50
Heb ik vorige week nu een verandering bij Tasha gezien, of verbeeld ik me dat? vroeg Barbara Colbert zich af terwijl ze tijdens de rit naar Greenwich in de duisternis staarde. Nerveus opende en sloot ze haar handen.
Het telefoontje van dokter Black kwam toen ze zich aan het klaarmaken was voor de Metropolitan, waarvoor ze een abonnement had op de dinsdagavonduitvoeringen van opera's.
'Mevrouw Colbert,' had de dokter gezegd, 'ik ben bang dat er enige verandering in Tasha's toestand is opgetreden. We denken dat haar lichaam het gaat opgeven.' Laat me alsjeblieft op tijd zijn, bad Barbara. Ik wil bij haar zijn als ze sterft. Ze hebben altijd gezegd dat ze waarschijnlijk niets hoort of begrijpt van wat we tegen haar zeggen, maar daar ben ik nooit zo zeker van geweest. Als het zover is, wil ik dat ze weet dat ik er ben. Ik wil mijn armen om haar heen hebben als ze haar laatste adem uitblaast. Ze leunde achterover en snakte naar adem. De gedachte haar kind te verliezen was als een dolk in haar hart. Tasha... Tasha..., dacht ze. Hoe heeft dit ooit kunnen gebeuren? Toen Barbara binnenkwam vond ze Peter Black aan het bed van Tasha. Hij had een soort ingestudeerde uitdrukking van wanhoop op zijn gezicht. 'We kunnen niet meer doen dan afwachten,' zei hij bekommerd.
Barbara negeerde hem. Een van de verpleegsters schoof een stoel dicht bij het bed zodat ze haar arm om Tasha's schouder kon houden terwijl ze zat. Ze keek naar het mooie gezicht van haar dochter, zo kalm, alsof ze gewoon sliep en elk moment haar ogen zou kunnen openen en hallo zou zeggen.
Barbara bleef de hele lange nacht bij haar dochter, zich niet bewust van de verpleegsters op de achtergrond of van Peter Black als hij de oplossing bijstelde die in Tasha's aderen drupte.
Om zes uur raakte Black haar arm aan. 'Mevrouw Colbert, zo te zien is Tasha's toestand stabiel, tot op zekere hoogte dan. Waarom gaat u niet even een kop koffie drinken? Dan kunnen de verpleegsters haar in die tijd verzorgen. Daarna kunt u weer terugkomen.'
Ze keek op. 'Ja, en ik moet met mijn chauffeur praten. Weet u zeker...'
Hij wist wat ze bedoelde, en hij knikte. 'Niemand kan er zeker van zijn, maar ik denk niet dat Tasha ons al gaat verlaten, althans niet zo snel.'
Mevrouw Colbert ging naar de receptieruimte. Zoals ze verwacht had, zat Dan in een van de leunstoelen te slapen. Een hand op zijn schouder was genoeg om hem klaarwakker te maken.
Dan was al bij de familie voor Tasha geboren werd en door de jaren heen waren ze elkaar na komen te staan. Barbara beantwoordde zijn niet gestelde vraag: 'Nog niet. Ze zeggen dat ze nu stabiel is. Maar het kan elk ogenblik gebeuren.' Ze hadden dit moment besproken. 'Ik zal de jongens bellen, mevrouw Colbert.'
Ze zijn vijftig en achtenveertig, en hij noemt ze nog steeds jongens, dacht Barbara. Het besef dat Dan met haar treurde gaf haar een vage troost. 'Vraag een van hen langs het appartement te rijden en een tas voor me op te halen. Bel Netty dat ze hem moet pakken.'
Ze dwong zichzelf de kleine koffieshop binnen te gaan. De slapeloze nacht had zijn tol nog niet van haar geëist, maar ze wist dat dat nog zou komen.
De serveerster in de koffieshop was kennelijk op de hoogte van Tasha's toestand. 'We bidden,' zei ze en zuchtte toen. 'Het is een trieste week geweest. Weet u, meneer Magin is zaterdagochtend vroeg gestorven.' 'Nee, dat wist ik niet. Dat spijt me.'
'Niet dat het onverwacht kwam, maar we hoopten allemaal dat hij zijn tachtigste verjaardag nog zou halen. Maar weet u wat toch fijn was? Vlak voor hij stierf gingen zijn ogen open, en mevrouw Magin zweert dat hij haar recht aankeek.'
Kon Tasha nog maar afscheid van me nemen, dacht Barbara. We waren een gelukkige familie, maar nooit een bijzonder demonstratieve. Dat betreur ik nu. Er zijn zoveel ouders die elk gesprek met hun kinderen afsluiten met 'ik hou van je'. Ik vond dat altijd overdreven, zelfs nogal dwaas. Nu wou ik dat ik dat elke keer als Tasha bij mij vandaan ging, had gezegd.
Toen Barbara terugging naar de suite, leek Tasha's toestand onveranderd. Dokter Black stond bij het raam van de zitkamer, met zijn rug naar haar toe. Hij stond te bellen met zijn mobiele telefoon. Voor Barbara kon aangeven dat ze terug was, hoorde ze hem zeggen: 'Ik ben het er niet mee eens, maar als u erop staat, heb ik niet veel keus, hè?' Zijn stem klonk gespannen van woede - of was het angst? Ik vraag me af wie hem bevelen geeft, dacht ze.