9
'Waarom bel je Molly niet even?'
Jenna Whitehall keek haar man over de tafel heen aan. Ze was gekleed in een zwartzijden broek en een gemakkelijke, ruimvallende zijden bloes en zag er buitengewoon aantrekkelijk uit, een indruk die nog versterkt werd door haar zwarte haar en haar lichtbruine ogen. Ze was om zes uur thuisgekomen en had het antwoordapparaat afgeluisterd. Er was geen bericht van Molly.
Ze probeerde niet geïrriteerd te klinken toen ze op kalme toon zei: 'Cal, je weet dat ik een boodschap heb ingesproken op Molly's antwoordapparaat. Als ze gezelschap had gewild, had ze wel teruggebeld. Ze wil kennelijk alleen zijn vanavond.'
'Ik begrijp nog steeds niet waarom ze terug wilde naar dat huis,' zei hij. 'Ik bedoel, hoe kan ze die werkkamer binnengaan zonder zich die avond te herinneren, zonder te denken aan het moment dat ze dat beeld oppakte en het hoofd van die arme Gary verbrijzelde? Daar zou ik de kriebels van krijgen.'
'Cal, ik heb je al eerder gevraagd, praat er alsjeblieft niet meer over. Molly is mijn beste vriendin en ik ben dol op haar. Ze kan zich niets herinneren over Gary's dood.' 'Dat zegt zij.'
'En ik geloof haar. Nu ze weer thuis is, ben ik van plan om bij haar te zijn als ze dat wil. En als ze me niet wil zien, zal ik haar de ruimte geven. Oké?'
'Je bent heel aantrekkelijk als je boos bent en het niet wilt laten merken, Jen. Foeter maar, dat lucht op.' Calvin Whitehall duwde zijn stoel achteruit van de eettafel en liep op zijn vrouw toe. Hij was een ontzagwekkende man van midden veertig met brede schouders, een brede borstkas, krachtige gelaatstrekken, en dunner wordend rossig haar. Dikke wenkbrauwen boven ijsblauwe ogen verhoogden het aura van autoriteit dat hij zelfs in zijn huis uitstraalde.
Niets aan Cals houding of verschijning wees op zijn nederige afkomst. Hij had de houten tweegezinswoning in Elmira, New York, waarin hij was opgegroeid, ver achter zich gelaten.
Een beurs voor Yale en het vermogen om de manieren en de houding te imiteren van zijn schoolmakkers die van voornamere komaf waren, hadden geleid tot zijn spectaculaire carrière in de zakenwereld. Hij grapte weleens bij zichzelf dat het enige nuttige dat hij van zijn ouders had meegekregen, een naam was die tenminste chic klónk. Nu woonde Cal in een prachtig gemeubileerd herenhuis met twaalf kamers in Greenwich, en leefde het leven waarvan hij jaren geleden had gedroomd in het piepkleine Spartaanse kamertje waarin hij zich terugtrok van zijn ouders, die hun avonden doorbrachten met goedkope wijn en ruzie. Als de ruzies te luidruchtig of te gewelddadig werden, belden de buren de politie. Cal was het geluid van politiesirenes gaan vrezen, evenals de minachting in de ogen van de buren, het gegniffel van zijn klasgenoten, het geklets in de buurt over zijn waardeloze ouders.
Hij was heel slim, in ieder geval slim genoeg om te weten dat scholing de enige manier voor hem was om eruit te komen. Bovendien beseften de leraren op school al gauw dat hij gezegend was met een intelligentie die aan het geniale grensde. In zijn slaapkamertje met de doorgezakte vloer, de afbladderende muren en het ene zwakke plafondlampje, studeerde en las hij met gretigheid en concentreerde hij zich vooral op alles wat hij leren kon over de mogelijkheden en de toekomst van de computer.
Toen hij op zijn vierentwintigste zijn bul voor bedrijfskunde had gehaald, ging hij bij een kwakkelend computerbedrijf werken. Op zijn dertigste, kort nadat hij naar Greenwich was verhuisd, ontfutselde hij het bedrijf aan zijn overdonderde eigenaar. Het was zijn eerste kans op een kat en muisspelletje, om te spelen met zijn prooi terwijl hij de hele tijd wist dat het een spel was dat hij zou winnen. De voldoening over dit succes suste de in hem nog steeds aanwezige woede over het gedrag van zijn vader met het gevolg dat hij een uiteenlopende reeks werkgevers de hielen had moeten likken. Een paar jaar later had hij het bedrijf voor een gigantisch bedrag verkocht, en nu hield hij zich bezig met zijn talloze handelsondernemingen.
Uit zijn huwelijk waren geen kinderen geboren, en hij was blij dat Jenna in plaats van constant bezig te zijn met dat gemis, zoals Molly Lasch had gedaan, haar energie in haar advocatenpraktijk in Manhattan had gestopt. Ook zij had deel uitgemaakt van zijn plannen. De verhuizing naar Greenwich. De keuze van Jenna, een verbluffend aantrekkelijke, intelligente jonge vrouw uit een goede familie met beperkte middelen. Hij wist heel goed dat het leven dat hij haar kon bieden een grote aantrekkingskracht op Jenna uitoefende. Ze hield van macht, net als hij.
Hij genoot er ook van met haar te spelen. Nu glimlachte hij welwillend naar haar en streek met zijn hand over haar haar. 'Het spijt me,' zei hij berouwvol. 'Ik dacht alleen dat Molly een bezoekje van jou wel fijn zou vinden, ook al heeft ze niet gebeld. Het is een hele verandering om terug te komen in dat lege huis, en het moet verdomd eenzaam zijn voor haar. Ze had genoeg gezelschap in de gevangenis, ook al was het gezelschap waar ze geen prijs op stelde.' Jenna haalde de hand van haar man van haar hoofd. 'Laat dat. Je weet dat ik er een hekel aan heb als je mijn haar in de war maakt.' Abrupt kondigde ze aan: 'Ik moet nog even een akte van beschuldiging nakijken voor een bespreking morgen.'
'Altijd voorbereid zijn. Dat maakt je een goede advocaat. Je hebt niet naar onze besprekingen van vandaag gevraagd.' Cal was voorzitter van het bestuur van Lasch Hospital en van de Remington ogz. Met een tevreden glimlach voegde hij eraan toe: 'Het is nog steeds een beetje penibel. De Amerikaanse Nationale Verzekeringsmaatschappij wil die ogz's net zo hard als wij, maar wij zullen ze krijgen. En als dat gebeurt, zijn we de grootste ogz in het Oosten.' Jenna keek haar man met wrokkige verwondering aan. 'Jij krijgt altijd wat je hebben wilt, hè?' Hij knikte. 'Ik heb jou gekregen, waar of niet?' Jenna drukte op het knopje onder de tafel om het dienstmeisje te laten weten dat ze kon afruimen. 'Ja,' zei ze zacht, 'dat is zo, denk ik.'