6

Logan knielde op de grond en liet zijn voorhoofd rusten op het koele spaanplaat. Hij leefde nog, godzijdank.

Hij hoorde de schutter en zijn maat de trap af stommelen. Steel kreunde. Ergens buiten kraaide een ekster. In zijn oren suisde het bloed. Zijn hele lichaam trilde door de adrenaline die de angst had opgewekt.

Misschien was het nu het juiste moment om over te geven?

Beneden klonk een klap en Logan krabbelde overeind. Hij dwong zijn tegenstribbelende benen naar het grote raam aan het einde van de gang te lopen. Het dubbele glas was ingepakt in blauw plastic om het tijdens de installatie schoon en krasvrij te houden. Hij draaide aan het handvat en duwde het raam open. Hij zag de wereld nog steeds niet scherp, haalde zijn onderarm langs zijn ogen en tuurde door de tranen.

De schutter was door de voordeur naar buiten gelopen en sleepte zijn maat met zich mee over de oprit.

Logan wreef opnieuw langs zijn ogen maar de twee mannen wilden niet scherp in beeld komen. Ze hadden het trottoir bereikt, waar hij ze niet meer kon zien, vanwege het dekzijl dat voor de rondom het huis opgetrokken steigers hing.

Hij klom uit het raam en stapte op de houten planken van de steiger. Die dansten onder zijn voeten terwijl hij naar de rand liep en het groene dekzeil opzij trok. Logan haalde diep adem en riep: ‘STOP! POLITIE!’

Ze keken niet eens om. De twee onscherpe figuren liepen naar de recherchewagen: die waarin Rory Simpson achterin met handboeien aan de stoelbeugel was vastgemaakt.

Even zag Logan een bleke vlek: het gezicht van Rory die tussen de voor- en de achterstoelen omhoog probeerde te kijken, totdat de schutter en zijn maat voorbijliepen.

Ze verdwenen uit het zicht en kort daarna klonk het geluid van een startende auto. De motor kwam tot leven, de banden slipten en de wagen scheurde weg, nog voordat de sirenes van de naderende politiewagens hoorbaar werden.

Ze waren vertrokken.

Logan strompelde terug naar de gang, waar Steel tegen de beschadigde balustrade lag. Haar hoofd bewoog langzaam heen en weer en ze maakte incoherente geluiden.

‘Inspecteur? Gaat het?’

‘Nnnffff… kan mijn pet niet vinden… mphhhh…’

Logan haalde zijn portofoon tevoorschijn en vertelde de meldkamer dat ze onmiddellijk een ambulance moesten sturen. Hij ging naast Steel tegen de spijlen van de trapleuning zitten en luisterde naar de geluiden uit de meldkamer, waar ze het nodige begonnen te regelen.

Zijn maag voelde niet goed, al was de oorspronkelijke stekende kwelling veranderd in een zeurende pijn. Zijn gezicht was er niet veel beter aan toe. Er was geen twijfel over mogelijk: ze kwamen, ze zagen en ze kregen op hun donder.

Logan staarde door de geopende deur naar de duisternis van de slaapkamer waaruit de schutter tevoorschijn was gesprongen. Er lag iets op de grond.

Hij kwam grommend overeind en waggelde de kamer binnen.

Het was een ruime slaapkamer met bijbehorende badkamer; hij kon de tegels zien glimmen in het vage licht. De gehele ruimte stonk naar verschroeid vlees.

Het ding op de grond was een man; uit de holten waarin zijn ogen hadden gezeten kringelde rook.

De man was groot en zwaargebouwd; je kon zien dat zijn spieren gaandeweg begonnen te veranderen in vet. De helft van zijn linkeroor ontbrak. Simon McLeod.

Logan had het niet voor mogelijk gehouden, maar de situatie was zojuist nóg erger geworden.

De ambulance stond naast de afvalcontainer, geflankeerd door twee patrouillewagens. Zes geüniformeerde dienders waren al bezig met een buurtonderzoek. Terwijl een ziekenbroeder naar iets zocht nam Logan, zittend op de achterkant van de ambulance, hun onscherpe gestalten waar.

‘Goed,’ zei de ziekenbroeder, die was gekleed in een verkreukelde groene overall, ‘doet u uw hoofd maar even naar achteren, dan zullen we die rommel eens uit uw ogen spoelen.’

Logan deed wat hem werd opgedragen en kreeg er onmiddellijk spijt van. De stekende pijn was langzaamaan weggetrokken, maar nu was die weer in volle hevigheid terug. ‘Ahh jezus!’

‘Even stil blijven zitten…’

Gaandeweg verdween de pijn. Toen ze met Steel het huis uit kwamen lopen kon hij zelfs weer normaal zien. Ze hielpen haar op een van de brancards. Daar bleef ze duizelig zitten terwijl de ambulancebroeders controleerden of Simon McLeod stevig genoeg op de andere brancard was vastgesnoerd. Hij was bewusteloos en ze hadden hem aangesloten op een hartmonitor.

‘Goed,’ zei de broeder die Logans ogen had uitgespoeld, ‘we moeten weg. Toeters en bellen, Charlie!’ riep hij naar de chauffeur.

Logan sprong op en zei: ‘Ik rij wel achter jullie aan,’ waarna hij naar de recherchewagen beende en zijn best deed niet te laten merken hoeveel pijn hij nog had. Hij nam plaats achter het stuur en startte, terwijl de ambulance met loeiende sirene en zwaailichten verdween in de zonnige middag.

Achter hem hoorde hij Rory vragen: ‘Wat is er gebeurd?’ De man zat nog steeds met de handboeien vast aan de stoelbeugel.

‘Je hebt ze gezien, nietwaar? Je moet ze recht in het gezicht hebben gekeken toen ze voorbijliepen.’ Logan zette de wagen in de eerste versnelling en reed snel achter de ambulance aan, die Leslie Road insloeg.

‘Ik… Wat hebben ze gedaan? We…’

‘Ik moet een signalement hebben.’

De snelheidsmeter gaf tachtig kilometer per uur aan toen ze de rotonde namen en Westburn Drive op reden.

‘Aaaagh! Niet zo hard. Ik heb geen gordel om!’

‘Heb je ze gezien of niet?’

Opnieuw rechtsaf, langs de grijsbruine betonnen massa van het oude kinderziekenhuis aan Cornhill Road, op weg naar de afdeling Spoed eisende Hulp.

‘Niet zo hard!’

‘Pas op – verkeersdrempel.’

AAAAAGH! Oké, oké, ik heb ze gezien, ik heb ze gezien!’

Logan parkeerde de wagen zo dicht mogelijk bij de ingang van de afdeling Spoedeisende Hulp en sprong eruit.

‘Wacht! Je kunt me hier niet zomaar achterlaten!’ schreeuwde Rory.

‘O, godallemachtig.’ Logan opende het achterportier en maakte een van Rory’s handen los.

‘Au…’ Rory ging voorzichtig rechtop zitten. Hij kreunde en begon over zijn onderrug te wrijven. ‘Dat was niet grappig.’

Bij de automatische schuifdeuren stond een agent in uniform. Logan wenkte hem. Hij zag eruit alsof hij ongeveer twaalf was en volgens zijn badgenummer was hij nog maar onlangs in dienst gekomen. Waarschijnlijk hooguit een maand of twee geleden. Logan stuurde hem naar de recherchewagen.

‘Hou opa daar in de gaten. En als hij je een snoepje wil geven moet je het niet aannemen.’

Toen de jonge agent achterin stapte, glimlachte Rory breed, tikte hem op de knie en vroeg of hij van puppy’s hield.

image

De afdeling Spoedeisende Hulp zag er even deprimerend uit als altijd. Niemand kwam hier voor zijn plezier. Hier kwam je als er iets gigantisch verkeerd was gegaan en na vele jaren was iets van de ellende zichtbaar geworden in het gebroken wit van de muren en het groene linoleum op de vloer. Aan het eind van de smoezelige wachtkamer zaten twee vrouwen. Een van hen gaf haar baby borstvoeding, terwijl ze binnensmonds zat te vloeken. De andere zat naast een jongetje dat voortdurend krijste. ‘Mammie, het doet pijn! Het doet pijn!’

‘Nou, dan had je maar niet van de trap moeten vallen!’

Logan hield bij de receptie zijn politielegitimatie omhoog en vroeg hoe het was met inspecteur Steel en Simon McLeod. Een van de receptiemedewerkers keek op van haar computer, zuchtte en vroeg toen: ‘Bent u een familielid? Want…’

Uit een van de onderzoekskamers klonk een kreet: ‘HELP!’ Daarna: ‘LIG STIL, VERDOMME!’

Iemand schreeuwde.

Logan sprintte de gang in, in de richting van het geluid, rukte het gordijn van een van de kleine hokjes opzij en stormde naar binnen. Een verpleegkundige en een vrouwelijke arts waren in gevecht met Simon McLeod en deden hun uiterste best hem op de onderzoekstafel te houden. Een tweede arts zat in elkaar gedoken tegen de muur, kreunend en met zijn handen op zijn kruis.

De verpleegkundige keek Logan aan. ‘Blijf daar niet zo dom staan!’

Hij greep een van Simons maaiende armen en omklemde de pols. De reusachtige man brulde het uit en probeerde los te komen, waarbij hij wild om zich heen trapte. Hij raakte de verpleegkundige tegen de zijkant van haar heup en ze strompelde vloekend achteruit.

De arts liet Simon McLeods middel los en greep zijn enkels, in een poging ze vast te pinnen op de onderzoekstafel. Tevergeefs, de man was domweg te sterk voor haar.

‘Godallemachtig!’ Logan versterkte zijn greep op Simons pols en gaf een ruk, zodat Simon van de onderzoekstafel viel. Met een harde klap belandde hij op het linoleum, waarna Logan net zo lang worstelde totdat de man op zijn kapotte gezicht lag.

De arts probeerde Logan van haar patiënt af te trekken. ‘Wat doe je, verdomme? Die man is ernstig gewond!’

Logan zette zijn voet tussen Simon McLeods schouderbladeren. Terwijl hij hem zo op de grond gedrukt hield draaide hij de gestrekte arm van de man verder opzij. ‘Wil je dat ik hem weer loslaat?’

Ze zweeg even en antwoordde toen: ‘Nee. Hou hem daar!’ Ze verdween langs het gordijn en kwam dertig seconden later weer terug met een injectienaald en een kleine glazen ampul met een heldere vloeistof.

Ze gooide het kapje van de naald op de grond, vulde de injectiespuit met een flinke hoeveelheid vloeistof uit de ampul en bukte zich toen naast Logan. ‘Hou hem stil…’ Ze trok Simons mouw omhoog, tikte een paar keer op zijn pols en stak de naald erin.

Langzaam verminderde het tegenstribbelen. Hij trapte nog een keer. En nog een keer. Zijn vingers strekten zich en kromden zich weer. Toen werd het lichaam van Simon McLeod slap.

Op dat moment kwamen drie kleerkasten de onderzoekskamer binnen gerend. Ze waren gekleed in het uniform van de bewakingsdienst van het ziekenhuis.

De arts liet de gebruikte naald in een gele afvalbak vallen en begon vervolgens langzaam te applaudisseren. ‘Bravo. Goed gedaan. Heel goed. We hadden ondertussen wel dood kunnen zijn.’

Een van de bewakers haalde zijn schouders op. ‘Er was een vechtpartij in de kraamafdeling – de een of andere kerel wilde zijn kind zien. De echtgenoot van de moeder was daar niet zo blij mee.’

‘Denk je dat dokter Patel blij is met wat er met zijn ballen is gebeurd?’ Ze wees naar haar kreunende collega. ‘Jullie mogen blij zijn dat ik in de buurt was, anders was hij nu een eunuch geweest.’ Daarna vroeg ze Logan haar te helpen het lichaam van de bewusteloze Simon McLeod weer op de onderzoekstafel te tillen.

‘Komt het goed met hem?’

‘Dat betwijfel ik.’ De arts trok het gaas weg dat ze in de ambulance hadden aangebracht, zodat de bovenste helft van Simons gezicht zichtbaar werd. Ze trok een vies gezicht. ‘Beide ogen zijn verdwenen en de optische zenuwen zijn verbrand. Hij is blind. En waarschijnlijk heeft hij veel pijn. Het enige wat we kunnen doen is zijn wonden verzorgen, de pijn onderdrukken en hopen dat er geen infectie bij komt.’

Vijf minuten later volgde Logan de arts naar het aangrenzende onderzoekskamertje, waar inspecteur Steel lichtjes heen en weer wiegend op de onderzoekstafel zat. De arts haalde een klein zaklampje tevoorschijn en scheen ermee in Steels ogen. Ze wendde de lichtbundel af en richtte hem toen opnieuw op de ogen. ‘Mevrouw,’ zei ze, ‘kunt u me vertellen wie de minister-president is?’

‘Is het… Ik zie hem zó voor me…’ Steel vertrok haar gezicht en even bewogen haar lippen geluidloos. ‘Hoeheettieookalweer… de leugenachtige slijmbal…’ Alsof dat een onderscheidend kenmerk was.

‘Nou, u hebt beslist een hersenschudding.’ De dokter raakte met haar in latex gehulde hand het achterhoofd van Steel aan. ‘Waarschijnlijk hebt u hier morgen een enorme bult, maar er is niets gebroken. We houden u vannacht hier voor observatie, oké?’

Steel fronste opnieuw haar wenkbrauwen. ‘Is het Margaret Thatcher?’

‘Ik zal u iets geven tegen de hoofdpijn.’ Ze wendde zich tot Logan. ‘Wilt u de naaste verwanten inlichten? Zodat die weten waar ze is?’

‘Ik zal Susan bellen. Misschien dat die je een paar spullen kan komen…’

‘Naaste verwanten!’ Steel sprong van de onderzoekstafel. ‘We… Oeps!’ Haar benen begaven het en de arts greep haar vast. Steel kuste haar op de wang. ‘Is dat een stethoscoop in je zak of ben je gewoon blij me te zien?’

‘Misschien moeten we u een kalmerend middel geven.’

De inspecteur trok Logan aan zijn mouw. ‘We moeten McLeods naaste verwanten informeren.’

‘Zodra ik terug ben op het bureau zal ik er iemand naartoe sturen.’

Ze schudde haar hoofd en zakte bijna opnieuw door haar knieën. ‘Ik wil dat jij het doet. Die loopjongens van Finnie vertrouw ik niet; die verkloten het.’ Ze knipte met haar vingers. ‘Tony Blair!’

De arts duwde haar naar de rolstoel die in een hoek van de kamer stond. ‘Goed geprobeerd, maar fout. Kom, dan breng ik u naar bed.’

‘O, heerlijk. Ik ben gek op vrouwen in uniform.’

Logan hield het gordijn voor hen open en keek hoe de arts Steel wegreed. De inspecteur maaide met haar armen en probeerde zich om te draaien in haar rolstoel. ‘Laz! Laz… zorg voor mijn auto, oké? Hij staat achter… dinges. Je weet wel, waar we werken.’ En toen verdween ze de hoek om, lachend als een personage in een slapstick.

Maar Logan zag niet veel aanleiding om te lachen, nu hij Colin Mc-Leod moest gaan vertellen dat iemand zijn broer ernstig had verminkt.