44

Woensdagochtend halfacht. Logan lag op zijn rug en staarde naar het plafond van zijn hotelkamer. Wat een fantástisch idee was deze reis. Hij zette het alarm van zijn telefoon uit en plofte weer achterover op de kussens. Die vrouw was een nachtmerrie. Het was een verschrikkelijke avond geworden. Het leek alsof hij de hele avond in zijn eentje in een vreemde kroeg in een vreemd land had doorgebracht. Nog een stuk minder aangenaam zelfs, want hij had de sterke indruk dat hoofdagente Jaroszewicz en Löwenthals broer hem hadden uitgelachen. Niet eens achter zijn rug, maar recht in zijn gezicht.

‘Ik ben een professional,’ sprak hij tegen de lamp op zijn nachtkastje. ‘Ik beloof dat ik me daar niet door van de wijs laat brengen.’

Geen sprake van!

Hij sleepte zich naar de douche, liep de trap af naar de ontbijtzaal en was teleurgesteld toen hij zag dat Jaroszewicz daar al achter een kom muesli zat. Even overwoog hij haar te negeren en aan een ander tafeltje te gaan zitten, maar hij herinnerde zich wat hij het meubilair in zijn hotelkamer had beloofd.

De roereieren waren vandaag ongetwijfeld net zo alternatief als gisteren, maar hij bestelde ze toch maar weer.

Jaroszewicz keek een tijdje zwijgend toe terwijl hij zat te eten. ‘Misschien was ik gisteren niet zo aardig voor je.’

‘Je meent het.’

‘Je kunt er niets aan doen dat je de taal niet spreekt.’ Ze haalde haar schouders op. ‘Maar je kunt de stukken niet lezen en je kunt de getuigen niet ondervragen. Dus…’ Ze haalde een stapel toeristische folders uit haar tas. ‘Ga maar iets leuks doen. Ga Krakau bekijken. Löwenthals broer heeft me een paar adressen gegeven om na te trekken. Ik bel je wel als ik iets heb.’

Logan voelde zich te ontdaan om haar tegen te spreken. Die lamp op zijn nachtkastje kon de pot op.

Verticale gouden zonnestralen schenen tussen de wolken door. Logan zat op een bankje in het park en baalde: wie dacht ze wel dat ze was om hem als een kleine jongen weg te sturen om de toeristische attracties te gaan bekijken? Brigadiers moeten worden gezien en niet gehoord?

Hij brak opnieuw een stuk van het brood dat hij van een gebruinde oude vrouw op de hoek van de straat had gekocht en gooide het naar een groepje dom uitziende duiven. Hij deed zijn best om ze te raken maar miste ze allemaal. Stomme Jaroszewicz.

Er kwam een groepje nonnen voorbij, gekleed in het traditionele zwartwitte pinguinpak dat je in Schotland zelden meer zag. Nee, in Aberdeen droegen ze grijze mantelpakjes en wandelschoenen met platte zolen.

Hoe noemde je een verzameling nonnen? Een kudde? Een schare?

Logan keek toe hoe ze een jongeman bestraffend toespraken nadat die zijn McDonald’s-verpakking op het pad had gegooid. Hij bood dertig volle seconden weerstand voordat hij het papier opraapte en ermee naar de dichtstbijzijnde afvalbak afdroop.

Nonnenterreur.

Logan deed opnieuw een poging om een duif een hersenschudding te bezorgen met een stuk brood.

Als hij in een betere bui was geweest had hij misschien wel van het park kunnen genieten. Het lag langs de kilometerslange met bomen omzoomde weg die rondom het oude centrum liep. Het was aangenaam toeven, een beetje duiven mishandelen in de schaduw van de bladeren, die schitterden in de zon.

Het volgende stuk brood dat hij gooide ketste tegen de kop van een van de duiven en Logan kende zichzelf twintig punten toe. Wat een tijdverspilling was dit. Hij was een hogergeplaatste politieman. Er moest toch íéts zijn wat hij kon…

Zijn mobiele telefoon ging. Waarschijnlijk Jaroszewicz om te controleren of hij braaf de toerist uithing. Maar ze was het niet, het was Finnie: ‘Waar was je nou? Ik probeer je al een uur te bellen.’

‘Duimendraaien. Jaroszewicz laat me niet eens…’

‘Ik heb gebeld met de politie in Krakau en zij hebben geen informatie over Gorz-kie-wicz?’ Hij sprak de naam nadrukkelijk uit. ‘Te lang geleden. Ze vermoeden dat hij ergens onder de groene zoden ligt. Maar ze weten alles over Löwenthal.’

Logan klemde de telefoon tussen zijn schouder en zijn oor en haalde zijn pen en notitieboekje tevoorschijn. ‘Ik luister.’

‘Die hebben ze acht maanden geleden uit de rivier opgevist. Naar het schijnt heeft hij iemand belazerd met een partij granaatwerpers die bestemd was voor Frankrijk. Ze hebben hem met zijn eigen blindenstok doodgeslagen.’

‘O.’ Dus Logan had zich gisteravond helemaal voor niets laten vernederen. ‘Dan zijn we door onze slachtoffers heen. Ze zijn allemaal dood of verdwenen.’

‘Nou, dat is dan mooi. We geven een kapitaal uit om jou naar Polen te sturen en wat levert het op? Niets. Maak maar af waar je mee bezig bent en neem de eerste vlucht terug naar Aberdeen. Laten we maar net doen alsof deze ramp nooit heeft plaatsgehad.’

‘Ik hoef helemaal niets af te maken, ik…’

Maar Finnie had al opgehangen.

Logan klapte zijn telefoon dicht, bekeek het toestel even boos en stak het toen in zijn zak. Fantastisch. Hoe zou dit eruitzien als ze straks moesten besluiten wie de nieuwe inspecteur zou worden? Ik weet het: laten we die baan aan Logan geven, die zojuist een paar duizend pond heeft verspild met een zinloos reisje naar Polen.

Gibowski zat in Amerika. Wisniewski was dood. Bielatowicz was al jaren vermist. Löwenthal… dood. En Gorzkiewicz? Wie het wist mocht het zeggen.

Verdomme.

Logan trok de overgebleven homp brood uit elkaar in twee stukken en gooide die naar de duiven. Hij voelde zich nietig en kwaadaardig. En schuldig. Hij stond op, verontschuldigde zich bij de duiven en slenterde terug naar het oude stadscentrum. In elk geval was hij binnenkort verlost van het gezelschap van hoofdagente Jaroszewicz. Hij zou afscheid van haar nemen, zijn koffer pakken en op de eerstvolgende trein naar Warschau stappen. Wat hem betrof kon ze hier blijven en doormodderen. Hij ging naar huis.

Op het marktplein rook hij de geur van op houtskool gegrild voedsel, afkomstig van de vele kraampjes. Hij liep erheen en kocht een klein papieren bordje met gegrilde rookkaas met een toefje kersenjam.

Toen Logan was uitgegeten maakte hij een prop van het bordje en gooide het – beducht voor een schrobbering door patrouillerende nonnetjes – in een vuilnisbak. Hij bleef als aan de grond genageld staan. Tussen het vuilnis lag een poster die betrekking had op een of ander concert. Hij kon het nauwelijks lezen maar de naam van de band was geschreven in dezelfde, dicht opeenstaande rode blokletters die Solidariteit ooit had gebruikt. Ze hadden zelfs het vlaggetje op de ‘N’ in SOLIDARNOŚĆ overgenomen.

Gorzkiewicz – in zijn dossier stond dat hij actief was geweest in Soli dariteit, toen Polen nog communistisch was.

Logan keek naar het plein en richtte zijn blik toen weer omlaag. Er verscheen een glimlach op zijn gezicht. Misschien was de reis toch niet helemaal voor niets geweest.