3
Derde grote gebeurtenis: mijn afspraak met Owen.
Ik belde hem en zei: ‘Met kolenkit Gemma. Wat zou je zeggen van vrijdagavond?’
Ik had al besloten dat hij, als hij niet kon, het verder kon vergeten. Maar hij zei: ‘Hoe laat? Negen uur?’
Ik aarzelde en hij zei: ‘Tien uur?’
‘Nee, ik dacht eerder aan acht uur. Weet je, om redenen waar ik nu niet op in kan gaan, kom ik op het ogenblik niet vaak de deur uit, dus moet ik zien zoveel mogelijk plezier te hebben op die avond.’
‘We kunnen er ook zeven uur van maken.’
‘Nee, dan ben ik nog niet klaar met mijn werk. Waar zullen we afspreken? Jij kent de hippe nieuwe tenten, laten we ernaartoe gaan.’
‘Allemaal?’
‘Zoals ik al zei, ik ga niet vaak uit.’
Peinzende stilte. ‘We zijn in Dublin, niet in Manhattan, zoveel hippe nieuwe tenten zijn er niet.’
‘Ik weet het, sorry.’ Ik probeerde het uit te leggen. ‘Ik wil naar een van die bars waar ik volledig uit mijn dak kan gaan. Ik wil gewoon het gevoel hebben dat ik leef.’
‘Wat denk je van Crash? Hopen spiegels en treden. Iedereen struikelt er altijd en loopt tegen zichzelf op.’
‘Acht uur, vrijdagavond in Crash. Kom niet te laat,’ waarschuwde ik.
Toen ik de bespiegelde trap afliep van de ingang van Crash en Owen zag, vond ik hem minder knap dan ik me herinnerde toen hij die vreselijke ochtend op de grond van mijn slaapkamer lag niet slecht, maar niet het knappe jongetje dat ik gedacht had.
Maar… ‘leuk hemd,’ zei ik. Het was een afbeelding van een Cadillac die over een snelweg door de woestijn reed. Heel cool. ‘En mooi haar.’ Glanzend en plakkerig omhoogstaand – hij had er kennelijk tijd aan besteed.
‘Dank je,’ zei hij. ‘Wat wil je drinken?’
‘Witte wijn.’ Ik ging op de bank zitten. ‘Maar telkens afgewisseld met mineraalwater. Ik wil me niet meer zo belachelijk maken als de vorige keer.’
Hij liep naar de bar en de achterkant van zijn shirt toonde dezelfde snelweg, maar deze keer reed de Cadillac weg.
Toen kwam de Cadillac weer naar me toe. ‘Je wijn.’
Hij hief zijn glas op. ‘Cheers. Op Gemma’s avondje uit.’
We klonken, namen een slokje en toen volgde er een pijnlijke stilte. ‘Eh, hoe gaat het met de kolenkit?’ vroeg Owen.
‘Owen,’ viel ik uit, ‘dat was een pijnlijke stilte en om redenen waar ik nu niet op in kan gaan, heb ik geen tijd voor onaangename stiltes. We hebben niet genoeg tijd om elkaar op een normale manier te leren kennen; we moeten het forceren. Ik weet dat het idioot klinkt, maar kunnen we proberen de eerste drie maanden versneld vooruit te spoelen en in het comfortabele stadium te komen van thuisblijven en video’s bekijken?’
Hij keek me een beetje argwanend aan, maar gelukkig zei hij: ‘lk heb je zonder make-up gezien?’
‘Dat is het idee, ja. En we hebben niet iedere nacht meer seks.’ Toen begon ik te blozen: een onbedwingbare-bosbrand-super-blos, omdat ik me realiseerde dat we helemaal geen seks hadden gehad. Nog niet.
‘O, god. Het spijt me.’
Ik wilde naar huis. Ik was geschrokken van mijn voortvarendheid. Dat was niets voor mij. Wat was er met me aan de hand?
‘Het spijt me,’ zei ik weer. ‘Ik ben niet gek, ik sta alleen een beetje onder druk.’
Owen keek opgelucht na mijn excuus en begon zelfs te lachen. ‘Na de laatste keer dat we elkaar zagen, weet ik hoe je bent – je bent een wilde.’’
Ik glimlachte flauwtjes.
‘Laat het spel beginnen,’ zei hij. ‘Je moet me alles over jezelf vertellen, Gemma.’
Hoewel het mijn eigen idee was geweest, voelde ik me verlegen. ‘Ik ben tweeëndertig, enig kind, organisator van evenementen, wat heel stressvol is maar waar ik niet altijd een hekel aan heb, ik woon in Clonskeagh… wat ben ik vergeten?’
‘Auto?’
‘Toyota MR2. Ja, ik dacht wel dat je dat leuk zou vinden. Nu jij.’
‘Honda Civic coupé VTi, met alles erop en eraan, twee jaar oud, maar in prima conditie.’
‘Fijn voor je. Nog meer info?’
‘Leren stoelen, notenhouten dashboard -’
‘Ik bedoel, details van de rest van je leven.’
‘Ik ben achtentwintig, het middelste kind en van maandag tot vrijdag verkoop ik mijn ziel aan de Edachi Electronic Corporation.’
‘Als wat?’
‘Marketing. Ik probeer dingen te verkopen.’
‘Heb je veel walgelijke flatgenoten?’
‘Nee, ik woon alleen.’
‘Goed. Ik ga naar de wc.’
‘Succes.’
Geïmponeerd kwam ik terug. ‘Wat slim zoals die wc’s verborgen zijn achter de wasbakken en spiegels. Het duurde eeuwen voor ik ze gevonden had. Goeie keus van je. Laten we nu overgaan op onze relatiegeschiedenis. Tweeënhalf jaar geleden heeft mijn beste vriendin mijn grote liefde gestolen, ze zijn nog steeds bij elkaar en hebben een kind, ik heb ze geen van beiden ooit vergeven en ik heb nooit iemand anders ontmoet. Misschien vind je dat ik verbitterd klink, maar dat komt omdat ik het bén. En jij?”
‘Jee. Eh, ik had een relatie. Met een meisje. We zijn uit elkaar.’
‘Wanneer? Hoe lang gingen jullie met elkaar?’
‘Bijna twee jaar. We zijn vlak voor Kerstmis uit elkaar gegaan.’
‘Nog geen vier maanden geleden? Na twee jaar?’
‘Ik zit er niet mee.’
‘Doe niet zo mal. Natuurlijk doe je dat wel.’
En terwijl hij volhield dat hij het niet erg vond, dacht ik: Dit is ideaal! Hij zal niets van me willen.
In de komende drie uur en nog twee bars legde ik Owen het vuur na aan de schenen en vernam:
1. Hij deed aan Taj Chi
2. Hij hield niet van garnalen
3. Een van zijn voeten was een halve maat groter dan de andere
4. Zijn ideale vakantiebestemming zou Jamaica zijn.
Na elk antwoord stelde hij mij weer een vraag. ‘Waar ben je het bangst voor?’
‘Oud worden en eenzaam sterven,’ zei ik. ‘Waar ben jij het bangst voor?’
Hij dacht even na. ‘Opgesloten zitten in de kofferbak van een tien jaar oude Nissan Micra met Uri Geller.’
‘Prima antwoord. Kom, we gaan dansen.’
Uren later, terug in zijn voor-een-jongen-keurige flat worstelden we genoeglijk in ontklede staat op zijn bed. Natuurlijk dacht ik aan Anton; dit was iets heel anders. Niet alleen emotioneel, maar zelfs fysiek – Anton was lang en slank en Owen was veel compacter. Ik pakte Owens pols beet en dwong hem me aan te kijken. ‘Owen, het is niet mijn gewoonte om de eerste de beste avond met iemand het bed in te duiken.’
‘Ik weet het. Maar om redenen waar ik nu niet op in kan gaan telt dit als drie maanden verder. Maak je geen zorgen. Geniet ervan.’
Hij trok me tegen zich aan, drukte zijn voortreffelijke harde lid tegen me aan, en ik deed precies wat hij had gezegd.
Hij werd wakker toen ik bezig was mijn broek aan te trekken.
‘Waar ga je naartoe?’
‘Ik moet naar huis.’
Hij bukte zich en keek op zijn wekker. ‘Het is pas half vier, waarom ga je weg? Donders! Je bent toch niet getrouwd?’
‘Nee.’
‘Heb je kinderen?’
‘Nee.’
‘Is het de kolenkit?’
‘Nee.’ Ik moest lachen.
‘Wacht tot morgenochtend. Ga niet weg.’
‘Ik móet. Wil je een taxi voor me bellen?’
‘Jij bent een taxi.’
‘Goed, ik hou er op straat wel een aan.’
‘Doe dat.’
‘Ik bel je.’
‘Doe geen moeite.’
Weer moest ik lachen. ‘Owen, onze eerste ruzie! Nu zijn we echt vooruit gehold.’