeris jou proberen te vermoorden?’

‘Hij is niet anoniem. Ik heb hem gezien. Toen ik weer buiten was keek ik omhoog, naar mijn flat. En die Rus stond voor het raam met iemand te bellen. Hij was het. De man uit dat huis waar ze die crimineel de ogen hebben uitgestoken. Hij had grijs haar en de ogen van een verkrachter.’

Er klonk een klap op de motorkap en Logan keek om. Een dikke zeemeeuw keek hem door de voorruit aan. Logan toeterde, maar de vogel knipperde niet eens met zijn ogen. ‘Maar toen we je om een signalement vroegen heb je ons maar wat op de mouw gespeld, nietwaar?’

‘Ik wilde er niet bij betrokken worden. En moet je me nu eens zien…’ Hij zuchtte en liet zijn hoofd op het reservewiel rusten. ‘Als jullie me naar het politiebureau brengen dan maken ze me af.’

Steel kauwde een minuut lang zwijgend. Daarna draaide ze zich om en keek door de voorruit. ‘Als je het mij vraagt, is het allemaal flauwekul.’

Logan schraapte zijn keel. ‘Volgens mij spreekt hij de waarheid.’

‘Wat ben jij toch een watje.’ Ze draaide het portierraampje omlaag, haalde de kauwgom uit haar mond en bekogelde de zeemeeuw ermee. Ze deed hetzelfde met de peuk van haar sigaret, maar miste beide keren. ‘Goed, we zullen hem het voordeel van de twijfel geven.’ Steel draaide zich om en keek Rory dreigend aan. ‘Het lijkt erop dat dit jouw geluksdag is. Maar als je liegt dan graaf je straks zélf de kuil die je laatste rustplaats wordt. Begrepen?’