5

Logan ging verzitten achter het stuur, trok zijn exemplaar van de Aberdeen Examiner strak en zei: ‘Bevel om iets na te laten, zes letters. Een v, puntje puntje, een b, puntje puntje.’

Steel, die verdiept was in een visuele inspectie van haar borstpartij, keek hem aan. ‘Zal ik je eens wat vertellen?’ zei ze, terwijl ze een kleine lawine sigarettenas uit het raam tikte. ‘Ik geloof dat ik er eindelijk eentje heb gevonden die past.’ Ze trok aan het bandje van haar beha, zodat de inhoud begon te wiebelen.

Logan concentreerde zich weer op zijn krant – het laatste waar hij behoefte aan had was het zoveelste gesprek over het ondergoed van de inspecteur. Het was vrijdagmorgen vijf voor elf en de zon, die door de bomen scheen, veroorzaakte kleine lichtvlekjes die over de verkeersdrempels voor de Sunnybank basisschool leken te dansen. ‘Hoe lang moeten we hier nog mee doorgaan?’

‘Totdat we de klootzak te pakken hebben.’ Steel leek genoeg te hebben van haar borsten en leunde achterover in haar stoel. ‘Waarom zeur je trouwens zo? Je mag al drie dagen in de zon je krantje zitten lezen en waterijsjes eten. Of ben je liever het loopjongetje van hoofdinspecteur Breedbekkikker?’

Daar had ze een punt.

‘We blijven hier mooi zitten tot een uur of vier en daarna gaan we lekker naar huis. Maandag komen we hier weer terug, om hopelijk nog een week geen moer uit te hoeven spoken.’

De inspecteur nam een lange trek van haar sigaret en blies weer uit, zodat de voorruit werd bedekt met een dikke laag tweedehands rook. ‘We hebben toch niets beters te doen. Die stomme Finnie…’

Daar begon ze weer.

‘Ik bedoel, wie denkt hij wel dat hij is? “Hou onmiddellijk op met het ondervragen van deze arrestant!”’ zei ze, de hoofdinspecteur sarcastisch nabauwend, ‘“Jullie dwarsbomen een lopend onderzoek.” Een lopend onderzoek, mijn reet. Die klootzak wil gewoon zelf met de eer gaan strijken.’

Ze snoof. ‘En hoe haalt hij het in zijn hoofd die Derek McSpotty weg te sturen met een waarschuwing? Wij hebben hem op heterdaad betrapt terwijl hij bezig was iemand in elkaar te slaan, hij verzette zich tegen zijn arrestatie en begon toen nog gore leugens te vertellen ook. “Je moet het in een breder verband zien, inspecteur.”’ Ze kneep in haar sigaret en inhaleerde furieus. ‘Ik zou die Finnie graag eens het bredere verband laten zien met de punt van mijn laars.’

‘Wat doen we vandaag met de lunch? We zouden een broodje kunnen halen, of…’

‘Kebab.’ De inspecteur nam een laatste trekje van haar sigaret en deponeerde de peuk in een geopend blikje Pepsi, waar het ronddraaide in de warm geworden vloeistof. ‘Dat tentje in Sandilands. En als we toch die kant op gaan kunnen we net zo goed even bij de Turf ’n Track langsgaan om nog eens een babbeltje te maken met Simon McLeod.’

‘Maar Finnie…’

‘Finnie kan de pot op. Sinds die rel afgelopen donderdag zijn er nu al vijf Polen bij de afdeling Spoedeisende Hulp gebracht met verbrijzelde knieschijven. Iemand heeft ze bewerkt met een klauwhamer.’ Ze tikte veelbetekenend tegen de zijkant van haar hoofd. ‘Wie zou zoiets nou gedaan kunnen hebben? Laat me eens goed nadenken…’

‘Oké, oké, ik snap waar je heen wilt: Colin McLeod. Maar Finnie…’

‘Wat heb je toch met die man? Is hij soms je vriendje?’

‘Waarom moet je alles altijd zo…’

Het geluid van de schoolbel klonk door de warme, luie lucht – het was elf uur precies. Tijd voor de ochtendpauze.

‘Daar gaan we.’

Uit het schoolgebouw klonk lawaai en geschreeuw, waarna een kudde vijf- tot zevenjarigen naar buiten stormde, gekleed in de gebruikelijke grijs met blauwe schooluniformpjes en vastbesloten het maximale te halen uit de vijftien minuten vrije tijd.

‘Zie je al wat?’ vroeg Steel.

Logan inspecteerde de straat. ‘Nee, niets bijzonders… Wacht even. Er stopt een blauwe Toyota Yaris. Zie je hem?’

De inspecteur schoof naar voren en tuurde door de voorruit naar de kleine wagen, die onder de moddervlekken zat. De chauffeur stapte uit en liep naar het hek rondom de speelplaats. Beige trui, grijs haar, pluizige snor.

‘Het werd ook wel eens tijd.’ Steel stapte uit en kuierde met haar handen in haar zakken naar de man.

Logan sloot de wagen af en volgde haar. Hij stak de weg over zodat de man hem niet kon zien aankomen.

Niet dat de man in de beige trui iets zou hebben gemerkt, want hij was veel te druk met het glimlachen naar een klein meisje aan de andere kant van het hek.

‘Zal ik je eens wat vertellen,’ zei de man, terwijl zijn hand in zijn broekzak verdween, ‘mijn hondje is erg ziek en ze kan niet goed voor haar puppy’s zorgen. Vind je dat niet zielig?’

Het kleine meisje knikte.

‘Wil je ze zien? Misschien kun je er wel eentje mee naar huis nemen. Zou je dat leuk vinden?’ Ondertussen bewoog de hand in de broekzak steeds sneller heen en weer. Er verschenen zweetdruppels op zijn voorhoofd. ‘Wil je mijn… o, god… mijn puppy’s misschien zien?’

‘Jezus, Rory,’ zei Steel, terwijl ze tegen de auto van de voor het hek hurkende man leunde, ‘wat ben jij doorzichtig.’

De man stond snel op en gooide een handvol kleine papieren wikkels over het hek van de speelplaats. ‘Ik heb helemaal niks gedaan. Je kunt niet bewijzen dat ik iets gedaan heb. Ik…’

Logan legde een hand op zijn schouder. ‘Rory Simpson, ik arresteer je op grond van artikel vijf lid één van de Schotse strafwet…’

‘Nee, ik heb niks gedaan! Ik wilde alleen maar – mmmmph!’

Steel drukte een hand tegen zijn mond. ‘Laten we die kleine onschuldige kinderoortjes niet corrumperen met jouw smerige leugens. Ga je deze keer rustig mee of wordt het weer spartelen en gillen als een meisje?’

Rory beet op zijn onderlip, fronste zijn wenkbrauwen en zei toen: ‘Ik denk dat ik deze keer maar rustig meega.’

‘Een verstandige beslissing, veel waardiger.’ De inspecteur knikte naar Logan. ‘Haal jij dat spul even op dat hij voor de leeuwen heeft gegooid.’ Vervolgens duwde ze Rory Simpson naar de recherchewagen.

Tien minuten later klom Logan achter het stuur van de glimmende nieuwe Vauxhall waarvoor hij die ochtend had getekend. Rory en de inspecteur zaten naast elkaar op de achterbank, als een bejaard echtpaar dat op het punt stond een gezellig zondagsritje te maken.

‘Hier.’ Logan gaf tussen de voorstoelen de doorzichtige bewijszak aan met daarin een handvol papieren wikkels ter grootte van een munt van één pond. ‘Dit is alles wat ik kon vinden. Er is waarschijnlijk meer, maar die kleine ettertjes deden hun mond niet open.’

Inspecteur Steel opende de zak en rook aan de inhoud. ‘Vertel eens, Rory, wat zal het lab ons vertellen als we dit er straks heen brengen? Poedersuiker? Wasmiddel? Cocaïne?’

Rory haalde zijn schouders op. ‘Je weet hoe het is, inspecteur. Die kinderen vandaag de dag…’

‘Ja, ja, die zesjarigen van tegenwoordig hebben alleen nog maar belangstelling voor PlayStation, tatoeages en groepsverkrachting. Vertel op.’

‘In onze tijd was dat toch anders, nietwaar? Toen kon je ze met een lolly al in je auto krijgen. Nu willen ze allemaal drugs, drank of geld.’ Rory schudde zijn hoofd. ‘Ze zien er zo ongenaakbaar uit…’ Hij glimlachte bedroefd.

‘Hou toch op met die onzin. Het zijn kleine kinderen. Stop ermee of ik geef mijn brigadier opdracht ons naar een rustig plekje te rijden, waar hij je eens flink in elkaar kan rossen.’

‘Maar het is toch zo? Ik bedoel, kijk dan naar die kleine verleidster daar,’ zei hij, wijzend naar de groep geüniformeerde aapjes die krijsend weer terugliepen naar hun klas. ‘Ze wist precies wat ze deed. Ze was niet van plan me iets voor niets te geven. Het is gewoonweg deprimerend.’

Door de radio klonk het blikkerige accent van Banff en Buchan: ‘Alfa 37, hier de meldkamer…’

‘O, verdomme.’ Inspecteur Steel greep naar de microfoon. ‘We… met… geen… over?’ Toen produceerde ze een sissend geluid dat een Oscarnominatie waardig was: ‘Kshhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhh…’

‘Ja, ja, leuk geprobeerd. Er is een incident aan de Primrosehill Drive. Het lijkt op een geval van huiselijk geweld. Ik heb verder geen patrouillewagens beschikbaar en jullie zijn vlakbij, dus…’

Steel trok een grimas. ‘Sorry, Dougie, maar we zitten in Altens, kilometers verderop, dus je zult toch iemand anders moeten sturen.’

‘Je weet toch dat die nieuwe wagens allemaal gps aan boord hebben? Ik kan hier op het scherm precies zien waar jullie zijn: Sunnybank Road.’

Stilte.

‘Verdomme.’

‘Ja, dus: Primrosehill Drive. En schiet een beetje op. De buurman aan de overkant vertelde dat er daar iemand de longen uit zijn lijf gilde.’

Steel deed nog een laatste poging. ‘Maar we hebben een arrestant bij ons.’

‘Er wordt daar waarschijnlijk iemand vermoord dus hou op met tijd verspillen!’

Steel haalde haar duim van de zendknop en uitte een paar krachttermen die zelfs een medewerker van de reclassering een blos op de wangen zouden hebben bezorgd. ‘Goed, we gaan al. Nou goed?’

Logan startte de wagen zodat ze het sarcastische antwoord niet konden verstaan.

Primrosehill Drive was een meanderende laan met twee-onder-éénkapwoningen met grote tuinen. Op de oprit van de meeste woningen stond een SUV met vierwielaandrijving te glimmen in het zonlicht. Logan zette de sirene uit en vroeg Steel opnieuw naar het adres.

Ze tuurde met half dichtgeknepen ogen in de straat. ‘Daar, aan de linkerkant. Ziet eruit als een bouwplaats.’

Twee verdiepingen van grijs graniet, bijna onzichtbaar achter steigers en dekzijl. De tuin bood plaats aan een cementmolen, een graafmachine, een berg puin en een lichtblauw bouwtoilet. Aan de straat stond een gedeukte groene afvalcontainer. Oranje pylonen en houten planken maakten het onmogelijk voor het huis te parkeren. Logan zette de wagen zo dichtbij mogelijk langs de stoeprand.

‘Wat nu?’

Steel gaf hem een tik op zijn arm. ‘Wat dacht je? We stormen naar binnen en lossen de situatie op. Onze foto komt in de krant. Medailles. Dansmariekes.’ Ze draaide zich om en gaf Rory een por. ‘Jij blijft hier. Geen beweging. Als ik het vermoeden krijg dat je tijdens onze afwezigheid ook maar een scheet laat, dan snijd ik je ballen eraf met een aardappelschilmesje. Begrepen?’

Ze haalde handboeien tevoorschijn, bevestigde de ene aan zijn rechterpols en trok hem toen voorover totdat zijn hoofd de grond bijna raakte.

‘Hé!’

‘Doe toch niet zo kleinzielig.’ Ze trok de andere om de metalen beugel waarmee de voorstoel aan de carrosserie was bevestigd en klikte die om zijn linkerpols. Rory kon zich niet meer bewegen.

‘Dit is toch niet nodig, inspecteur? Je weet dat ik niet zal…’

‘Hou je mond, voordat ik me bedenk en je in de kofferbak opsluit.’

Ze gaf Logan opnieuw een mep tegen zijn arm. ‘Waar wacht je nog op?’

Ze stapte uit, het zonlicht in.

Het enige wat ze hoorden was het geluid van het verkeer verderop, op Great Northern Road. Geen geschreeuw.

Ze baanden zich een weg door het puin en langs een stapel gasbetonblokken. De voordeur stak omhoog in de container langs de straat, zodat de hal zichtbaar was, als een gapend zwart gat.

Logan haalde zijn portofoon tevoorschijn. ‘Brigadier McRae aan de meldkamer. Ik heb versterking nodig in Primrosehill Drive…’

‘Wat ben je toch een mietje…’ Steel keek opnieuw naar de donkere hal. ‘Schiet op,’ zei ze, terwijl ze Logan voor zich uit duwde, ‘jij eerst.’

Logan vloekte en haalde zijn kleine bus pepperspray tevoorschijn. Volgens de meldkamer waren er geen patrouillewagens beschikbaar. Ze moesten het zelf opknappen.

Steel gaf hem opnieuw een duw en schoorvoetend stapte hij over de drempel.

Hij had een onaangenaam voorgevoel.

De bouwvakkers hadden alles verwijderd tot op het kale graniet en waren bezig het geheel volledig op te knappen. Houten balken die met enorme bouten waren vastgezet hielden de boel op zijn plaats. Kabels van het hoofdnet hingen langs het plafond.

Het spaanplaat op de vloer kraakte onder Logans voeten toen hij langzaam naar binnen liep.

Het eerste vertrek aan de linkerkant was de woonkamer. Die was leeg. Het glas was nog niet in het raam gezet en voor de raamopening was een dekzijl gespannen, zodat het binnen donker en vochtig was. Er was geen enkel teken van leven. Ook de eetkamer was leeg. Dat gold ook voor het toilet; daar bevond zich alleen een gat waar de toiletpot moest komen en er staken een paar plastic buizen omhoog uit de vloer. De keuken was niet veel meer dan een opslagplaats voor hout, tegels, zakken cement, dikke rollen isolatiemateriaal en gipsplaten.

Logan vond de weg terug naar de trap en liep omhoog. Boven was het nog donkerder. Het leek erop dat de bouwvakkers op deze verdieping waren begonnen: op de granieten muren was al een deklaag aangebracht, de deuren zaten op hun plaats en de dubbele beglazing was aangebracht, net als de vensterbanken en de plinten. Logan bleef plotseling op de bovenste tree stilstaan en fluisterde: ‘Hoorde je dat?’

‘Wat?’ Steel fronste haar wenkbrauwen. ‘Waarom zo voorzichtig?’ Ze haalde diep adem. ‘POLITIE! Kom tevoorschijn met je handen omhoog. Dan doen we je niks!’

In een van de slaapkamers klonk een stem. ‘Kurwa!’

Er stormde een gestalte uit de deuropening – een grote kerel, meer kon je er niet van zeggen in het donker. Hij hield iets in zijn hand. Iets langs, wat glom in het schaarse licht. Een koevoet.

Hij zwaaide ermee alsof het een zwaard was waarmee hij Logan wilde onthoofden.

Logan dook omlaag en hij voelde het ding door zijn haar suizen voordat het zich begroef in de gipsplaten muur. Logan ramde zijn vuist in de maag van zijn aanvaller.

Maar die klapte niet in elkaar om vervolgens op de grond te gaan liggen kreunen. Hij gromde alleen maar en trok de koevoet uit de muur, samen met een flinke pluk isolatiemateriaal.

O god…

Logan trok de dop van zijn bus pepperspray en diende hem een royale dosis in de ogen toe.

‘Aaaagh… Matcojebca!

Het was te dichtbij. Veel te dichtbij. De spray raakte de man maar spetterde terug en bedekte alles binnen een straal van ongeveer een meter. Inclusief Logan.

‘O jezus!’ Het voelde alsof zijn gezicht werd bewerkt met schuur papier dat was gemaakt van gedroogde hete pepers. Zijn ogen stonden in brand en hij kon nauwelijks ademen.

De koevoet kwam met een klap terecht tegen de balustrade, sloeg terug en kletterde de trap af.

Steel vloekte.

Toen Logan zijn ogen weer opende kreeg hij van zijn aanvaller op de overloop niet meer dan een onscherp beeld. De man zat op zijn knieën, hijgend en vloekend.

Godallemachtig, wat prikte dat spul…

Steel duwde Logan opzij. ‘POLITIE! Opstaan!’

Ze werd achterwaarts tegen de balustrade geworpen, die vervaarlijk kraakte.

Logan strompelde naar achteren en leunde tegen de muur. Hij probeerde de pijn te vergeten en zag door zijn tranen een tweede figuur op de gang verschijnen. Logan bracht de bus pepperspray weer omhoog en riep: ‘Jij daar! Op de grond! Met je gezicht omlaag!’

De man deed een stap naar voren, greep Logan bij de pols en draaide zijn hand weg.

Logan probeerde hem met de linkervuist een kaakslag uit te delen maar de man blokkeerde hem, greep zijn mouw en trok hem uit balans.

‘Laat los, kloot–’

Een knie raakte Logan in de maag en de pijn werd nu ondraaglijk. De pepperspray was vreselijk, maar deze aanval op zijn met littekens bezaaide maagstreek was een hel. Zijn benen konden hem niet langer dragen.

Een hand kromde zich om zijn haar en trok zijn gezicht omhoog.

Ondanks de pepperspray zag hij duidelijk een semiautomatisch pistool. De man drukte de loop tegen Logans voorhoofd. Koud metaal op zijn brandende huid.

Op deze afstand zou de kogel in Logans voorhoofd een kleine wond veroorzaken nadat de gasexplosie het stuk in koper gehuld lood in Logans schedel had geblazen. De ingangswond zou ongeveer de omvang hebben van een doperwt; uit de uitgangswond ter grootte van een grapefruit zou een grijsrode smurrie spuiten die de mooie nieuwe gipsplaten aan de muur behoorlijk smerig zou maken.

Logan sloot zijn prikkende ogen.

Toen hoorde hij de portofoon in zijn zak; de meldkamer liet weten dat er versterking onderweg was.

De man liet Logans haar los en tikte hem tegen de wang.

‘Vandaag heb je geluk,’ zei hij met een zwaar Oost-Europees accent. ‘Ik laat je leven. Onthou dat.’

Toen vertrok hij, zijn door de pepperspray aangeslagen vriend met zich mee sleurend.