22
Met de aanwijzingen van Christian, had ze het adres betrekkelijk eenvoudig gevonden. De woning lag net buiten het drukke stadscentrum en ademde de sfeer van vergane glorie. Het ruime pand had veel weg van de herenhuizen langs de Amsterdamse grachten. Het grote verschil met die huizen was de staat waarin dit huis verkeerde. In de muren zaten scheuren, de houten kozijnen zaten vol met rot en de verf bladderde van de luiken. Het spookachtige licht van de schamele straatverlichting versterkte het beeld van verval.
Het pand bestond uit drie verdiepingen. Jorge Castellano woonde in het benedenhuis. Heleen zag dat er licht door de vermolmde stukjes van de gesloten luiken drong. Castellano was dus waarschijnlijk thuis. Daar had ze geluk mee. Onderweg had ze talloze scenario’s doorgenomen. De meest waarschijnlijke zou misschien wel zijn dat ze voor een gesloten deur zou staan. Maar ze moest erin blijven geloven. Castellano was haar enige bron van informatie.
Ze haalde diep adem en drukte op de deurbel. Het elektrische geluid zoemde door het appartement. Geen reactie. Ze wachtte een halve minuut en belde nogmaals aan. Toen ze wederom op de knop wilde drukken, klonk er een blikken stem door de intercom.
‘ Oui ?’
Heleen schraapte haar keel. De eerste indruk was doorslaggevend, had ze zichzelf meerdere malen op het hart gedrukt. Geen gehakkel, duidelijk articuleren.
‘Goedenavond, meneer Castellano,’ zei ze in het Engels. ‘Sorry dat ik u zo laat nog stoor. Mijn naam is Heleen van Rijnsburg, ik ben de vrouw van Frank Eldering, de man die vorig jaar is verdwenen tijdens een trip op het cruiseschip Columbus. Hierover wil ik graag met u praten.’
In de stilte die viel, kon ze Castellano horen denken.
‘Daar heb ik geen behoefte aan, mevrouw. Goedenavond.’
‘Wacht even,’ reageerde Heleen scherp. ‘Ik ben helemaal uit Holland gekomen om met u te praten. Ik ben op de hoogte van de relatie die mijn man had met de inmiddels overleden Vincent Gautier. Ook weet ik dat er een hoge verzekeringspremie is betaald en dat Gautier tot uw kennissenkring behoorde. Het enige wat ik wil, is antwoorden vinden op vragen die mij dwars zitten. Daarna ga ik weer naar huis en ziet u mij nooit meer terug.’
Hopelijk was ze overtuigend genoeg geweest, en was het tot hem doorgedrongen dat ze zich niet met een kluitje in het riet liet sturen.
‘Ik kan u niet verder helpen, mevrouw. Ik wil dat u nu vertrekt, goedenavond.’
De misplaatste arrogantie in zijn stem was het laatste zetje dat ze nodig had om haar noodplan uit te voeren. Ze stapte naar voren en bonkte driemaal op de gesloten luiken. Het harde geluid weerkaatste door de straat.
‘Ik vertrek niet, meneer Castellano,’ siste ze met ingehouden woede tegen de intercom.
‘Sterker nog, als u mij niet binnenlaat, bonk ik de hele buurt wakker. Iemand zal ongetwijfeld de politie bellen en ik ben benieuwd hoe zij op mijn verhaal zullen reageren.’
Castellano hield zich stil.
‘Dit is uw laatste kans,’ ging Heleen op dezelfde toon verder. ‘Laat me binnen, of de hel breekt hier los.’
Opeens sprong het slot van de vergrendeling en opende de deur zich traag. Zonder zich te bedenken stapte Heleen naar binnen.
De entree was een smalle hal met aan de rechterkant een ouderwets trapgat dat met een halve draai naar boven leidde. De gestoffeerde treden waren tot op de draad versleten. Recht voor haar stond een deur op een kier. Er kwam een fel licht uit de kamer erachter. Ze liep naar de deur en klopte aan uit beleefdheid.
‘Kom verder,’ hoorde ze hem zeggen.
Heleen opende de deur. Het felle licht in het appartement dwong haar om een paar maal met haar ogen te knipperen. Toen ze aan de nieuwe situatie was gewend, gleed haar blik over de omgeving. De kamer was ruim en de inrichting weldadig. Een moderne keuken liep naadloos over in een zithoek met lederen kussens. De flatscreen aan de muur werd geflankeerd door moderne kunst. Geconcentreerd licht uit spots reflecteerde in het overtallige kristal, dat als decoratie op de bijzettafeltjes stond. De parketvloer werd bijna volledig bedekt door drie hoogpolige tapijten waarin alle kleuren van de regenboog waren verweven. Het geheel hield het midden tussen smaakvol en wanstaltig. Jorge Castellano leunde tegen een pilaar die onderdeel uitmaakte van de moderne keuken. Ter verfraaiing was er een gegalvaniseerde engel op aangebracht waarvan de gespannen boog bijna tot het plafond reikte. De voet van de engel hing enkele centimeters boven het hoofd van de Spanjaard.
‘Nogmaals goedenavond,’ zei Heleen. Het zelfverzekerde lachje dat ze zichzelf probeerde aan te meten, mislukte volkomen. Jorge Castellano nam haar zorgvuldig op. IJzig kalm en berekenend. Hij zei geen woord. Terwijl zijn enge blik haar doorboorde, trilden zijn neusgaten. Aan de beweging van zijn kaken kon ze zien dat hij zich met ingehouden woede stond te verbijten.
Zijn blik bleef strak op haar gericht toen hij naar voren stapte. Voordat Heleen besefte wat hij van plan was, pakte Castellano haar hardhandig bij haar schouder. In een krachtsexplosie sleurde hij haar achter zich aan.
‘Hééé!!!’
Hij negeerde haar kreet waaruit meer angst dan verontwaardiging klonk. Als een machine die geprogrammeerd was, duwde hij tegen een deur en trok haar naar zich toe. In een fractie van een seconde kruisten hun blikken elkaar. De pupillen waarin zij keek waren beangstigend groot.
Castellano strekte zijn armen en smeet haar van zich af. Heleen voelde hoe ze even zweefde. Recht voor haar werd het donkere silhouet van Castellano geaccentueerd door een zee van licht.
De klap kwam hard aan. Ze viel op haar rechterschouder en sloeg met de zijkant van haar hoofd tegen het beton. Vlekken in talloze vormen vulden haar beeld. Haar adem stokte. Dit was het.
Dit wordt mijn dood.