8
De lucht boven Barcelona was grijs. Boven zee was hij nog donkerder, waardoor het uitzicht naargeestig was. Paste bij haar stemming, dacht Heleen schamper. Het uitzicht kon haar gestolen worden. Er was eigenlijk maar weinig wat haar nu nog interesseerde.
Vanuit haar hotelkamer op de vierde verdieping staarde ze over de enorme plas water. De haven met daarachter krachtige golven en witte koppen vormde al uren het beeld op haar netvlies. Chaos heerste in haar hoofd.
De afgelopen uren waren de meest hectische en angstige uit haar leven geweest. Ze was overvallen en beroofd. Haar man, haar leven. Weg. Naast haar persoonlijke bezittingen, was haar waardigheid het enige wat ze nog bezat. Hoewel ze daarover ook begon te twijfelen.
Hoe langer de zoektocht op het schip duurde en resultaat uitbleef, des te meer hadden haar zenuwen de overhand gekregen. Ze was over haar hele lichaam oncontroleerbaar gaan trillen. Toen de kapitein haar vertelde dat ze Frank niet hadden gevonden, ging het licht uit. Ze was in een hysterische huilbui uitgebarsten.
De crew had haar uitstekend opgevangen. Continu was er iemand in haar buurt. Ze brachten eten en drinken en spraken haar voortdurend moed in. Men zou Frank heus wel vinden.
De kapitein kwam poolshoogte nemen en vertelde haar dat er een reddingsoperatie op zee was gestart. De Spaanse marine was met groot materieel uitgerukt. Met helikopters en snelle boten kamden ze het gebied uit waar Frank zich kon bevinden. De mededeling bezorgde haar kippenvel en ze kreeg moeite met ademen. De steward moest zijn uiterste best doen om haar weer enigszins te kalmeren.
Terwijl de avondzon traag in de zee zakte, volgde nog meer slecht nieuws. De Columbus kende een strak schema. De trossen zouden om 23.00 uur losgaan. De volgende stop was Zuid-Frankrijk. Hoezeer de kapitein het ook betreurde, van dit schema mocht hij niet afwijken. Er restten haar twee keuzes: aan boord blijven of een hotelkamer in Barcelona zoeken. Een afgevaardigde van het consulaat-generaal kon dit laatste met één telefoontje regelen. Ze bleef in Barcelona.
Tijdens de langste nacht van haar leven had ze constant in de verte gestaard. Naar dansende minuscule lichtjes in de lucht en op zee. Zoeklichtjes, die zochten naar Frank. Tenminste, dat maakte zij ervan. Op zo’n grote afstand was het nauwelijks met het blote oog waarneembaar. Wat was er in godsnaam gebeurd? Waarom moest hij zo nodig een luchtje scheppen? Wat wilde hij haar vertellen? De vragen bleven maar komen, de antwoorden bleven uit.
De beltoon van haar mobiele telefoon onderbrak haar gedachten.
‘Hallo?’
‘Dag mevrouw Van Rijnsburg, u spreekt met Edwin Merksem van het Nederlandse consulaat.’
Heleen voelde hoe de adrenaline de vermoeidheid uit haar lichaam verdreef.
‘Is er nieuws?’ Haar tong struikelde bijna over de woorden.
‘Er is nieuws,’ sprak de man op een ingehouden toon. ‘De zoekoperatie is zojuist beëindigd. Uw man is niet gevonden.’
Ze hoorde hoe hij zijn adem inhield om naar de juiste formulering te zoeken.
‘Het spijt me u dit te moeten mededelen, mevrouw Van Rijnsburg.’ Hij haperde even. ‘Uw man is nu officieel vermist.’