14
De piloot zette het toestel rustig neer. Heleen voelde twee zachte tikken toen de wielen de grond raakten, waarna het vliegtuig drastisch vaart minderde. Ze ontspande. Vliegen was nooit haar hobby geweest en zou het ook nooit worden. Ze voelde zich opgesloten en machteloos. Als er in de lucht iets gebeurde, was je kansloos. Alle statistieken in de wereld die aantoonden dat de luchtvaart de meest veilige transportsector was, konden haar niet van het idee afbrengen dat je in het geval van een defect met de auto een betere kans had het er levend vanaf te brengen.
Het vliegtuig taxiede naar de terminal. Door het raampje rechts van haar zag ze de Middellandse Zee. Het water was donker, bijna bruin. Roestige schuimkoppen verzwolgen elkaar. Wolken joegen langs, de één nog grauwer en dikker dan de ander. Enkel in omvang leek het op de plas waarop ze verleden jaar hadden gevaren. Toen was die nog azuurblauw geweest.
Nice lag nu recht voor haar, wist ze nog van de vorige keer. Op het moment dat de piloot een scherpe draai inzette, kreeg ze even zicht op de stad. Het eerste wat ze zag waren de hoge palmen die aan beide zijden van de boulevard groeiden. In een flits vroeg ze zich af of deze bomen tijdens de winter hun natuurlijke kleur groen hadden behouden. Tot haar genoegen bleek dat de palmbomen nog niets van hun zonnige uiterlijk hadden verloren. Ze waren eigenlijk het enige vrolijke in de omgeving. Onder een donker wolkendek waaruit het miezerde, lag de stad er triest bij. De herinnering aan die verschrikkelijke nacht die ze in Barcelona had doorgebracht na die heerlijke dagen in Nice, kwam meteen naar boven.
Ze voegde zich in de rij van passagiers die het toestel verlieten. Op een handtas na had ze geen bagage, dus ze kon meteen naar de uitgang van de terminal lopen. Eenmaal buiten, stapte ze in de voorste taxi en las van een papiertje het huisadres waar ze naartoe wilde. De chauffeur herhaalde haar woorden, knikte en reed weg.
Toen ze de boulevard opdraaiden, veranderde de druilerige regen in een heuse stortbui. Enorme druppels kletterden op het dak. De ruitenwissers van de taxi gingen op hoge snelheid heen en weer. Het gezoem van de blower op de hoogste stand, overstemde het geroffel op het dak. Doordat de zijruiten langzaam maar zeker besloegen, kon ze steeds minder zien.
De chauffeur sloeg links af. Hoewel ze de straatnaam nauwelijks kon lezen, vermoedde ze dat de wazige letters de woorden Avenue de Fabron vormden. Nadat ze gestopt waren voor een verkeerslicht, schoot de chauffeur naar links, reed vijftig meter door, en nam een scherpe bocht naar rechts. Hij stopte abrupt, murmelde het adres en knikte vaag naar een straat links van hem, waarvoor een inrijdverbod vanuit deze richting gold.
Heleen betaalde het bedrag dat op de meter stond en gaf twee euro fooi. De man groette haar verveeld en reed weg. Met haar kraag hoog opgetrokken rende ze naar het dichtstbijzijnde flatportiek om te schuilen voor de regen die met bakken uit de hemel viel. Het was niet in haar opgekomen om een paraplu mee te nemen. Tot aan het moment van landen, had Nice in haar belevingswereld alle kenmerken van een subtropisch paradijs gehad. Zonder de zon en palmbomen kon dit gedeelte van Zuid-Frankrijk moeiteloos doorgaan voor een middelgrote stad in Nederland in het vroege voorjaar.
Ze rilde. Het was hooguit tien graden. Een rok die net over haar knie viel, een bijpassende blouse, zwarte schoenen met een klein hakje en een kort jasje hadden vooraf de juiste keuze geleken. Stom dat ze niet naar het weerbericht had gekeken.
Voor haar lag de straat waar Vincent Gautier woonde. Het maakte deel uit van een buurt die uit de vijftiger jaren stamde, schatte ze zo in. Aan weerszijden van de eenrichtingsweg stonden appartementenblokken. Zes woningen op de begane grond en drie hoog. Zelfs in dit hondenweer maakten de appartementen een verzorgde indruk. Het geheel kwam over als een keurige, doorsnee buurt waar de oudere laag van de bevolking een vast stekje had.
Het contrast met de entree van de flat waarin ze nu stond was opvallend. De hele entourage hier deed armoedig aan. Het verschil in onderhoud met de straat waar Gautier woonde was opvallend.
Heleen stapte uit de portiek om een beter zicht op het verderop gelegen appartement van Gautier te krijgen. De striemende regen dreef haar meteen weer terug in de sjofele schuilplaats. Uit de naamplaatjes achter de nummers kon ze concluderen dat dit gebouw acht verdiepingen had. Franse en Arabische namen. Achter de gesloten deur zag ze een gedrongen man met een Arabisch uiterlijk uit de lift stappen. Hij opende de deur en trok deze meteen achter zich dicht. Hij keek haar even met een lege blik aan en liep naar buiten.
Ze keek de man na. Met zijn afzakkende schouders en zijn blik op de grond gericht werd hij min of meer één met de directe omgeving, dacht Heleen. Zijn lichaamstaal symboliseerde het uitzichtloze perspectief van een achterstandswijk. Omdat ze de kriebels van deze man kreeg, draaide ze zich om. Alles was beter dan het kijken naar iemand die de hele wereld op zijn schouders leek mee te dragen.
Haar gezicht reflecteerde in het glas van de deur. Ze werd niet vrolijk van wat ze zag. Er was weinig over van haar kapsel. Het lag plat op haar hoofd, hing levenloos naar beneden.
‘Jezus, ik lijk wel een verzopen kat, maar er zijn ergere dingen,’ fluisterde ze.
Ze haalde diep adem door haar neus en blies stevig door haar mond uit. De zucht werd door een windvlaag meegevoerd. Ze nam snel een besluit.
Na enkele stappen vond de regen de openingen in haar opgetrokken kraag. Het water sijpelde in haar blouse. Omdat ze zich focuste op het appartement waar Vincent Gautier woonde, stapte ze vol in een plas. Het water gutste over haar schoenen. Ze voelde hoe het water langs haar tenen liep. Bij elke stap sopten haar voeten in haar schoenen. Ze zag dat de huisnummers van hoog naar laag liepen en moest nog even doorlopen voor ze bij nummer 49 zou aankomen.
Ter hoogte van nummer 81 begon de onzekerheid aan haar vastbeslotenheid te knagen. Ze was hier om met Vincent Gautier te praten. Ze wilde vragen stellen waarop alleen Gautier het antwoord wist. Het zou pijnlijk worden, maar als ze het verwerkt zou hebben kon ze eindelijk verder. Dan was het hoofdstuk afgesloten. Ze moest die Vincent zien.
Bij nummer 63 hield ze haar pas in. De twijfel groeide, maar toch liep ze door. Ze had het zich thuis allemaal heel anders voorgesteld. Dressed to kill , met een onverzoenlijke gezichtsuitdrukking en een zelfverzekerdheid die antwoorden zou afdwingen. Ze zag er niet uit. Verwilderd bijna. Helemaal niet zelfverzekerd.
Het appartement van Gautier werd van binnen verlicht door een vaag schijnsel, waarschijnlijk een schemerlamp in de hoek van de kamer. Hoewel ze vanaf de straat slechts contouren kon waarnemen, was Heleens eerste indruk positief. De woonruimte straalde warmte en gezelligheid uit. Dat was opmerkelijk, want de overige appartementen misten die huiselijkheid. Het zou wel aan Vincents aard liggen…
Het leek zo’n andere wereld dan de trieste omgeving waarin zij nu stond. Angst voor een afwijzing, om voor gek te staan kroop door haar lijf. Als ze nu wegliep, bespaarde ze zichzelf een afgang, maar dan zou ze het misschien ook niet kunnen afsluiten… Wie zegt dat ze dat beter zou kunnen als ze wel zijn verhaal aan zou horen? Het kon de zaak ook alleen maar erger maken.
Resoluut draaide ze zich om. Het voelde als een bevrijding. Alsof ze wegwandelde van een ramp.
Terwijl ze plompverloren door de plassen stapte, maakte Heleen zichzelf wijs dat ze niet wilde weten wat zich in het appartement had afgespeeld. Ze moest het verleden laten rusten. Een streep eronder en verder gaan met haar eigen leven.
Verderop was een kruispunt waar het krioelde van verkeer. Een taxi vinden zou daar geen probleem zijn. Als ze haar in deze verzopen toestand tenminste mee wilden nemen. In een hoog tempo liep ze naar het kruispunt toe. Het was over en uit. Ze zou haar oude leven proberen op te pakken.