51

De parkeerplaats achter het hoofdbureau was vrijwel leeg, op de splinternieuwe Audi van de hoofdcommissaris, de MX-5 van inspecteur Steel en een paar patrouillewagens na. Logan parkeerde in een van de lege vakken en zette de motor af. Terwijl die kuchend en piepend tot rust kwam klonk er een gefluister vanuit de kofferruimte. ‘Waar zijn we?’

‘Hoofdbureau.’

‘Wat?’ Het gefluister veranderde in een kreet van paniek. ‘Nee! Jullie hebben het beloofd!’

‘Sssst! We blijven hier maar even. Steel is het gaan bespreken met het hoofd van de recherche.’

WAT?’

‘Iemand moet je verhaal toch te horen krijgen?’

Hij fluisterde weer. ‘Ze mag het aan niemand vertellen. Straks is híimage die politieman die ik heb gehoord.’

Logan draaide zich om en stak zijn middelvinger op naar de man in de kofferruimte. Ze hadden de achterbank weer omhoog gedaan, dus Rory kon het niet zien. Maar het was de gedachte die telde. ‘Commissaris Bain was echt niet degene die in jouw flat met een Russische crimineel heeft staan overleggen waar ze jou zullen begraven. Hij is…’ Logan zweeg toen hij zag hoe Steel bij de achteringang naar hem gebaarde. ‘Ik geloof dat het is gelukt.’ Hij maakte zijn gordel los. ‘Blijf waar je bent en maak geen geluid.’

‘Maar…’

‘Nee. En hou op met bewegen. Dat valt op.’

Logan stapte uit, sloot de wagen af en volgde inspecteur Steel naar binnen.

Vanuit het cellenblok klonk dronken gezang en iemand riep: ‘HOU JE BEK, SCHREEUWLELIJK!’

‘Goed,’ zei Steel, terwijl ze door de gang beende, ‘het heeft wat moeite gekost hem over te halen, maar Bain gaat ermee akkoord dat we Rory op een veilige plek onderbrengen: bij jou thuis.’

‘Wat? Nee! Waarom kan hij niet terecht in een safehouse?’

‘Hoe minder mensen weten dat we hem hebben, hoe beter. Hij gaat naar jouw huis.’

‘Vergeet het maar.’ Logan volgde haar door een klapdeur. ‘Ik heb een tweekamerflat. Waar moet ik hem laten? Jij hebt een kast van een huis, waarom kan hij daar niet logeren?’

‘Ja zeg, dat zal Susan leuk vinden! “Schat, ik ben thuis! Ik weet dat je graag een kind wilt, maar in plaats daarvan heb ik een pedofiel voor je meegenomen”. Ze zou binnen twee minuten zijn ballen eraf knijpen met een combinatietang!’

‘Dan vertel je het haar toch niet.’

‘Ik pieker er niet…’

‘Bij mij komt hij er niet in!

Steel hief haar handen ten hemel. ‘Goed dan! Hang jij maar weer het kleine kind uit, wat kan mij het ook schelen.’ Ze draaide zich om en gaf Logan een por. ‘Maar als hij zijn ballen verliest dan is het jóúw schuld.’ Ze beende weg. ‘Ga jij die laptop maar halen.’

Logan nam de trap en liep via de deur met het cijferslot naar de balie. Dikke Gary zat erachter. Hij kauwde misnoegd op een knäckebröd.

Logan leunde over de balie. ‘Doe maar voorzichtig, straks ben je zo mager als een riet…’ Hij zweeg. Trok zijn neus op. Vertrok zijn gezicht. Het stonk vreselijk in de receptie. ‘Wat is dat voor een gore…’

Dikke Gary wees naar de rij stoelen bij het raam. Vieze Bob, de beste vriend van agent Karim, hing in een van de stoelen. Hij plukte iets uit zijn baard, wat hij vervolgens opat.

‘Godallemachtig…’

‘Vertel me wat. Hij zit hier al sinds halftien.’

‘Waarom gooi je hem er dan niet uit?’

De dikke brigadier zuchtte. ‘Dat kan niet. Zijn maat Richard is gisteravond overleden. Hij moet hier wachten totdat de grote inspecteur Beattie eindelijk tijd heeft hem te verhoren.’ Dikke Gary schudde zijn hoofd; zijn met blauwe stoppels bedekte onderkinnen schudden mee. ‘Het is toch ongelofelijk? Inspecteur Baardaap Beattie. Zoveel mensen die ze promotie hadden kunnen geven. En dan kiezen ze hém.’

Dikke Gary nam opnieuw een hap van zijn knäckebröd en begon te kauwen. ‘Maar wat doe jij hier trouwens? Ik dacht dat je pas morgen weer beter was?’

‘Ik kom iets ophalen voor Steel.’

‘Je ziet er niet uit, als ik het zeggen mag.’

‘Ik eet tenminste geen oudbakken karton.’

De dikke brigadier nam een slok thee en trok een grimas. ‘Wie zou de kamille hebben uitgevonden?’ Hij zette de mok neer. ‘Wat heb je nodig?’

‘Een laptop met software om digitale compositietekeningen te maken.’

‘Oké, ogenblikje.’ Hij stond op, liep naar achteren en na wat gebrom en gekreun kwam hij terug met een versleten laptoptas. Hij legde hem neer en schoof hem door de ruimte tussen het glas en de balie naar Logan. ‘Eén laptop.’ Daarna volgde een klembord. ‘Dáár tekenen. En geen geintjes. Ik heb genoeg van al die lolbroeken die tekenen met “Mickey Mouse” of “Adolf Hitler”…’

‘Waarom heb je zo’n slechte bui?’

‘Dit is mijn werk toch niet? Hoe sneller ze klaar zijn met die reorganisatie, hoe beter, als je het mij vraagt.’ Hij trok het klembord terug en controleerde Logans handtekening. ‘Goed. Je kunt hem meenemen. Maar voordat je gaat…’ Hij haalde een blokje geeltjes tevoorschijn. ‘Je boodschappen.’

‘Ik ben officieel nog ziek. Die haal ik morgen wel op, en…’

‘Nee, geen sprake van. Die dingen liggen hier nu al dagen in de weg.’

Logan raapte het stapeltje gele velletjes op. ‘Toen je nog chocola at was je een stuk gezelliger.’

Zittend op de motorkap van zijn gammele auto en met een sigaret in zijn mond las Logan zijn boodschappen terwijl hij op Steel wachtte. Een voor een plakte hij de geeltjes op de roestige bruine lak, waardoor langzamerhand iets ontstond wat op een dambord leek. Twee boodschappen van pastoor Burnett, om Logan eraan te herinneren dat hij altijd in de Sint Pieter welkom was als hij ergens over wilde praten. Drie boodschappen van Hilary Brander met het verzoek om terug te bellen. Eén van inspecteur Baardaap Beattie, die zich na zijn promotie verheugde op de toekomstige samenwerking – de slijmbal. Drie van Rennie, die zich erover beklaagde dat voornoemde slijmbal hem behandelde als zijn persoonlijke slaafje. Een van Tracey en haar zusje Kylie om hem te vertellen hoe geweldig het was in Lossiemouth en, nou ja, bedankt, weetjewel?

En vier van dr. Dave Goulding.

Logan las die het laatst. De rook van zijn sigaret kringelde langs zijn ogen. De inhoud van de vier boodschappen was vrijwel hetzelfde: pogingen om een afspraak te maken om een fictieve zaak te komen bespreken. ‘HERINNER JE JE DIE VERKRACHTINGSZAKEN NOG WAAR WE HET LAATST OVER HADDEN? IK GELOOF ECHT DAT IK JE DAARMEE KAN HELPEN.’ Ze eindigden allemaal met de woorden ‘IK KAN JE HELPEN’, gevolgd door het telefoonnummer van de psycholoog. Subtiel.

Logan haalde zijn telefoon tevoorschijn en toetste het nummer in.

Een levendige stem met een Liverpools accent: ‘Hallo, Dave Goulding hier.’

‘Wat mankeert jou?’

Er viel een korte stilte. ‘Met wie spreek ik?’

‘Ben je soms uit op een contactverbod?’

‘Luister, ik weet niet wie je bent, maar ik ben er zeker van dat ik je kan helpen. Waarom maken we niet een…’

‘Nee, dat kun je niet. Je kunt me niet helpen, verdomme!’

Stilte. ‘Maar dan moet je me wél vertellen wie je bent. Anders kan ik niet…’

‘Laat – me – verdomme – met – rust.’ Logan hing op.

Hij haalde zijn sigaret uit zijn mond; zijn vingers trilden zo erg dat de as alle kanten op vloog. Misschien was het nu afge…

Zijn telefoon ging weer. Logan keek naar het nummer op het beeldschermpje en vloekte. Het was dr. Goulding die terugbelde.

Hij negeerde de telefoon.

Met trillende handen nam hij een trekje van zijn sigaret.

Toen nam hij op. Waarom ook niet? Hij had wel zin in een stevige ruzie.

De stem van de psycholoog had niets van zijn irritante opgewektheid verloren. ‘Logan, Dave Goulding.’ Hij sprak het uit alsof het één woord was: LoganDaveGoulding.

‘Als jij…’

‘Ik wilde het even met je hebben over Ricky Gilchrist.’

‘Jij…’ Logan zweeg. Dat was niet wat hij had verwacht. ‘Ricky Gilchrist?’

‘Ja. Ik dacht, laat ik Logan even bellen om hem bij te praten. We hebben elkaar tenslotte niet meer gesproken sinds je naar Polen bent vertrokken.’ Gemakshalve negeerde hij het feit dat ze elkaar dertig seconden geleden nog hadden gesproken. ‘Sinds zijn arrestatie heb ik met Gilchrist gewerkt, en we hebben behoorlijk wat bereikt. Wat een fascinerende persoonlijkheid.’

Logan trok de geeltjes van de motorkap en maakte er een stapeltje van terwijl hij de psycholoog aanhoorde.

‘Vanmorgen herinnerde hij zich ineens een verhaal dat zijn vader hem vroeger altijd vertelde over zijn overgrootmoeder die haar drie kinderen tijdens de Tweede Wereldoorlog in de steek had gelaten om ervandoor te gaan met een Poolse vliegenier. Gek, nietwaar, hoe lang zoiets kan doorwerken. Generaties van verbittering; een verbittering die zich uiteindelijk heeft samengebald in Ricky Gilchrist. Kun je je voorstellen hoe het is als je zoiets van jongs af aan met de paplepel krijgt ingegoten?’

‘En daarom heeft hij het gedaan?’

‘Nou, er komt nog veel meer bij kijken, maar het is een fantastisch begin, vind je ook niet?’

‘En omdat je Gilchrist hebt geholpen denk je mij ook te kunnen helpen? Is dat het?’ Logan masseerde zijn ogen met de palm van zijn vrije hand. ‘Je blijft maar boodschappen inspreken.’

‘We hebben natuurlijk nog een nieuw Oedipus-slachtoffer gehad, zodat het allemaal een stuk gecompliceerder is geworden. Gilchrist beweert nu dat hij dertien discipelen heeft en dat zij degenen zijn die zijn Heilige Werk voortzetten.’

Logan nam het laatste trekje van zijn sigaret en drukte de peuk uit op de motorkap. ‘Ik wil dat je me met rust laat. Ik heb jouw hulp niet nodig.’

‘Het is natuurlijk mogelijk dat er een medeplichtige in het spel is, maar dat betwijfel ik. Daar is Gilchrist het type niet voor. Hij is een fantast. Volgens mij wil hij alleen maar de eer opeisen.’

‘Heb je me gehoord?’

Goulding zweeg even. ‘Het heet posttraumatisch stress-syndroom. Laat me eens raden. Heb je problemen met de nachtrust? Heb je nachtmerries? Ben je vaker bezorgd over dingen dan normaal? Ben je snel geïrriteerd, heb je moeite om je te concentreren en voel je je vaak een beetje verdoofd? Dat is allemaal heel begrijpelijk. En ik weet wel dat je dit nu niet wilt horen, maar zo hoef je je niet te voelen. Het helpt om erover te praten.’

‘Er valt niets te praten. Ik voel me prima.’

‘We hoeven nu nog niets af te spreken, denk er maar even over na. Ik heb morgen tijd. Nou ja, ik moet het daderprofiel bijstellen, maar ik zou graag willen dat je me daarbij helpt.’

Logan verbrak de verbinding.