33

De dag begon vreemd – om zeven uur werd Logan ontboden bij Interne Zaken om een uitbrander in ontvangst te nemen over het schietincident bij de Krakau-supermarkt en om halfacht kreeg hij in de kamer van de hoofdcommissaris een schouderklopje.

‘Uitstekend gedaan.’ Hoofdcommissaris Brian Anderson, alias Kale Brian, stond met zijn gezicht naar het panoramische venster dat uitzicht bood op zijn werkterrein. De ochtendzon spatte van de granieten mu ren en de dakpannen van de op twee na grootste stad van Schotland, die langzaam tot leven begon te komen. ‘Fantastisch toch, Finnie?’

De hoofdinspecteur reikte Logan de Aberdeen Examiner van die ochtend aan: POLITIE ARRESTEERT OEDIPUS – POOLSE GEMEENSCHAP EINDELIJK VEILIG.

Finnie snoof. ‘Dat ‘eindelijk’ hadden ze wel weg kunnen laten, maar dit is stukken beter dan de bagger die we tot nu toe over ons uitgestort hebben gekregen.’

De hoofdcommissaris wipte opgewonden op en neer. ‘Absoluut. En niet alleen de plaatselijke kranten hebben het opgepikt. We hebben ook de voorpagina gehaald van The Scotsman, The Times, The Observer en een groot deel van de roddelbladen. In The Guardian hebben ze mijn naam verkeerd gespeld, maar goed… Er gaat niets boven een goede pers.’ Hij draaide zich om en glimlachte naar Logan. ‘En naar ik heb begrepen, heb je hem te pakken gekregen zonder gerechtelijk bevel en zonder versterking?’

‘Ja…’ Logan was er niet zeker van of dit een compliment was of een valstrik. ‘We trokken wat klachten na van leden van de Poolse gemeenschap die zouden zijn lastiggevallen. De moeder van Gilchrist liet ons binnen en de zaken die ik in zijn slaapkamer aantrof gaven me reden om aan te nemen dat hij wel eens iets te maken zou kunnen hebben met de recente Oedipus-aanvallen.’

‘Hmm.’ De hoofdcommissaris hield zijn hoofd schuin en keek Logan ongeveer een minuut lang zwijgend aan. ‘Ik raad je aan dit nog een beetje verder uit te werken voordat de zaak voor de rechter komt, brigadier.’

Logan bloosde. ‘Ik… Ja, hoofdcommissaris.’

‘Maar ondertussen heeft hij een volledige bekentenis afgelegd?’

Finnie hield een bruine map omhoog. ‘Vanmorgen nemen we alles door met de officier van Justitie. En om halfeen komt onze forensische psycholoog voor een evaluatie. Gilchrist blijft voorlopig onze gast.’

‘Mooi. Heel mooi.’ De hoofdcommissaris draaide zich om en concentreerde zich weer op het uitzicht. ‘Laat me jullie dan niet verder ophouden, heren.’

Inspecteur Steel legde haar voeten op haar bureau en trok een vies gezicht. ‘Als je denkt dat ik je reet ga likken dan kun je lang wachten, meneer de Held.’ Ze pakte een plastic potje van het bureaublad en bewoog het suggestief heen en weer. ‘Tenzij je hier bent gekomen voor een donatie? In dat geval…’ Ze tuitte haar lippen en maakte kusgeluidjes.

Logan negeerde haar.

Ze zette het potje terug. ‘Ik dacht dat je vanochtend nog wel met je nieuwe vriendje Finnie zou gaan spelen.’

‘Nee. Ik heb Gilchrist gisteravond ondervraagd, Finnie doet het vanochtend en vanmiddag doen we het in groepsverband met dr. Goulding erbij. We willen niet dat hij zich te veel op zijn gemak gaat voelen.’

Logan liet zich op een van de bezoekersstoelen zakken. ‘Ik heb gisteren iets gevonden waarvoor je misschien wel belangstelling hebt.’ Hij gooide een nieuw uitziende dvd op het bureau van de inspecteur. ‘Ik heb er op het lab een kopie van laten maken.’

‘O ja?’ Steel bekeek het zilverkleurige schijfje argwanend en haalde het toen uit het doorzichtige plastic hoesje. ‘Het zijn toch geen opnamen van jou en die getatoeëerde madam terwijl jullie bezig zijn in de bezemkast, mag ik hopen? Want ik heb net ontbeten.’

‘Nee zeg. Hou toch op!’

‘Let op je woorden.’ Steel deed de dvd in haar computer en ging tevergeefs met de muis in de weer. ‘Hoe speel je zo’n ding af?’

‘Ga maar even opzij.’ Logan kreeg hem aan de praat en samen bekeken ze de openingsscène. Dat was niets opzienbarends: een aan handen en voeten gebonden vrouw met een kussensloop over haar hoofd, die op een bruine leren bank werd gegooid. Meer voorspel was er niet.

De opnamen waren gemaakt in iemands woonkamer: beige tapijt, rood geverfde muren, een salontafel van chroom en glas en aan de muur een ingelijste tekening van Union Street die was gemaakt door een niet bijster getalenteerde kunstenaar.

De inspecteur fronste haar wenkbrauwen. ‘Heb je porno meegebracht naar je werk?’

‘Kijk nou maar.’ Logan spoelde de beelden versneld door en drukte op de afspeelknop toen de mannen met de hondenmaskers de kussensloop van het hoofd van de vrouw trokken. Er was ducttape over haar mond geplakt. De camera zoomde in naar een close-up van de buldog die haar met zijn erectie in het gezicht sloeg. Vervolgens rukte hij het plakband van haar mond.

Logan drukte op pauze. ‘Ze is het absoluut. Kijk…’ Hij liet een glansfoto op het bureau van de inspecteur vallen: de in een studio gemaakte afbeelding van een glimlachende jonge vrouw, uitsluitend gekleed in haar ondergoed. ‘Krystka Gorzałkowska.’

Steel tuurde ingespannen naar de foto en keek toen weer naar het computerscherm.

Haar mond vormde een boze, harde lijn. ‘Waar heb je deze smeerlapperij vandaan?’

‘Ricky Gilchrist. Hij zat ernaar te kijken toen ik hem kwam ophalen.’

‘Ik wil dat je hem nú naar een verhoorkamer brengt, zodat ik hem voor zijn kloten kan trappen!’

Logan schudde zijn hoofd. ‘Ik denk niet dat Finnie je bij hem in de buurt laat.’

Steel tikte met een nicotinevinger tegen het beeldscherm. ‘Dit is geen porno, dit is verkrachting.’ Ze leunde weer achterover en streek door haar kapsel, waarmee ze hoge ogen zou gooien tijdens de audities voor een slachtofferrolletje in een rampenfilm. ‘Goed,’ zei ze. ‘Finnie laat mij niet bij hem in de buurt, maar jou zal hij vast niet tegenhouden. Nu jullie zulke goede vriendjes zijn.’

Het was kwart voor tien. Logan hing rond in de buurt van verhoor kamer een en wachtte totdat Finnie een pauze zou inlassen. De hoofdinspecteur was bezig alles opnieuw grondig door te nemen met Ricky Gilchrist. Hij probeerde gaten te schieten in zijn verhaal, om er zeker van te zijn dat het stand zou houden in de rechtszaal. Logan had een halfuur van het verhoor gevolgd in de observatiesuite, samen met vier collega’s van de recherche, van wie er eentje echt minder knoflook zou moeten eten.

Als het Gilchrists bedoeling was ontoerekeningsvatbaar te worden verklaard wegens volslagen krankzinnigheid, dan was hij een goed eind op weg. Zodra hij de gelegenheid kreeg zijn versie van het verhaal te vertellen, verdween hij in een fantasiewereld waarin hij een heldhaftige ridder op een wit paard was en de Poolse gemeenschap was samengesteld uit een stelletje klootzakken.

Het zou Logan niet verbazen als hij zijn tanden straks in de meubels zou zetten.

Tenslotte werd de knoflooklucht Logan te veel en verruilde hij de observatiesuite voor de gang. Hij haalde zijn portofoon tevoorschijn en toetste het dienstnummer van Pirie in.

‘McRae? Bel jij om een beetje te gaan opscheppen of alleen maar uit leedvermaak?’

‘Nee, ik…’

‘We hadden hem heus wel gepakt, hoor, vroeger of later. Dat weet je best, of niet soms?’

‘Krystka Gorzałkowska.’

Stilte. ‘Wat is er met haar?’

‘Toen ze in het ziekenhuis lag heb ik gevraagd of ze wilden nagaan of ze was verkracht.’

‘Ja, en wat zou dat? Het is míjn zaak, hoor. Finnie heeft je er toch vanaf gehaald?’

‘Wees nou heel even niet zo’n eikel. Wat was het resultaat?’

‘Goed dan…’ Op de achtergrond klonk geritsel. ‘Niet dat het je wat aangaat: schrammen in de vagina… spermasporen… geen DNA. Hoezo?’

‘Heeft ze iets losgelaten over degene die haar heeft aangevallen?’

‘Geen idee. Ik ben vergeten het haar te vragen.’ Hij zweeg even. ‘Natúúrlijk heeft ze niets losgelaten! Als ze dat wél had gedaan dan had ik de klootzak gearresteerd. Ze wil nergens over praten want ze is doodsbang. Maar waarom wil je dat allemaal weten?’

‘Omdat…’ De deur van de verhoorkamer ging open. ‘Oeps, ik moet ophangen.’ Logan hing op toen Finnie de gang in liep.

De hoofdinspecteur keek hem met gefronste wenkbrauwen aan. ‘Wat is er aan de hand?’

‘Niets, ik wilde alleen maar…’

‘Doe je dat omdat je niet bij het verhoor aanwezig kunt zijn? Ik dacht dat we het zo hadden besloten. Waarom ben je toch zo ontzettend gevoelig, brigadier? Kun je het niet hebben zelfs maar twee minuten even níét in de schijnwerpers te staan? Nou? Jij mag vanmiddag met de verdachte spelen, of herinner je je dat niet meer?’

‘Om je de waarheid te zeggen, hoofdinspecteur,’ zei Logan, die er niet op in wilde gaan, ‘wilde ik je op de hoogte brengen van de ontwikkelingen met betrekking tot die schietpartij bij de Krakau-supermarkt. Ze hebben een vingerafdruk van een van de patronen kunnen halen die zijn afgevuurd door die kerel met dat matje.’

‘O…’ Het duurde even voordat Finnie zich had hersteld. ‘Het spijt me. Het voelt alsof ik met onze gestoorde vriend daarbinnen tegen een betonnen muur praat. Goed, dus…’

Vanuit de verhoorkamer riep Ricky Gilchrist: ‘Ik maak geen geintjes, hoor. Ik kan het niet meer houden!’

Finnie wierp een wanhopige blik naar het plafond. ‘Nog twee minuten. Leg er maar even een knoop in!’ Hij draaide zich weer om naar Logan. ‘Waar waren we… O ja, en wat was het resultaat?

‘Ze hebben geen match kunnen vinden in de database.’

‘Dan moeten we…’

Gilchrist schreeuwde: ‘Ik klap zowat!’

‘Knoop hem maar dicht!’

‘Maar dat kán niet!’ Het klonk wanhopig.

‘Oké, oké, ik zorg wel dat iemand je naar de wc brengt.’

Logan keek of er iemand in de gang aankwam. ‘Ik wil het wel doen. Dan kan ik de rol van vriendelijke agent spelen. Misschien is het wel handig als Gilchrist tijdens die sessie met Goulding vanmiddag denkt dat een van ons hem gunstig gezind is.’

‘Goed idee. Maar zorg dat hij terug is over…’ Finnie keek op zijn horloge. ‘Vijftien minuten. Dan kan ik ondertussen even een paar telefoontjes plegen.’

Logan leunde tegen de muur van de cel en las de advertentie voor Crimestoppers die boven het bed op het plafond was geschilderd, terwijl Ricky Gilchrist naar hartelust urineerde.

‘Godallemachtig…’ Het klonk alsof hij de stortbak had leeggedronken.

‘Zeg, luister eens,’ zei Logan toen de Niagara-imitatie druppelend tot een afronding kwam, ‘je hebt nooit verteld waarom ze daar was.’

‘Zo, dat is beter…’ Hij trok zijn rits omhoog.

‘Die vrouw in dat kantoorpand. Krystka Gorzałkowska.’

Er klonk een bonkend geluid. ‘Dat ding is nog steeds kapot! Gisteren spoelde hij ook niet door. Ik heb het ze verteld. Ze zeiden dat ze het zouden repareren.’

‘Het is niet de bedoeling dat de wc’s hier doorspoelen. Want dan zouden de gevangenen bewijsmateriaal kunnen wegspoelen dat ze hebben ingeslikt of in hun achterste hebben gestopt.’

‘Maar ze zeiden dat ze hem zouden repareren!’ Gilchrist sprong uit de nis waarin zich de wc bevond en veegde zijn handen af aan zijn broek. ‘Niet bepaald hygiënisch, toch?’

‘Vertel eens wat over Krystka Gorzałkowska.’

Uitdrukkingsloze blik.

‘De vrouw op die dvd? De vrouw die je achterliet in dat kantoorpand nadat je Lubomir Podwoiski de ogen had uitgestoken?’

Gilchrist liet zich op het blauwe plastic matras zakken en trok zijn knieën tegen de borst. ‘Namen interesseren me niet. Ze verdienen geen namen. Het zijn gewoon beesten…’

Om de een of andere merkwaardige reden kreeg Logan plotseling zin de kleine etter bij zijn rode haar te grijpen en zijn hoofd een paar keer tegen de muur te slaan. ‘Waar heb je die dvd vandaan, Ricky? Heb jij het zelf gefilmd? Of ben jij een van die mannen met die hondenmaskers?’

‘Ze pikken álles in. De een of andere Poolse eikel struikelt op straat en breekt zijn poot – de ambulance is er binnen tien minuten. Mijn moeder krijgt een beroerte, goddomme, en waar bleef háár ambulance? Nou? Een halfuur!’

‘Heb jij Krystka Gorzałkowska verkracht?’

Hij keek op naar Logan, met op zijn sproeterige gezicht een uitdrukking van diepe walging. ‘Ben je gek? Ik zou mezelf nooit op die manier bevuilen. Heb je enig idee hoeveel ziektes ze onder de leden hebben? Ik heb het je toch al gezegd: het zijn beesten!’

‘Waar heb je die dvd dan vandaan?’

‘Van een gozer in de een of andere kroeg.’ Hij wendde zijn blik af.

‘Welke gozer?’

‘Weet ik niet meer.’

‘Welke kroeg?’

‘Weet ik niet meer.’

Logan staarde hem aan. ‘Was ze erbij toen je Lubomir Podwoiski de ogen uitstak?’

Gilchrist glimlachte en zijn stem klonk donker en onaangenaam: ‘Iedereen moet érgens zijn.’