49
Ze was halfwakker. Tussen haar wimpers door zag ze op de display van de wekkerradio hoe er weer een felrode minuut versprong. Het was negen minuten voor twee. Over ongeveer vier uur kwam de zon weer op.
Dit was de tweede nacht die ze als een zombie doorbracht. Morgen zou er nog zo’n wake volgen. Als die eenmaal achter de rug was, kon ze David terugbrengen naar Ana. Dan zat haar taak erop. Over die nieuwe situatie wilde ze nu niet nadenken. Dat was aan Ana. Op dit moment had ze haar handen vol aan zichzelf. Ze was doodop en wilde het liefst slapen. Maar dat kon dus niet.
Het huis was gehorig. De muren konden de kakofonie van nieuwe en oude geluiden niet buiten haar slaapkamer houden. Ze hadden haar talloze keren op het verkeerde been gezet. Een korte bonk vanuit de tuin leek op een voetstap, maar bleek het geluid van een rijpe citroen die op de grond viel. Een windvlaag door het geopende raam in de woonkamer leek een insluiper aan te kondigen, maar verdween even snel als hij was gekomen.
Weer deed een ongewoon geluid haar opschrikken. Het leek het piepende scharnier van het raam in de woonkamer, dat ze met een haakje een stukje had opengezet. Een windvlaag? Op wat vertrouwde achtergrondgeluiden na bleef het stil. Heleens spieren spanden zich. Het zou iemand kunnen zijn. Doe alsof je slaapt. Ze ademde diep, maar zo rustig mogelijk door haar neus in en langzaam door haar mond uit. Scherpe concentratie, ontspannen lijf. Speel je rol zo natuurlijk mogelijk!
De slaapkamerdeur ging traag open. Uit haar ooghoeken zag ze hoe een schaduw naderde. Stap voor stap kwam de onbekende dichterbij. Haar hart ging tekeer, haar oren suisden. De schaduw van een arm gleed voorbij. Plotseling was de kamer verlicht. Instinctief kneep Heleen haar ogen dicht.
‘Opstaan, kreng. Als je schreeuwt, schiet ik je dood.’
Heleen knipperde heftig en keek verschrikt op. Ze keek recht in de loop van een pistool.
‘Opstaan en aankleden,’ siste Romina. ‘Tempo!’
Trillend op haar benen liep ze naar haar kledingkast. De pyjamabroek verwisselde ze voor een spijkerbroek. Ze hield haar hesje aan en schoot in een blouse. Hierna stapte ze in een paar teenslippers en keek Romina vragend aan.
‘We gaan David halen.’
Met het pistool op haar gericht, liep Heleen naar de kinderkamer. De deur stond op een kier. Naast Davids bedje brandde een zwak lichtje. Zoals veel kinderen vond hij het eng om in het donker te slapen.
‘Haal hem voorzichtig uit bed,’ fluisterde Romina. ‘En denk erom dat je hem niet wakker maakt,’ voegde ze er dreigend aan toe.
David lag op zijn rug. Zijn handen omarmden knuffelbeer Oso. Heleen boog zich voorover en nam de jongen in haar armen. Oso drukte nu tegen haar borst.
‘Naar de tuin.’ Ze deed wat haar werd opgedragen. Tot haar verwondering en opluchting sliep David gewoon door. Terwijl ze de afstand naar de patio overbrugden, probeerde ze contact tussen David en haar bovenlichaam te vermijden, waardoor hij zo weinig mogelijk merkte van de wandeling.
Romina opende de deur naar de patio en beval Heleen met een ongeduldige knik naar buiten te komen. Eenmaal buiten dirigeerde ze Heleen over de patio en door de boomgaard. Omdat Romina achter haar liep, had ze geen enkele kans om te vluchten. Zeker niet als ze daarbij David in gevaar zou brengen. De ruimte tussen haar en Romina werd nooit groter dan twee meter. Ze voelde de priemende blik van de Spaanse in haar rug.
Een wolk die voor de maan schoof belemmerde het uitzicht op het hek achter de boomgaard. Op die plek moest Romina de tuin zijn binnengekomen.
Het gebrek aan maanlicht was voor Heleen geen belemmering. Ze kende elk hoekje en gaatje van de boomgaard uit haar hoofd. Op gevoel liep ze naar het hek. Onderweg brak er tot tweemaal toe met een macaber geluid een twijg onder haar slipper. Toen ze het hek bereikten, kwam de maan weer tevoorschijn. Het schijnsel weerkaatste op een geparkeerde auto. Romina was allesbehalve dom, dacht Heleen. Tussen haar boomgaard en die van de overbuurman liep een onverharde weg die soms door tractoren werd gebruikt. Via een bospad was het mogelijk weer op de verharde weg te komen. Romina had haar huiswerk gedaan. Een beangstigende gedachte.
‘Leg David op de achterbank en ga zelf achter het stuur zitten.’
Romina opende het achterportier. Ze nam plaats op de achterbank en gaf Heleen de contactsleutel.
‘Rijden. Als we weer in de bewoonde wereld zijn hoor je wel waarheen.’
De auto was een oude Opel. Het schakelen ging lastig. Omdat stuurbekrachtiging ontbrak, moest Heleen hard werken om kuilen en andere obstakels te ontwijken. Zo voorzichtig mogelijk probeerde ze de tweebaansweg te bereiken.
Toen ze het asfalt opreed, keek Romina omzichtig in de rondte. Ze waren de enige weggebruikers. Een triomfantelijke grijns gleed over het gezicht van de Spaanse.
‘Het lijkt er verdacht veel op dat jouw politievriendjes je vannacht in de steek laten, trut.’