9

Zijn telefoon maakte het geluid van een aluminium egel die zat opgesloten in een centrifuge. Logan kreunde, draaide zich op zijn zij en keek naar de wekker. Het was bijna halftien. Hij legde een arm over zijn ogen en wachtte totdat het antwoordapparaat het gesprek zou oppakken.

Weldadige stilte.

Maar toen klonk zijn mobiele telefoon; ergens aan de andere kant van de slaapkamer klonk de ‘Danse Macabre’.

‘Verdomme…’ Hij klom uit bed en liep over de kale planken naar een stapel kleren op een stoel in een hoek van de kamer. Onderop lag zijn colbert. Het was behoorlijk verkreukeld. Hij haalde zijn telefoon uit de zak, keek naar het scherm en vloekte. Het was inspecteur Steel.

‘Hallo?’

‘Hé, Laz, waar hang jij in jezusnaam uit?’

Hij trok de gordijnen van de slaapkamer open en keek naar de flonkerende granieten gebouwen en de saffierblauwe lucht. ‘Het is zaterdagochtend…’ Hij geeuwde en ging op de rand van het bed zitten. ‘Ik ben gesloopt. Ik heb tot ik weet niet hoe laat vannacht banden van bewakingscamera’s zitten bekijken.’

‘Schiet nou maar op. Ik mag weg uit het ziekenhuis en ik heb een slinger nodig.’

Hij kreunde, liet zich achterovervallen op het verfrommelde dekbed en staarde naar het pas geverfde plafond. Hij had een stukje overgeslagen. ‘Kan Susan dat niet doen?’

‘Susan heeft een… die heeft vanochtend iets te doen.’ Steels stem zakte een octaaf en ze fluisterde: ‘En de verpleegsters doen allemaal héél raar, alsof ik een seriemoordenaar ben of zoiets.’

‘Maar het is…’

‘Mijn auto staat nog bij het bureau. Die kun je ophalen. De sleutels liggen op mijn kamer.’

Logan wreef in zijn ogen en fantaseerde even hoe heerlijk het zou zijn de inspecteur door een gehaktmolen te draaien. ‘Goed,’ antwoordde hij ten slotte. ‘Twintig minuten.’

De zaal was bijna leeg, afgezien van een grijze oude vrouw die ergens in een hoek een niet aanwezig publiek probeerde wijs te maken dat de Aberdeen Royal Infirmary in werkelijkheid een dekmantel was van de IRA en dat er mensen met vogelkoppen rondliepen die haar biscuitjes probeerden te stelen.

De inspecteur was, binnensmonds mopperend, bezig haar kleren van gisteren in een kleine roze koffer te proppen.

Logan riep haar vanaf de andere kant van de zaal toe: ‘Majesteit, de koets staat klaar.’

Ze keek verstoord om. ‘Je bent te laat.’

‘En jij bent nog niet eens klaar met inpakken.’

‘Ik kan mijn trouwring niet vinden, verdomme.’ Ze begon het beddengoed te inspecteren. ‘Die moet hier ergens zijn…’

Ze was er nog steeds mee bezig toen vijf minuten later een jonge vrouw verscheen met een karretje met thee en koffie. De vrouw in de hoek gaf ze aandacht, maar Steel negeerde ze totaal; ze reed met een grote boog om de inspecteur heen terwijl die onder het bed naar haar ring aan het zoeken was.

Logan produceerde zijn charmantste glimlach en vroeg of hij misschien een kop thee kon krijgen.

De serveerster bekeek hem van top tot teen en vroeg toen of hij dát – daarbij wees ze naar het heen en weer wiebelende achterste van inspecteur Steel – kwam halen.

‘Is ze lastig geweest?’

‘Het was een nachtmerrie: ze moesten haar gisteravond om de twee uur controleren vanwege die hersenschudding, en ze betastte iedereen aan de billen of de borsten. En de taal die ze uitslaat!’

‘Aha…’ Hij zag hoe de inspecteur het nachtkastje begon te doorzoeken. ‘Als het enige troost is, ik moet daar elke dag mee leven, behalve het betasten dan.’

Die opmerking leverde hem een begripvolle blik, een kop thee met veel melk en een koekje op.

Rond kwart over tien begon Steel in de prullenbakken te graaien.

Logan liet haar haar gang gaan en begon aan een wandeltocht door het ziekenhuis. Hij liep door de vertrouwde gangen, bekeek de vertrouwde schilderijen en onderging de vertrouwde depressie. Uiteindelijk belandde hij min of meer toevallig bij de kleine afdeling waar Simon McLeod ter observatie werd gehouden.

De reusachtige man lag met zijn hoofd op een berg nogal oncom fortabele ziekenhuiskussens. Wit gaas hield het dikke verband op zijn ogen… althans op de plek waar zijn ogen ooit hadden gezeten. In een stoel naast het bed zat een vrouw die Simons hand vasthield, snikte en een zakdoek voor haar neus hield. Ze was begin dertig, blond, had uitgelopen make-up en felrode nagellak en droeg veel gouden juwelen. Hilary Brander, Simons vriendin, leek een jongere versie van zijn moeder. Wat verontrustende vragen opriep over hun seksleven, maar wél een verklaring vormde voor de persoonlijkheid van hun twee kinderen.

Er was nóg een bezoeker: Simons broer. Hij ijsbeerde door de kamer en zijn kaken bewogen geluidloos op en neer alsof hij op iets bitters kauwde.

Colin McLeod zag er net zo uit als zijn vader, alleen iets minder vriendelijk. Eén meter tweeënzestig, gespierd, en met gemillimeterd haar om te verbergen dat hij kaal werd. Zijn behaarde arm zat vol met tatoeages: schedels, zwaarden, distels, en de teksten MA, VRIJHEID en KYLIE.

Logan liep naar het voeteneinde van het bed en vroeg: ‘Hoe gaat het met hem?’

Colin McLeod keek hem broeierig aan. ‘Wat kan jou dat verdomme schelen?’

‘Ik wilde alleen maar…’

‘Iemand heeft hem de ogen uitgestoken, hoe denk je dat het met hem gaat?’

Hilary keek op van haar wake naast het bed. ‘Waarom laat je ons niet met rust?’

Logan stak zijn handen omhoog. ‘Ik wilde jullie niet storen, ik wilde alleen maar weten hoe hij het maakt. We zullen alles in het werk stellen om de daders te vinden.’

Colin McLeod stormde op hem af. Toen hij Logan tot op een paar centimeter afstand was genaderd bleef hij staan; verbeten mond, nek spieren strak als stormlijnen, een dikke kloppende ader op zijn voorhoofd. ‘Je laat dit aan mij over, begrepen?’ Hij tikte met zijn vinger tegen Logans borst. Over de knokkels was het woord HAAT getatoeëerd. ‘Dit gaat jou niks aan.’

‘Je weet dat we dat niet kunnen doen, Colin.’

Hij gaf Logan opnieuw een por met zijn vinger. ‘Als je me in de weg loopt ga je er spijt van krijgen. Begrepen? Het is míjn broer.’

Logan deed een stap achteruit. ‘Je gaat toch geen domme dingen doen, hoop ik?’

Simon kreunde en ging verliggen. Hilary kneep in zijn hand, terwijl een dikke traan langs haar wang biggelde en het laatste spoortje mas cara afvoerde. ‘Laat ons alsjeblieft met rust.’

In de gang botste Logan tegen de verpleegkundige van de vorige dag op. Ze had wallen onder haar ogen en een ondersteek in haar handen. ‘Kijk uit!’ zei ze terwijl ze haar best deed niet te morsen. ‘Dat loopt maar de gang in zonder te… O, bent u het.’ Ze legde het deksel recht op wat het ook was dat eronder lag te klotsen. ‘U bent er snel bij, zeg. Het is nog maar vijf minuten geleden dat ik u heb gebeld.’

‘Gebeld?’

‘De vrouw met die schotwond is net bijgekomen.’

image

De ramen in de kleine zaal waren geblindeerd om het zonlicht en de buitenwereld op afstand te houden. Naast een van de bedden zat een jong stel; de vrouw huilde en de man zag eruit alsof hij niet precies wist waar hij was. Het kind dat aan de beademing lag bewoog niet.

In slechts een van de andere bedden lag nog een patiënt: het slachtoffer van het schietincident. Ze zag er niet veel beter uit dan vijf dagen geleden en was nog steeds aangesloten op een batterij apparaten die piepende en gorgelende geluiden maakten. Haar ogen waren dicht maar gingen open toen Logan een stoel aanschoof. Hij trok de gordijnen rondom het bed dicht om het jonge echtpaar verderop wat privacy te geven.

‘Hoe voel je je?’

Ze keek hem een tijdje zwijgend aan.

Logan probeerde het opnieuw met de eenvoudigste Poolse zin die hij kende. ‘Dzień dobry?’

‘Dorst…’ Haar stem klonk zwak en schor.

Hij pakte de kan met water die naast haar bed stond en schonk een glas vol. ‘Alsjeblieft. Neem maar kleine slokjes.’

image

Logan glimlachte. ‘Ik weet niet hoe je “geen dank” in het Pools zegt.’ Ze dronk het glas leeg en Logan gaf haar nog een beetje. ‘Als je te veel tegelijk drinkt word je ziek. Geloof me, het laatste wat je wilt als je hechtingen in je maag hebt, is overgeven. Dat doet verschrikkelijk veel pijn.’

‘Zet me alsjeblieft niet het land uit…’ Haar Engels was een stuk beter dan Logans Pools, maar hij moest toch moeite doen om haar te verstaan.

‘Waarom zouden we dat doen?’

‘De… de man die me heeft gedwongen films te maken zegt dat hij de politie zal vertellen dat ik prostituee ben en dat ze me dan naar de gevangenis zullen sturen. Daarna zetten ze me het land uit. Het spijt me…’ Haar lippen trilden en er verschenen tranen in haar ogen. ‘Alsjeblieft…’ Met koude, bleke vingers pakte ze Logans hand vast.

‘Niemand zet jou het land uit, dat beloof ik je…’ Hij fronste zijn wenkbrauwen. ‘Wat voor films?’

‘Alsjeblieft, ik doe niks verkeerds!’ De hartmonitor begon steeds sneller te piepen.

‘Ssst, rustig maar, het is in orde, niemand gaat je het land uit zetten. Wat voor films?’

‘Vieze films. Vreselijk. Ik moest het doen… met mannen… Het was…’ Ze begon hartverscheurend te snikken.

De hartmonitor klonk alsof hij elk moment kon exploderen.

Logan greep de knop waarmee je in noodgevallen een verpleegster kon oproepen. Hij drukte er herhaalde malen op met zijn duim. ‘Schiet op, schiet op.’

Hij hoorde het geluid van de zaaldeur die werd opengeslagen, het piepen van rubberen schoenzolen op het linoleum. Even later werd het gordijn opengerukt en stond er een geagiteerde verpleegster aan het bed. ‘Ik had nog zó gezegd dat u haar niet mocht opwinden!’

Het gepiep werd onregelmatig.

Logan stond op. ‘Dat heb ik niet gedaan, ik vroeg haar alleen maar…’

‘Wegwezen! Nú!’ Ze legde haar hand op het voorhoofd van de vrouw. ‘Stil maar. Niets aan de hand. Hij zal je geen kwaad doen.’

Logan liep de gang op en sprong opzij om een arts door te laten die de zaal in wilde. Daarna ging de deur dicht en stond Logan alleen in de gang.

Fantastisch gedaan. Briljant. Nu hij eindelijk de kans had gehad haar te vragen of ze wist wie Simon McLeod de ogen had uitgestoken had hij het weer verprutst. Als Finnie erachter kwam…

Hij kreunde en bonkte langzaam met zijn voorhoofd tegen de muur. Er lag daarbinnen een doodzieke vrouw en hij maakte zich zorgen over die stomme Finnie.

Iemand tikte hem op de schouder. ‘Excuseer, alstublieft?’

Logan draaide zich om. Achter hem stond een kleine, dikke vrouw. Ze zag eruit als een gepensioneerde onderwijzeres.

‘Zij wordt beter, ja? Krystka?’

O… verdomme. ‘Kent u haar? Die jonge Poolse vrouw?’

‘Mijn siostrzenica. Hoe zeg je dat? Dochter van broer?’

‘Nichtje.’

‘Nichtje? Ja, nichtje. Zij hier gekomen om te vinden betere werk. Logeren bij mij en Fryderyk. Sturen geld naar haar familie. Maar kijk nu eens…’ Ze snikte.

Logan probeerde geruststellend te klinken. ‘Ik weet zeker dat ze er weer helemaal bovenop komt. De dokters hier zijn heel knap.’ Hopelijk was dat inderdaad het geval, want hij voelde zich al schuldig genoeg.

‘Ik lees in de krant dat ze een onbekende vrouw is. De dochter van mijn broer is een onbekende vrouw. Ik schaam me verschrikkelijk.’

Dat had Finnies oproep om informatie dus in elk geval opgeleverd.

‘Weet u voor wie ze werkte?’

De kleine vrouw haalde haar schouders op. ‘Daar wilde ze nooit iets over zeggen. Thuis was ze model voor kleding. Heel mooi. Kijk…’ De vrouw begon te graven in een tas ter grootte van een klein land en haalde een envelop tevoorschijn waarop FOTO’S – NIET VOUWEN stond gedrukt. Ze haalde er een 18 × 24 glansfoto uit van een jonge vrouw, poserend in een studio. Ze droeg alleen haar ondergoed en glimlachte. Ze was oogverblindend mooi. Het was moeilijk te geloven dat dit het hoopje mens was in het ziekenhuisbed verderop.

‘Sodemieters.’

‘Ze was de mooiste vrouw van Wloszczowski… En kijk nou eens wat ze met haar hebben gedaan.’

Logan draaide de foto om. Op de achterkant stond de naam KRYSTKA GORZAŁKOWSKA en een mobiel telefoonnummer. ‘Mag ik deze houden?’ Voor het geval ze mocht denken dat hij een smeerlap was voegde hij er snel aan toe: ‘Ik ben van de politie.’

De kleine vrouw bekeek hem van top tot teen. ‘U kunt houden.’

‘En bent u er zeker van dat u niet weet voor wie ze heeft gewerkt?’

‘Het enige wat ze zei was dat ze werkt voor krokodillenman.’

‘Krokodillenman…’ Logan sloot zijn ogen en vloekte.

Steel zat op hem te wachten in haar zaal. De oude vrouw in de hoek was in slaap gevallen; ze lag met gespreide armen en benen in bed, als een zeester, en snurkte luidruchtig.

‘Waar hing jij in vredesnaam uit?’

‘Heb je je ring gevonden?’

De inspecteur stak haar hand omhoog en inderdaad zat hij weer om haar vinger. ‘Waarschijnlijk was ik gisteravond een beetje van slag. Ik vond hem in een pot antirimpelcrème.’

Zo te zien had het spul niet veel effect.

Logan wees met zijn duim naar een punt achter zijn schouder. ‘We moeten onderweg naar jouw huis nog even ergens langs.’

‘Maak het nou even! Eerst laat je me hier een halfuur zitten en nu wil je ook nog…’

‘Ik moet even iemand spreken over een pornofilm.’

Het gezicht van Steel klaarde op. ‘Waarom zei je dat niet meteen?’ antwoordde ze met een brede glimlach. Ze liep naar de deur, de barbieroze koffer achter zich aan trekkend. ‘Voor porno heb ik altijd tijd!’