7

‘Ah…’ Rory Simpson keek omhoog naar de camera die aan de muur van de verhoorkamer was bevestigd. ‘Maar zo bedoelde ik het niet.’

Logan leunde achterover en sloeg zijn armen over elkaar. ‘Je zei toch dat je ze had gezien?’

‘Dat kwam door de opwinding. Al dat gedoe… de achtervolging, de sirenes. Waarschijnlijk is het bloed me naar het hoofd gestegen toen ik zo met mijn handboeien helemaal voorovergebogen aan de vloer van de auto was vastgemaakt.’

Rory had last gekregen van geheugenverlies nadat de een of andere idioot hem had verteld wat er was gebeurd met Simon McLeod en de andere slachtoffers.

‘Heb je enig idee hoe belangrijk dit is? Ze hebben mensen de ogen uit–’

‘Stel nu eens dat ik het had gezien – en ik zeg niet dat het zo is – maar stel nu eens. Wat denk je dan dat ze met me zouden doen als ze erachter kwamen dat ik ze had geïdentificeerd?’ Hij streek met zijn hand langs zijn borstelige grijze snor. ‘Ik ben nogal gehecht aan mijn ogen. Die heb ik nodig om naar dingen te kijken.’

‘Rory, we kunnen ze aanpakken. Maar dan moeten we weten hoe ze eruitzien.’

‘Kun je niet…’ Hij bewoog zijn handen in het rond. ‘Ik bedoel: DNA, vingerafdrukken, dat soort dingen.’

‘Ze droegen handschoenen.’ Logan schoof zijn stoel dichter naar de verhoortafel. ‘We kunnen je beschermen. Ervoor zorgen dat ze je niets zullen aandoen.’

Stilte.

‘Hmmm…’ Rory tuitte zijn lippen en staarde opnieuw naar de camera. ‘En dan zouden jullie dat kleine… dat kleine incident bij die school vanochtend willen vergeten?’

‘Je bedoelt toen je probeerde kleine kinderen in je auto te lokken met drugs?’

Rory bloosde zowaar. ‘Nou, daar leek het misschien een beetje op, maar…’

‘Was je voor jezelf bezig of winkelde je voor iemand anders?’

De volgende stilte duurde bijna een volle minuut. ‘Ik… Ik heb geen idee wat je bedoelt.’

‘Doe nou maar niet alsof je achterlijk bent, Rory. We weten dat er iemand in de markt is voor jong spul. Die geruchten horen we al jaren. Was dat kleine meisje voor jezelf, of had je een bestelling doorgekregen?’

Hij schoof ongemakkelijk heen en weer op zijn stoel en likte aan zijn bovenlip. ‘Wat die mannen van vanmiddag betreft… Misschien heb ik die toch wel gezien.’

‘Je weet wat er gebeurt met mensen die kinderen ontvoeren, nietwaar, Rory?’

‘Ik keek ze recht in hun gezicht toen ze voorbijliepen.’

‘Hoeveel was dat kleine meisje waard? Hoeveel wilden ze voor haar betalen?’

‘Ik… Als ik je iets vertel over die mannen, kunnen jullie er dan voor zorgen dat… dat dit weggaat?’

Logan betwijfelde het. ‘De hoofdcommissaris houdt er niet zo van als we pedofielen laten lopen; hij zegt dat daar vervelende stukken in de kranten van komen. Maar…’ Hij keek achterom naar de geüniformeerde agent die tegen de muur geleund stond en vervolgde op fluistertoon: ‘Maar ik zou wel een goed woordje voor je kunnen doen bij de officier. Ik zou haar duidelijk kunnen maken dat je ons helpt bij een belangrijk onderzoek. Dan is het haar beslissing of er wordt overgegaan tot vervolging of niet.’

Rory veegde het zweet van zijn voorhoofd en zei: ‘Goed. Laten we het dan maar doen.’

image

Tegen vieren had Logan redelijke digitale compositietekeningen van de mannen die Simon McLeod blind hadden gemaakt en inspecteur Steel een hersenschudding hadden bezorgd. Hij had Rory net teruggestuurd naar het cellenblok toen brigadier Pirie verscheen. ‘De baas wil je spreken.’

Dat kwam goed uit, want Logan wilde hem ook spreken.

Hoofdinspecteur Finnie had een van de grotere kamers op de vierde verdieping, met uitzicht op het parkeerterrein en de achtergevels van een rij granieten gebouwen. Brigadier Pirie ging zitten, leunde achterover tegen de vensterbank en begon met een zelfingenomen uitdrukking op zijn gezicht een forensisch rapport door te bladeren. Aan de muur achter het bureau van Finnie hingen een paar Schotse prenten van Eric Auld. De zomerse kleuren van de posters contrasteerden met de gezichtsuitdrukking van de hoofdinspecteur, die de telefoon neerlegde en Logan aankeek.

‘Hoe vaak moet ik het je nu nog uitleggen, brigadier?’

‘Pardon, hoofdinspecteur?’

‘Heb ik me dat nou alleen maar verbeeld, of had ik je gezegd dat je eerst mijn toestemming moest vragen voordat je iets ging ondernemen?’

‘Maar je zei…’

‘Dus misschien kun je je voorstellen hoe teléúrgesteld ik was toen ik hoorde dat je de enige getuige in de Oedipus-zaak hebt verhoord zonder me ook maar op de hoogte te brengen van zijn bestaan.’

‘We hebben hem betrapt op een poging kinderen naar zijn auto te…’

‘Ik zit met zes mensen zonder ogen, brigadier McRae. Zes! En jij bent er niet alleen op spectaculaire wijze in geslaagd de dader te laten lopen – val me niet in de rede – maar je hebt ook nog een getuige achter weten te houden!’ Hij begon langzaam in zijn handen te klappen. ‘Bravo! Goed gedaan. Wat zul je trots zijn op jezelf. Het is onbegrijpelijk dat je nog steeds geen inspecteur bent.’

Hij stak zijn hand uit en Logan kreeg plotseling de aanvechting erin te spugen.

‘Nou,’ zei Finnie, ‘laat die compositietekeningen dan maar eens zien.’

Logan gaf hem de computeruitdraaien en de hoofdinspecteur bestudeerde ze. Een van beide mannen leek een jaar of vijfendertig; hij had dikke wenkbrauwen, grove gelaatstrekken, een gebroken neus en kleine varkensoogjes. De andere zag eruit als een oudere filmster – het soort man dat op rijpere leeftijd nog steeds de heldenrol speelt: grijs haar en staalblauwe ogen.

‘En geloven we dat deze accuraat zijn?’

‘Simpson heeft al eens eerder in Peterhead gevangengezeten en hij weet wat er met hem gebeurt als hij er opnieuw naartoe wordt gestuurd.’

‘Heb je hem een deal aangeboden?’

‘Dat denkt hij in elk geval.’

‘Zo…’ Finnie leunde achterover, plaatste de vingertoppen van zijn beide handen tegen elkaar en bestudeerde het plafond. ‘Pirie?’

Zijn assistent nam nauwelijks de moeite de digitale compositietekeningen te bekijken. ‘Het bevalt me niet. Volgens het profiel zoeken we naar een alleenstaande blanke man van een jaar of vijfentwintig.’

‘Nou, dan klopt het profiel dus niet,’ merkte Logan op.

Pirie hield de tekening van de oudere man omhoog. ‘Weet je zeker dat hij er zo uitzag?’

Logan opende zijn mond maar zei niets. Hij kuchte. ‘Om precies te zijn heb ik ze allebei niet écht gezien. Nou ja, ik heb ze wel gezien, maar het was donker en ik had pepperspray vol in mijn gezicht gekregen. Maar Rory Simpson…’

‘Rory Simpson is een pedofiel die het risico loopt voor lange tijd achter de tralies te verdwijnen omdat hij de voorwaarden van zijn invrijheidsstelling heeft geschonden. Ik vertrouw hem voor geen meter. Hij vertelt je gewoon wat je wilt horen.’ Pirie glimlachte – de verwaande klootzak. ‘In het profiel staat duidelijk dat degene die we zoeken uit de buurt komt en alleen opereert. Dus dit…’

‘Doe niet zo idioot, Pirie.’ Finnie tuitte zijn rubberachtige lippen en liet zijn stoel een paar keer heen en weer draaien. ‘We gaan geen bewijsmateriaal terzijde schuiven alleen maar omdat het niet overeenkomt met het profiel. Stuur deze compositietekeningen maar naar dr. Goulding en zeg hem dat ik zo snel mogelijk een bijgewerkt profiel wil. En laat een stel posters maken. Ik wil dat die voor het eind van de dag overal in Aberdeen hangen. “Heeft iemand deze man gezien?” enzovoort.’ Hij keek Logan aan. ‘Verder nog iets?’

‘De oudste van de twee had een Oost-Europees accent. Hij kwam beslist niet uit de buurt.’

Pirie krulde zijn bovenlip. ‘Elke keer als er een nieuw slachtoffer opduikt krijgen we een anoniem telefoontje. Meestal naar het mobieltje van het slachtoffer. Het lijkt alsof hij praat met een doek voor zijn mond. Het klinkt Slavisch, maar we zijn er tamelijk zeker van dat hij net doet alsof: hij praat net als Pavel Chekov uit Star Trek. Dr. Goulding denkt dat hij op die manier de spot wil drijven met zijn slachtoffers, of dat hij ze gebruikt als een soort code.’

Finnie maakte een wegwuivend gebaar. ‘Nee, zeg, dank je feestelijk. Daar schieten we echt iets mee op. Een code. Nou, met die wetenschap krijgen we de klootzak vast snel te pakken.’ Hij rukte de compositietekeningen uit de handen van Pirie en legde ze midden op zijn bureau. ‘Brigadier McRae, regel een vergadering met dr. Goulding. Alles wat vandaag is gepasseerd moet grondig worden doorgenomen.’

‘Maar hoofdinspecteur,’ sputterde Logan tegen.

‘En zo snel mogelijk, brigadier.’ Hij staarde even in het niets en glimlachte toen. ‘Heeft iemand al met de naaste verwanten van Simon McLeod gesproken?’

‘Tja…’ Logan voelde dat zijn wangen rood werden – dat corvee had hij na zijn vertrek uit het ziekenhuis voortdurend uitgesteld. ‘Eerlijk gezegd leek het me beter dat een hogergeplaatste dat zou doen.’

‘Uitstekend.’ Finnie kwam overeind. ‘Ik denk dat het tijd wordt voor wat écht politiewerk, nietwaar, heren? Pirie, regel een wagen. We gaan ons medeleven betuigen.’

Het verkeer was hopeloos; een onafzienbare, voortkruipende processie van mensen die tevergeefs hadden geprobeerd de file voor te zijn. ‘Stelletje luie flikkers,’ zei brigadier Pirie, die achter het stuur zat. ‘Kijk nou toch. Waarom werkt tegenwoordig niemand meer gewoon tot vijf uur?’

Logan zat achterin en keek hoe de zon een wit, mollig meisje bescheen. Ze droeg een strakke spijkerbroek en een T-shirt met de tekst ‘UP THE DONS’. Haar armen begonnen al knalrood te worden. De inwoners van Aberdeen waren domweg niet gemaakt voor de zon.

Finnie, die naast Pirie zat, draaide zich om en overhandigde Logan een doorzichtige bewijszak met een vel papier erin. ‘Dit zat vanochtend bij de post.’

Jullie doen er nog steeds niets aan. Jullie zijn corrupt. Jullie zitten maar in jullie zondige ivoren toren en laten ze zomaar hun gang gaan. Als de schapen zich niet gedragen klagen jullie, maar de wolven uit het buitenland worden niet aangepakt!

De laatste gilde als een vrouw toen ik zijn ogen uitstak. Dat zal de volgende ook doen!!!

Jullie zullen waden in het bloed van die honden!!!

‘Vingerafdrukken?’

‘Net als de andere.’ Pirie klonk afgemeten en zijn gezicht had een akelige kleur paars die vloekte met zijn haar. Hij zat nog steeds te mokken; het feit dat Finnie hém had laten rijden in plaats van Logan had zijn humeur er niet beter op gemaakt. ‘Geen vingerafdrukken op de brief of de envelop, en ook geen vezelsporen.’

Finnie gaf hem een tweede bewijszak. Hierin zat de envelop. ‘Hij is eergisteren op de bus gedaan in Aberdeen.’

Logan las de brief opnieuw door. ‘Maar zijn de Polen nu honden of wolven?’

Brigadier Pirie keek achterom. ‘Het feit dat deze gast zijn metaforen niet op orde heeft lijkt me wel het minste probleem, dacht je ook niet?’

Finnie gniffelde. ‘Vertel eens, heeft de grote speurder Logan “Lazarus” McRae misschien nog meer verhelderende inzichten die hij met zijn leerlingen wil delen? Want dat is de reden waarom ik je bij dit team heb gehaald, weet je nog? Om je een kans te geven je te rehabiliteren.’

‘Nou… In elk geval spoort hij niet. Een normaal mens gebruikt niet zoveel uitroeptekens.’

‘Is dat alles? De kerel die andere mensen de ogen uitsteekt en hun oogkassen verschroeit is niet normaal? Pirie, bel Press and Journal en zeg dat ze de voorpagina leegmaken.’

De klootzak.

‘Goed… het poststempel. Deze brief is eergisteren gepost, zoals ik al zei. En de andere? Valt er een patroon te ontdekken?’

‘Pirie?’

De roodharige assistent van Finnie haalde zijn schouders op. Hij was aan het bumperkleven met zijn voorligger, een Renault Megane met op de achterruit een sticker met de tekst TOETER ALS JE GEIL BENT. ‘Over het moment waarop de brieven binnenkomen valt niet zoveel te zeggen. Dr. Goulding denkt dat hij ze schrijft om zijn daden min of meer te verantwoorden. Door ze te schrijven probeert hij ons medeplichtig te maken. Daarom beweert hij steeds dat het onze schuld is: als we wilden dat hij ermee stopte mensen de ogen uit te steken, dan hadden we hem allang opgepakt.’

‘Dat zou kunnen…’ Logan gaf de bewijszak terug aan Finnie. ‘Maar waarom viel hij Simon McLeod dan aan? Dat is geen Pool.’

De brigadier drukte op de claxon: BREEEEEEEEP! ‘Schiet op, doorrijden!’ De Megane schoot vooruit en Pirie accelereerde erachteraan. ‘Je weet het nooit met gekken. De McLeods runnen een stel hoerententen, misschien was die gast op zoek naar een lekker Schots stuk maar werd hij in plaats daarvan opgescheept met een Poolse temeier. Misschien houdt hij er niet van dat onze superieure genen worden besmet met smerige buitenlandse invloeden. Of misschien was Simon McLeod gewoon de verkeerde man op de verkeerde plaats.’

Finnie moest opnieuw glimlachen. ‘Eigen schuld, dikke bult. Die familie is me al jaren een doorn in het oog.’

Twintig minuten later parkeerde brigadier Pirie de recherchewagen voor een met rozen begroeide bungalow in Garthdee. Niet echt een plek die eruitzag als het hoofdkwartier van een topcrimineel, maar toch had Tony McLeod veertig jaar vanuit dit huis geopereerd. Tot aan zijn derde hartaanval. De recherche had een grafkrans gestuurd en daarna uitbundig feestgevierd.

‘Goed,’ zei Finnie, terwijl hij uit de auto stapte. ‘Brigadier McRae, denk je dat je in staat bent je ogen open en je lippen op elkaar te houden als we binnen zijn? Gewoon om mij een plezier te doen?’

Logan zuchtte. ‘Ja, hoofdinspecteur.’

Ze openden het hek, liepen het tuinpad op en snoven de doordringende geur van de rozen op. Het was een warme, zonnige middag. Na dat ze voor de tweede keer hadden aangebeld, verscheen een kleine, oude vrouw die vriendelijk naar hen glimlachte. Ze droeg felgele huishoudhandschoenen en rook naar meubelwas.

‘Wat kan ik voor jullie doen?’

‘Goedemiddag, Doris.’ Finnie liet zijn politielegitimatie zien, waarop de glimlach van haar gezicht verdween. ‘Is Agnes thuis?’

Ze draaide zich om en riep: ‘Mevrouw McLeod, de smerissen zijn hier! Alweer!’

Simon McLeods moeder verscheen: een vrouw met een harde gelaats uitdrukking en kort blond haar, gekleed in zwart kasjmier en witte zijde. Ze was behangen met gouden juwelen; aan elke vinger droeg ze opzichtige ringen: goud, diamanten, saffieren en robijnen. Een ekster met een creditcard.

Ze nam Finnie van top tot teen op en vroeg: ‘Wat moet je?’

‘Mevrouw McLeod, mogen we even binnenkomen?’

‘Heb je een gerechtelijk bevel?’

Finnie deed zijn best te glimlachen. ‘Dan zou ik het niet vragen.’

‘Rot dan maar weer op naar waar je vandaan bent gekomen.’ Ze keek naar Logan en Pirie. ‘En neem die twee flikkers mee.’

‘Het gaat over Simon, mevrouw McLeod.’

Ze sloeg haar armen over elkaar, zodat haar borsten wat meer naar voren wezen. ‘Jullie moeten je schamen. Er lopen allerlei smeerlappen vrij rond en jullie komen ons lastigvallen. Mijn Simon is een keurige zakenman en hij…’

‘Iemand heeft hem vanmorgen aangevallen.’

‘Doe niet zo idioot, wie zou er nou zo stom zijn om hem…’

‘Hij is opgenomen op de Spoedeisende Hulp. Iemand heeft hem blind gemaakt.’

Ze werd lijkbleek. ‘Maar… We…’

‘Iemand heeft hem de ogen uitgestoken.’

‘O god…’ Mevrouw McLeod wankelde en de oude vrouw snelde toe om haar te ondersteunen.

Finnie vervolgde op zachtere toon: ‘Hebt u enig idee wie uw zoon iets zou willen aandoen?’

Doris trok mevrouw McLeod zachtjes achteruit de gang in en keerde de politiemannen voor de deuropening de rug toe. ‘Ga weg. Zien jullie niet dat ze een shock heeft?’ Daarna sloeg ze de deur dicht.