12

Volgens de nationale politiecomputer huurde Rory Simpson een flat op de bovenste verdieping van een in de jaren zeventig van de vorige eeuw gebouwd appartementencomplex in Ruthrieston – in de buurt van de Great Western Road, maar net ver genoeg verwijderd van de plaatselijke lagere school om te kunnen voldoen aan het wijkverbod dat het gevolg was van zijn status als zedendelinquent. Het was een drie verdiepingen hoog, witgeschilderd betonnen gebouw, waarvan de muren waren bedekt met grijze en groene schimmel. Het gebouw telde ongeveer twaalf appartementen.

Logan parkeerde de Vauxhall op het parkeerterrein aan de achterkant. Om aan de andere kant van het gebouw te komen moesten ze een verzameling kapotte kliko’s ontwijken, waarvan de inhoud door een stel krassende eksters op artistieke wijze over het asfalt was verspreid.

‘Vertel eens,’ vroeg Logan, ‘vanwaar opeens die behoefte aan een vloekenpot?’

‘Dat heb ik toch al uitgelegd? Het taalgebruik bij de recherche is beneden alle peil. We moeten ons toch zeker professioneel gedragen?’ De inspecteur bleef staan. Ze hadden de voordeur bereikt. Het slot was zo te zien met geweld uit de houten deurlijst gesloopt. Ze plaatste een hand tegen de deur en duwde. Hij zwaaide open en bood toegang tot een vervallen trappenhuis.

Inspecteur Steel tuurde naar binnen. ‘Denk jij wat ik denk?’

Logan drukte op de bel naast het naambordje R. SIMPSON. Ergens boven klonk een schelle zoemtoon.

Geen antwoord.

‘Misschien moeten we assistentie vragen.’

‘Jij wilt altijd assistentie.’

‘Ja? Ben je vergeten wat er de vorige keer is gebeurd?’

Ze stapte over de drempel en liep de trap op. ‘We gaan alleen maar even snel een kijkje nemen.’

Logan zag hoe ze de donkere overloop betrad. Hij vloekte en liep achter haar aan. ‘Volgens mij is dit geen goed idee…’

De huiseigenaar – wie het ook was – had niet veel tijd en geld besteed om het geheel een enigszins huiselijke aanblik te geven. Het trappenhuis en de overloop waren van kaal beton en de muren waren in de saaist denkbare kleur grijs geverfd.

De flat van Rory was precies waar hij zich volgens de nationale computer moest bevinden. De voordeur stond wijdopen en hing nog slechts aan één scharnier. De gang lag vol met vernield meubilair en kapot aardewerk.

‘Nu ga ik versterking vragen,’ zei Logan, terwijl hij zijn telefoon tevoorschijn haalde.

Maar Steel was al naar binnen gelopen.

‘Verdomme.’ Hij volgde haar met de telefoon aan zijn oor en wachtte totdat de meldkamer opnam.

De gang leidde naar een woonkamer die eruitzag alsof er een bom was ontploft. Niets was meer heel. In de kleine slaapkamer was het niet anders: de laden waren uit de kast getrokken en de inhoud lag in de kamer verspreid. Op het schuin tegen de muur getilde bed en op de vloer lag een los mozaïek van polaroidfoto’s – allemaal meisjes in schooluniform. Albyn, Robert Gordon’s, Springbank, Victoria Road, Hamilton en nog veel meer. Geen basisschool had hij overgeslagen. Rory leek het meest geïnteresseerd in meisjes die rondrenden, helemaal als er een stukje ondergoed te zien was.

Steel baande zich door de chaos een weg naar het raam, van waaruit ze omlaag keek naar de eksters en hun collage van luiers en verpakkingen van afhaalmaaltijden. ‘Weet je wat ik denk? Ik denk dat Rory eindelijk de rekening gepresenteerd heeft gekregen voor zijn nare gewoontes. Een of andere verontwaardigde buurtbewoner heeft ontdekt dat er om de hoek een pedoseksueel woont en heeft besloten er iets aan te doen.’ Ze keek omlaag naar de verzameling polaroidfoto’s. ‘Ik kan het ze niet kwalijk nemen.’

Ze doorzochten de rest van de flat, maar van de bewoner was geen spoor te bekennen. Ook geen verminkt lichaam. De inspecteur vond vlak bij de gehavende voordeur een onaangebroken halve literfles brandy van de supermarkt. ‘Die is niet open geweest… We kunnen de uniformdienst beter laten komen. Ik wil dat iedere bewoner van dit complex wordt onderworpen aan de Spaanse inquisitie; en laat ze vooral de duimschroeven niet schuwen.’

Logan keek opnieuw rond in de woonkamer. ‘Je zou toch verwachten sporen aan te treffen van een worsteling.’

Steel wees naar de gebroken fotolijsten, de bank die op zijn kant lag, de kapotgeslagen cd’s en de salontafel die uit de beeldbuis van de televisie stak. ‘Je maakt toch zeker een grapje, hoop ik?’

‘Nee. Als je iemand aanvalt verzet die zich en dan kunnen er wat dingen kapotgaan. Maar alles in deze flat is vernield. Als ze Rory hadden, waarom zouden ze al die moeite dan nog nemen? En waarom zijn er nergens bloedsporen te zien?’

Ze haalde haar schouders op. ‘Nou, ja… misschien… Hoe moet ík dat nou weten?’

‘Ik denk dat ze hebben ingebroken, en toen ze ontdekten dat hij niet thuis was hebben ze zich afgereageerd op het meubilair. Hij komt thuis, ziet wat er is gebeurd en slaat op de vlucht.’

Steel kreunde en wreef met haar nicotinebruine vingers in haar ogen. ‘Dus nu hebben we te maken met een voortvluchtige pedoseksueel. Daar zullen de kranten van smullen.’

‘Het kan nog meevallen; misschien ligt hij wel ergens dood in een greppel.’

De deur van de recherchekamer vloog open en sloeg met een enorme knal tegen de muur. Finnie stormde naar binnen en hij zag eruit als de coördinator van Tsjernobyl op een van z’n mindere dagen. ‘Vind je dit misschien leuk? Is dit jouw opvatting van een goeie grap, inspecteur? Rory Simpson was een cruciale getuige in de Oedipus-zaak, en jij vindt het lollig om hem te laten verdwijnen?’

Steel keek niet eens op van haar exemplaar van de Aberdeen Examiner van die ochtend: DRUGSGEWELD VIERT HOOGTIJ.

‘Goedemorgen, Andy.’

‘Niks te “goedemorgen Andy”!’ Finnie stak zijn vinger uit naar Logan. ‘En jij, waarom ben jij nog steeds niet bij dr. Goulding geweest?’

‘Morgenmiddag, hoofdinspecteur. Hij zit voor een conferentie in Birmingham.’

Steel legde haar krant op het bureau. ‘Laz, wil jij even thee gaan halen? Extra melk voor de hoofdinspecteur. Ga nou maar, dan ben je braaf.’

Logan had geen verdere aansporing nodig; als er een explosie op komst was wilde hij zo ver mogelijk uit de buurt zijn.

Zodra hij de deur achter zich had dichtgetrokken begon het geschreeuw. Hij bleef een minuut staan luisteren hoe Steel en Finnie tegen elkaar tekeergingen, en zocht toen een veiliger plek op.

Hij zat op de rechercheafdeling processen-verbaal door te nemen toen Steel eindelijk kwam opdagen. Ze zei geen woord maar beende rechtstreeks naar de vloekenpot en gooide er een fors aantal munten in, zo te horen voor een pond of vijf.

Daarna maakte ze rechtsomkeert na Logan te hebben toegebeten dat hij moest opschieten. Ze gingen op pad.

‘Wil je erover praten?’ Logan zat achter het stuur en reed in een slakkengang in de richting van de Mounthooly-rotonde, die meer leek op een enorme, verstopte molshoop dan op een verkeersknooppunt. En dit was pas het begin van de drukte, want de lunchpauze was voor de meeste werknemers nog niet eens begonnen.

‘Wat dacht je zelf?’ Steel sloeg haar armen over elkaar en zag eruit als een gerimpelde waterspuwer, terwijl Logan wachtte totdat hij weer tien centimeter kon optrekken.

De inspecteur leek niet op haar gemak. ‘Ik heb een hekel aan die nieuwe dienstwagens. Ik snap niet wat er mis was met de oude.’

‘Die vielen zowat uit elkaar, weet je nog?’

‘Ja, maar die nieuwe ruiken zo raar.’

‘Dat komt omdat ze niet jarenlang als vuilnisbak zijn gebruikt. Het is voor de verandering best wel prettig dat je niet bang hoeft te zijn dat er misschien een rat onder je stoel zit…’

Steel keek hem chagrijnig aan. ‘Was je van plan hier de hele dag te blijven staan, of moet ik misschien uitstappen en gaan lopen?’

Logan gaf gas en reed achter zijn voorligger aan. ‘Het heeft echt geen zin om je op mij af te reageren, oké?’

‘Weet je wat die schijnheilige klootzak verdomme tegen me zei – en waag het niet me te vertellen dat ik nóg een pond in de vloekenpot moet stoppen – hij zei dat het míimagen schuld is dat Rory Simpson ervandoor is gegaan. Alsof ik daar iets aan had kunnen doen. ‘“Hij was een cruciale getuige in de Oedipus-zaak, inspectéúr”. “Waarom heb je hem laten lopen, inspectéúr?” “Waarom kun je nou nooit eens iets goed doen, inspectéúr?”’

Logan hield zijn mond dicht. Het had geen zin olie op het vuur te gooien.

‘En Oedipus is verdomme zíimagen zaak!’ zei ze. ‘Als iemand Rory Simpson in de gaten had moeten houden dan was hij het zélf.’ Ze sloeg met haar vlakke hand op het dashboard. ‘Stop even bij dat winkeltje daar. Mijn “nieuwe persoonlijkheid” kan de pot op. Ik wil een pakje sigaretten.’

Logan negeerde haar en reed door.

‘Hé!’

‘Later zul je me dankbaar zijn.’

‘Maar nu vermoord ik je!’ Ze keek om naar de kleine winkel en zakte daarna onderuit in haar stoel terwijl ze naar het minder welvarende gedeelte van Froghall reden.

Twee minuten later wees Logan naar een punt verderop. ‘Daar is het, de één na laatste.’

In de straat bevonden zich uitsluitend goedkope huurwoningen: een aantal identieke huizenrijen, opgedeeld in drie blokken van zes flats verspreid over drie verdiepingen, met een gemeenschappelijk trappenhuis. De witte, duurzame en vochtwerende stuclaag glom in de late ochtend zon, maar de enigen die van het relatief goede weer genoten waren een paar boosaardig uitziende kinderen die op-en neersprongen op een oude bruine bank die iemand het trottoir op had gesleept.

Steel nam de omgeving in zich op. ‘Niet bepaald een vakantieoord hier.’

Logan stapte uit en rekte zich uit in de zon. Hij boog zich over het dak van de wagen en observeerde de springende kinderen, die hem argwanend bekeken. Toen stak een van hen – een meisje van een jaar of zeven met een loopneus – haar middelvinger naar hem op en riep: ‘Wat mot je, viezerik?’

De inspecteur sloeg het portier aan de andere kant dicht en riep terug: ‘Sodeflikker op, lelijk klein mormel, of ik ram mijn laars zo diep in je achterste dat de Tandenfee weken nodig zal hebben om je gebit bij elkaar te rapen!’

Het kleine ding verstijfde en rende vervolgens huilend weg.

En Steel dacht nog wel dat ze niet goed was met kinderen…

De gemeenschappelijke hal stonk voor de verandering niet naar opgedroogde urine en ontsmettingsmiddel. Logan klopte op de deur van flat C, die eruitzag als de stalen toegangsdeur van een manshoge kluis. Het geluid echode door het trappenhuis. De flat bevond zich op de tweede verdieping; Harry Jordan zou daar wel moeite mee hebben, met zijn twee verbrijzelde knieschijven.

Steel was nog steeds in een onaangename bui. Ze mompelde binnens monds: ‘Die vervloekte Finnie, ik ben toch zeker zijn loopjongen niet, de smerige, incompetente etterbuil, lik mijn reet…’

Logan klopte opnieuw. ‘Misschien is er niemand?’

‘Ja, het zou echt iets voor Finnie zijn om ons hier voor niets naartoe te sturen. “Waarom maak je jezelf niet nuttig, inspectéúr, waarom ga je niet even langs bij Harry Jordan, inspectéúr.”’ Ze maakte het universele rukgebaar. ‘Je probeert het nog één keer en dan gaan we lunchen.’

Logan gehoorzaamde, waarop een bange vrouwenstem aan de andere kant antwoordde: ‘Wie is daar?’

‘Politie. Wilt u opendoen?’

‘Ik…. Ik weet het niet… Waar gaat het over?’

Steel stopte met haar gemopper en gaf een trap tegen de deur, zodat die begon te rammelen. ‘Zeg tegen die kreupele Harry dat hij een beetje moet opschieten. Ik heb al geen beste dag en ik heb helemaal geen zin in getreuzel!’

Twee minuten later stonden ze in de woonkamer. Het appartement was verbazingwekkend ruim: drie slaapkamers, een badkamer en een keuken. Het was het hart van Harry Jordans kleine, criminele koninkrijk.

In de woonkamer drong geen daglicht door; de gordijnen waren gesloten om de zon buiten te houden en alleen een staande schemerlamp zorgde voor een beetje licht. Drie pijnlijk magere vrouwen die geen van allen volledig gekleed waren hielden zich achter in de kamer op. Het donkerbruin van de wallen onder hun ogen was de enige kleur die te bekennen was aan hun uitgemergelde lichamen. Maar hoe dan ook: geen pooier zonder handelswaar.

Harry Jordan zat in een rolstoel in het midden van de kamer, de beide benen gestrekt naar voren, van de heup tot aan de enkels gehuld in glasvezelgips. Verder zag hij er niet veel beter uit. Zijn neus leek op een platgeslagen gedroogde pruim en de linkerkant van zijn gezicht was volledig bedekt met verse, paarsgele kneuzingen. Volgens zijn politiedossier was hij pas negenentwintig, maar met zijn dunnende haar en kalende kruin leek hij minstens veertig.

‘Harry!’ Steel keek hem aan met een gemaakt verrukte uitdrukking op haar gezicht. ‘Een vogeltje heeft me ingefluisterd dat jij een beetje mot hebt gehad met Colin McLeod.’

De geur van de joint die tussen Harry’s lippen hing vulde de hele kamer; het rook naar een mengeling van zweet, kruiden en chocola. Hij kneep zijn ogen halfdicht en blies een flinke hoeveelheid rook uit. Zijn donkere pupillen waren verwijd. ‘Het is medicinale wiet, oké? Ik heb nogal veel pijn…’

‘Eigen schuld, dikke bult.’ Steel maakte het zich gemakkelijk op de enorme grijze bank; ze legde haar voeten op de salontafel.

Logan vermoedde dat van hem weer eens werd verwacht dat hij de rol van de aardige politieman speelde. ‘We wilden het even met je hebben over Simon McLeod.’

De joint viel uit Harry’s lippen. ‘O, nou…’ Hij keek naar de joint die op het donkerrode tapijt lag te smeulen en richtte zich toen tot een van de broodmagere vrouwen. ‘Wat mankeert jou, goddomme! RAAP HEM OP!’

Ze spoedde zich naar de plaats des onheils en toen ze de joint opraapte en weer tussen Harry’s lippen plaatste waren de talloze naaldsporen op haar armen goed te zien.

Steel klakte met haar tong. ‘Dus je kunt niet eens meer je eigen joint oprapen. Creepy heeft je goed te pakken gehad, nietwaar?’

Harry inhaleerde diep en sloot zijn ogen terwijl de delta9-tetrahydro cannabinol zijn weg zocht naar zijn bloedbaan. ‘Meiden,’ zei hij, terwijl hij de zoet geurende rook uitblies, ‘wegwezen…’

Steel grinnikte. ‘Wat is er, Harry? Ben je bang dat die arme schapen erachter komen dat je niet onoverwinnelijk bent?’ Ze wees naar de rolstoel. ‘Daar is het een beetje te laat voor, denk ik.’

Harry sloeg met zijn hand op de leuning van zijn rolstoel. ‘IK ZEI WEGWEZEN!’

De meisjes vertrokken en deden de deur achter zich dicht. Afgezien van Whitney Houston’s Greatest Hits, die een of andere idioot in de flat beneden draaide, was alleen de moeizame ademhaling van Harry Jordan hoorbaar.

‘Zo,’ vervolgde de inspecteur, terwijl ze haar benen strekte en daarmee een verzameling harde Zweedse porno van de tafel stootte, ‘dus Colin McLeod is gisteravond met een klauwhamer langsgekomen om je knieschijven onder handen te nemen? Wat moet dat een pijn gedaan hebben, zeg!’

Harry concentreerde zich nog uitsluitend op zijn joint, dus probeerde Logan het. ‘Je bent beter af in het ziekenhuis. Daar kunnen je ze beter verzorgen.’

‘Ik heb de pest aan ziekenhuizen, man. Ik heb mezelf ontslagen.’ Hij nam opnieuw een haal. ‘En hier heb ik pijnstillers en wodka, begrijp je wat ik bedoel?’ Hij keek ongerust naar de gesloten deur. ‘Die teven denken dat het afgelopen is met mij. Nou, dan heb ik ze toch mooi laten zien wie hier de baas is. Niemand neemt een loopje met Harry Jordan.’

‘Behalve Creepy Colin McLeod.’ Steel glimlachte hem toe. ‘Waarom heeft hij het eigenlijk gedaan? Heeft hij iets opgelopen van een van die vrouwen van je? Was hij daardoor teleurgesteld geraakt in de ware liefde?’

‘Dus jullie willen weten wat er is gebeurd?’ Harry nam het laatste trekje van zijn joint en drukte hem uit tussen zijn vingers. ‘Goed… ik zal het jullie vertellen. Colin komt hier binnenstormen, de grote baas uithangen, en tekeergaan over wat er met de ogen van zijn broer is gebeurd. Alsof ik daar iets vanaf weet…’

‘En weet je daar iets vanaf?’

‘Natuurlijk niet, en dat probeerde ik Creepy ook duidelijk te maken. Maar die klootzak begint te schreeuwen tegen mijn vrouwen en zo.’ Harry stak zijn kin naar voren en zijn gehavende gezicht kreeg een verontwaardigde uitdrukking. ‘Dat kon ik natuurlijk niet pikken. Dus heb ik hem een muilpeer verkocht. Whám!’ Ter illustratie maaide hij eenmaal met zijn rechtervuist en daarna met zijn linkervuist door de lucht. ‘Wham! Colin gaat onderuit en smeekt dat ik ophou, begrijp je? Dus ik zeg tegen hem, ik zeg: “Je hebt je lesje geleerd, man, je moet iemand in zijn eigen huis altijd met respect behandelen.”’ Hij snoof. ‘Ja, toch?’

Steel applaudisseerde. ‘Bravo! Godallemachtig, dat was beter dan Harry Potter, zeg!’

Harry ging verzitten in zijn rolstoel, waardoor het ding vervaarlijk begon te piepen. ‘Noem je mij een leugenaar?’

‘Hoera! In één keer goed! Je bent enorm op dreef, Harry.’ Ze plantte haar voeten op de grond, liet haar ellebogen op haar knieën rusten en plaatste haar kin in haar handen. ‘Verras me nóg maar eens met je levendige fantasie. Als jij Colin McLeod een afstraffing hebt gegeven, hoe komt het dan dat jij degene bent met de verbrijzelde knieën?’

‘Ik heb me zo goed mogelijk verdedigd, oké?’ Maar Harry keek hen niet aan.

‘Natúúrlijk heb je dat gedaan.’

Logan haalde het vel papier uit zijn zak, dat hij die ochtend per fax van de Aberdeen Royal Infirmary had ontvangen. ‘De orthopedisch chirurg die je benen heeft gerepareerd zegt dat je nooit meer normaal zult kunnen lopen. Zelfs als ze je een paar kunstknieën aanmeten zul je altijd mank lopen.’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Wat weten die dokters nou helemaal?’

Steel raapte een van de op de grond gevallen pornotijdschriften op en begon erin te bladeren. ‘Luister, Harry. Mijn baas is een sarcastische, opgeblazen kwal die maar één doel heeft in zijn leven: de broers McLeod achter de tralies krijgen. Dus ik wil dat je een aanklacht indient tegen…’

‘Nee!’ Harry schoot overeind in zijn rolstoel. ‘Nee! Ik ga tegen niemand iets indienen!’ Er ging een huivering door zijn gewonde lichaam. ‘Het was een ongeluk. Ik ben van de trap gevallen. Zoals ik al zei: ik heb Colin een pak rammel gegeven en daarna hebben we een borrel genomen. Zeker weten. We hebben iets gedronken. Ik ben teut geworden en van de trap gelazerd.’

‘Hij heeft je knieën bewerkt met een hamer, Harry. Hij heeft je voor de rest van je leven kreupel gemaakt.’

‘Ik zei je verdomme dat het een ongeluk was.’ Harry haalde een blikken doosje uit zijn zak met vloeipapier, losse tabak en een stuk hasj zo groot als zijn duim. ‘Een ongeluk, meer was het niet.’ Hij kon zijn vingers niet lang genoeg stilhouden, zodat de dunne Rizla-vloeitjes op het tapijt dwarrelden, net als de shag, die ook niet wilde meewerken. ‘Verdomde klotezooi…’

‘Hier.’ Steel stond op, pakte het blikje uit zijn handen en legde het op haar knie, waarna ze een paar vloeitjes nam, er wat shag in rolde en vervolgens de aansteker onder het stuk hasj hield. Een klein wolkje zwarte rook kringelde omhoog in de gespannen stilte. ‘Je moet er nog maar eens goed over nadenken wie je echte vrienden zijn, Harry.’

Ze verkruimelde de kleine bruine brokjes, rolde het geheel op en lik te aan het papier met haar gelige tong. ‘Creepy Colin McLeod is jouw vriend niet. Hij is een psychopaat met een borderlinestoornis. Vandaag zijn het je knieën, maar wat gaat hij morgen kapotmaken? Je armen? Je rug? Je schedel?’ De inspecteur stond op. ‘Voor hetzelfde geld lig je de volgende keer als een plant in een ziekenhuisbed en krijg je voeding door een buisje totdat iemand de knop komt omdraaien.’

Ze stak de joint aan, inhaleerde de rook diep, sloot haar ogen en bleef een ogenblik roerloos staan. Langzaam blies ze de rook weer uit. ‘Goed spul…’

Steel duwde de joint in Harry’s mond. ‘Denk er maar over na. Wij laten onszelf wel uit.’