48

Wiktorja wierp het hoofd in de nek en lachte. ‘Je ogen zijn uitgestoken door de duivel?’

Gorzkiewicz haalde zijn schouders op en schonk de drie borrelglazen weer vol. ‘Zo noemde hij zichzelf destijds: Kostchey de Onsterfelijke. Maar zijn echte naam was Vadim Mikhailovitch Kravchenko. Hij was majoor in het leger toen ik in Afghanistan diende en gedwon gen werd voor die Russische klootzakken te vechten. Ik heb hem toen nooit ontmoet, maar ik wist dat hij bestond. Elke keer als hij een gevangene ondervroeg… Het gillen ging dagen achter elkaar door.’

De oude man sloeg zijn wodka achterover. ‘Uiteindelijk kwam hij terecht bij de SB, waar hij verantwoordelijk werd voor de jacht op dissidenten en anticommunistische sympathisanten. En mensen zoals ik – mensen die hij de ogen uitstak – gebruikte hij als waarschuwing. Zodat iedereen kon zien wat er gebeurde als je het regime niet gehoor zaamde.’

‘Waar is hij nu?’

‘Als ik het wist dan was hij nu dood. Ik heb wel eens ergens opgevangen dat hij voor een stel gangsters in Warschau werkt, maar dat is alweer jaren geleden.’ Gorzkiewicz nam een kleine gele augurk. ‘Die winkeliers van jou in Aberdeen. Die zijn ook blind gemaakt? En hun oogkassen zijn verbrand?’

‘Hoe ziet Kravchenko eruit?’

Er viel een lange, trage stilte. Daarna zette de oude man zijn zonnebril weer af en gunde Logan opnieuw een blik op de ruïnes die ooit zijn ogen hadden gehuisvest. ‘Ik heb hem al sinds 1981 niet meer gezien, snap je?’

Domme vraag. ‘Sorry.’

‘Maar…’ Hij schoof zijn stoel naar achteren, stond op en navigeerde verbazingwekkend behendig langs alle aanwezige obstakels. Na tien minuten kwam hij terug met een beduimelde bruine dossiermap. Hij gaf hem aan Wiktorja. ‘Dit,’ zei hij, ‘is alles wat ik van hem weet. Ik heb ooit een Russische zakenman een dienst bewezen; iets met een concurrent en acht kilo semtex. Hij heeft ervoor gezorgd dat het Politbureau het dossier over Kravchenko is kwijtgeraakt. En hij heeft een paar dingen voor me uitgezocht.’

Wiktorja bladerde er in het halfdonker doorheen, floot zachtjes, haalde er een foto uit en liet die aan Logan zien. ‘Ken je hem?’

Het was een zwart-witfoto van een man in militair uniform die strak in de camera keek. Koele ogen. Scheve neus. Kort zwart haar. Een klein litteken op het puntje van zijn kin.

‘Die heb ik nooit eerder gezien.’

Ergens in de gang klonk een zoemtoon en het hoofd van Gorzkiewicz veerde op, als een speurhond die iets rook. ‘Jullie wachten hier.’ En hij verdween opnieuw.

‘Vertel mij eens,’ zei Logan, terwijl hij zijn hand uitstak naar het dossier, ‘hoe een blinde bommen kan maken?’

‘Ik neem aan dat hij extra voorzichtig is.’

‘Jullie zijn allemaal gestoord.’

Het dossier over Kravchenko was niet bijzonder uitgebreid. Twintig à dertig velletjes A4, allemaal in het Russisch of Pools, een handvol oude foto’s en een lok haar. Logan haalde die eruit en draaide hem rond in het schaarse licht. Lang en blond, net als het haar van Wiktorja, die het droeg in een paardenstaart, met een rood, zijden lint.

‘Dat is van zijn dochter.’ Een jong meisje verscheen in de deuropening van de keuken. Ze was dertien, misschien veertien, had te veel make-up op en droeg een soort rijststomer in haar handen. Ze had grote ogen en de pupillen hadden zich in het halfduister zó verwijd dat Logan niet kon zien wat voor kleur ogen ze had. ‘Hebben jullie al die rommel gemaakt in de kamer van oom Rafal? Nou kan ík het weer gaan opruimen.’

Logan liet de haarlok weer in de dossiermap vallen. Hij voelde zich enigszins betrapt. ‘Ben jij Zytka?’

Het jonge meisje zette de pan op het aanrecht en draaide het deksel eraf. Er ontsnapte stoom en de geur van warm eten vulde het kleine vertrek. ‘Ik zorg voor hem.’

Ergens in het appartement klonk het geluid van een wc die werd doorgetrokken.

Zytka opende een van de keukenkastjes en haalde er twee borden uit. ‘Jullie moeten nu weggaan. Hij is oud en moe.’

‘En hongerig.’ Gorzkiewicz stond in de deuropening en maakte zijn riem vast ‘Jakie mosz pierogi?’

‘Ruskie.’

Kennelijk betekende dat iets goeds, want de oude man glimlachte.

Logan hield de dossiermap omhoog. ‘Kunnen we dit lenen?’ Toen hij zich realiseerde dat Gorzkiewicz de map niet kon zien voegde hij eraan toe: ‘Ik bedoel het dossier van Kravchenko?’

‘Nee. Maar Zytka maakt morgen een fotokopie voor jullie. Geef haar jullie adres maar.’

Logan haalde een visitekaartje van het korps Grampian uit zijn portefeuille en krabbelde er de naam van hun hotel op.

Ze liepen de keuken uit terwijl de oude man begon te eten van zijn bord met vaalwitte knoedels.

Het jonge meisje bracht hen naar de voordeur, waarbij ze net zo gemakkelijk langs de rommel laveerde als de oude man had gedaan. Logan en hoofdagente Jaroszewicz volgden haar en deden hun best nergens over te struikelen.

Bij de voordeur aangekomen, draaide Zytka zich om en keek hen doordringend aan. In het schijnsel van de kerstverlichting leek ze met haar glimmende ogen op een wild dier. ‘Jullie moeten die Kravchenko vinden en hem doodmaken.’

‘Sorry?’ Wiktorja boog zich over het meisje heen en zei: ‘We zijn van de politie, we kunnen niet zomaar mensen gaan…’

‘Oom Rafal is een held van Polen. Kravchenko, hij moet dood voor wat hij heeft gedaan. En als jullie Kravchenko niet doodmaken dan maakt hij jullie dood. Ga nou maar en laat oom Rafal verder met rust.’ Toen ze naar buiten waren gelopen sloeg ze de deur dicht.

Ze bleven in de gang staan en luisterden hoe de deur werd afgesloten met behulp van kettingen, sloten en grendels. ‘Gunst,’ zei Logan, ‘wat een énig kind.’

Wiktorja draaide zich om en liep naar de trap. ‘We hebben in elk geval een nog levend slachtoffer gevonden.’

‘Ja, een blinde bommenmaker die mensen diensten bewijst met semtex en wil dat we een sadistische ex-medewerker van de geheime politie naar de andere wereld helpen.’ De sfeer in het trappenhuis was nog onheilspellender dan tevoren nu er van achter gesloten deuren muziek klonk. ‘En heb je gezien hoe zijn appartement eraan toe was? Die kerel is volledig gestoord.’

Beneden betraden ze via de deur van het trappenhuis weer de drukkende buitenlucht. Het leek wel alsof de hemel die avond in brand stond; hoge stapelwolken met daarachter de oranje gloed van de ondergaande zon. Het gelige kunstlicht achter de ramen van een deel van de appartementen maakte het lichtdecor compleet.

Wiktorja bleef halverwege het betonnen pad staan, deed een greep in haar handtas en haalde de literfles wodka eruit die ze op de heenweg had gekocht. ‘Ik ben vergeten die aan hem te geven.’

‘Nou, daar is het nu te laat voor. Tenzij je terug wilt naar boven om hem…’

De fles explodeerde in haar handen. Het ene moment was hij er nog en het volgende moment lag alles op de grond – glasscherven en plasjes sterke drank. Wiktorja had alleen nog de kapotte flessenhals in haar hand. Ze stonden als aan de grond genageld en keken verbijsterd naar de drank die tussen de betonnen tegels wegsijpelde.

‘Springen die flessen hier wel vaker…’

De tweede keer hoorde hij het wél: een doffe tik. Toen Logan over zijn schouder achteromkeek zag hij een vers gat in de deur van het trappenhuis. Een kogelgat.

‘Ik geloof dat er iemand op ons…’

Wiktorja gilde. Ze staarde naar haar rechterarm en naar de rode vloeistof die door de mouw van haar jas sijpelde. Logan greep haar vast en trok haar omlaag achter een kleine, hoekige auto.

‘Gaat het?’

Ze zette haar tanden op elkaar maar de tranen liepen over haar wangen en er droop bloed over haar hand. Met de andere hand omklemde ze haar gewonde bovenarm, in een poging het bloeden te stelpen. ‘Cholera jasna…’

Logan tuurde over de motorkap van de wagen naar de duisternis aan de overkant. Hij zag niemand. Waarom hoorden ze geen schoten?

Vlakbij explodeerde een stukje van een straattegel, onmiddellijk gevolgd door het geluid van een kogel die ergens tegen afketste.

Wiktorja drukte zich tegen de auto en verstijfde. ‘We moeten hier weg!’

‘Wat? Waarheen? Dit is de enige dekking die we…’

‘Dit is een Trabant! Die zijn gemaakt van glasvezel! De kogels gaan er dwars doorheen!’

Precies op dat moment verscheen er een vuistgroot gat in de carrosserie, vlak naast Logans hoofd. ‘Shit!’

‘Schiet dan terug!’

‘Waarop? Ik zie helemaal niemand.’

PLOP – een nieuw gat.

SCHIET DAN!’

‘Jezus…’ Hij zocht in zijn zakken naar een paar latex handschoenen; haalde bewijszakjes tevoorschijn, een notitieboekje, kleine gele stickertjes van de technische recherche… herinneringen aan een stuk of tien plaatsen delict. Onder in zijn zak vond hij de handschoenen in hun steriele verpakking. Hij stopte de rest weer terug, rukte de verpakking open en trok de handschoenen aan.

‘Wat doe jij in godsnaam?’

‘Je denkt toch niet dat ik mijn vingerafdrukken achterlaat op een vreemd pistool?’ Hij rolde het wapen uit de zakdoek met het paisleymotief. Het was een ouderwets uitziend, loodzwaar semiautomatisch pistool. Iets heel anders dan de vertrouwde, lichte Glock 9mm waar ze hem mee hadden leren schieten tijdens de wapentraining. Logan haalde het magazijn eruit, controleerde of het vol was en sloeg het weer terug in het wapen en zette het vast. Klaar.

‘Nou?’ Wiktorja begon bleek weg te trekken en haar lippen werden verdacht paars. Maar zoveel bloed kon ze onmogelijk al hebben verloren, dus was dat waarschijnlijk een teken van shock. ‘Waar wacht je nou op?’

‘Ik kan toch niet zomaar in het wilde weg gaan schieten? Straks raak ik nog iemand.’

‘Dat is ook de bedoeling!’

PLOP – weer een nieuw gat in de Trabant.

Hij rolde de zakdoek tot een dun koord en bond dat om haar arm, vlak boven de wond. ‘Doe me een lol en ga niet flauwvallen, oké?’

Met haar bebloede hand greep ze hem bij de revers en kuste hem. ‘Om je geluk te wensen!’ Ze zweeg even. ‘Heb je Star Wars niet gezien?’

Nu wist Logan het zeker: die Polen waren allemaal hartstikke gek.

Logan concentreerde zich en probeerde na te gaan waarheen hij moest schieten zonder het risico te lopen een toeschouwer in een van de huiskamers te raken. Hij haalde de trekker over maar er gebeurde niets. Natuurlijk: het was geen Glock. Toen hij de veiligheidspal overhaalde spatte het veiligheidsglas van de voorruit in duizenden stukjes uiteen. Dit keer brulde het wapen toen hij de trekker overhaalde; het stribbelde tegen als een ezel en spuwde een koperen huls uit die terechtkwam op de kunststof motorkap.

BOEM!

‘Dat ding lijkt verdomme wel een kanon!’

Er kwamen twee schoten terug. Eén kogel verbrijzelde de linkerbuitenspiegel en de andere sloeg in de dichtstbijzijnde boom. En dit keer hoorde Logan een zachte fluittoon in de duisternis. Geluiddempers. Hij schoot een paar keer terug, afgaande op het geluid.

BOEM! BOEM!

Met suizende oren dook hij weer weg toen ze terugschoten. De Trabant begon eruit te zien als een slecht ontworpen stuk Zwitserse gatenkaas.

Stemmen in het duister – instructies.

‘Wat zeggen ze?’

Wiktorja sloot haar ogen. ‘Ze… Ze gaan ons van beide kanten aanvallen.’

‘Met hoeveel?’

Ze haalde haar schouders op en siste met een van pijn vertrokken gezicht: ‘Drie. Misschien vier.’

‘Godallemachtig.’ Hij stak zijn hoofd boven de motorkap uit en probeerde iets te ontwaren in het duister. In verschillende appartementen stonden mensen voor de ramen om te zien wat er aan de hand was. Een voor een deden ze de lichten uit. Niemand kwam naar beneden om te helpen. ‘We moeten terug naar dat flatgebouw, oké? Denk je dat je dat kunt?’

Wiktorja beet op haar onderlip en knikte.

‘Goed, ik tel tot drie. Eén, twee…’ Logan sprong overeind en vuurde om haar dekking te geven. Er rende iemand op hen af: een man van een jaar of vijfendertig met een grote snor en donker, krullend haar. Hij droeg een leren jack en richtte een pistool op hem. Logan schoot hem neer.

De man vloog niet naar achteren zoals ze dat in de films altijd deden, hij sloeg voorover en zette nog een paar passen in de richting van de Trabant. De kleine auto schudde hevig toen hij tegen het portier botste.

‘O, god.’

De man begon te schreeuwen.

Wiktorja greep Logans mouw en probeerde hem naar het flatgebouw te trekken. ‘Rennen!’

‘Ik heb hem geraakt…’

De achterruit van de auto explodeerde.

‘Je moet hier weg!’

Logan zette een paar passen naar achteren. ‘Ik… Ik heb nog nooit eerder iemand neergeschoten…’

Ze trok opnieuw aan zijn mouw terwijl van de muur achter hen stukjes steen wegspatten. ‘Ze komen dichterbij.’

Logan liep naar voren. ‘Er moet een ambulance komen!’

KOP DICHT EN RENNEN!’