44
Ik deed mijn ogen open en een angstig voorgevoel maakte zich van me meester.
Anton lag naast me en zei: ‘Er gebeurt vandaag iets heel vervelends, hè?’
Ik zuchtte. ‘Zondagslunch met mijn vader en Debs in Dettol Hall.’
‘Ooo. Ik dacht dat ik werd geëxecuteerd of zo. Als dat alles is…’
‘Ik bedoel, papa is niet erg, maar Debs… En we hebben een dag nodig om er te komen.’
Hoewel hij het zich waarschijnlijk makkelijk had kunnen veroorloven, was mijn vader niet teruggekeerd naar Surrey. Hij woonde nu in Muswell Hill, in een schitterend Edwardian huis doortrokken met intens kunstmatige geuren.
Muswell Hill was niet zo erg ver van Gospel Oak – in vogelvlucht. Maar met de trein was het een ander verhaal.
Anton stond onder de douche en ik verschoonde Ema’s luier toen de telefoon ging. Ik liet het antwoordapparaat opnemen. Maar na een paar minuten won mijn nieuwsgierigheid het, dus ging ik naar de zitkamer en luisterde het bericht af.
Het was Otalie. Martha Hope Jones’ interview was gepubliceerd; ze had niet verwacht dat het op een zondag uit zou komen. Ze zei niet dat het ‘een uitstekend stuk’ was. Dat was een slecht teken.
‘Anton,’ gilde ik, ‘ik moet de deur uit om een krant te gaan kopen.’
‘Ik ga wel.’ Anton trok zijn kleren aan over zijn nog natte lichaam en holde de deur uit.
Toen hij weg was, kleedde ik automatisch Ema aan, terwijl ik een schietgebedje deed. Laat bet alsjeblieft goed zijn, alsjeblieft laat bet goed zijn.
Toen was Anton weer thuis, met een opgerolde krant onder de arm.
‘En?’ vroeg ik angstig. ‘Ik heb het nog niet gelezen.’
We spreidden de krant uit op de grond en sloegen met trillende vingers de pagina’s om.
En daar was het. Over twee pagina’s stond de kop: ‘Wright and Wrong’ (zinspeling op Right and Wrong, goed en verkeerd).
In ieder geval was het een leuke
foto; voor het eerst zag ik er intelligent uit in plaats van
mallotig. Maar onder Martha’s portretfoto, met epauletten tot aan
haar oren, stond een afgrijselijke foto van een bont-en-blauwe
schouder. Het onderschrift luidde: ‘Lily’s verwondingen waren
dienovereenkomstig.’ Help!
Ik las het artikel snel door.
Lily Wright staat hoog op de bestsellerslijsten met haar ‘roman’ Mimi’s Remedies. Maar maak niet de vergissing om te denken dat het boek met nauwgezette zorg is geschreven. ‘Ik had maar acht weken nodig om het in elkaar te draaien,’ zei Lily zich verkneukelend. ‘De meeste boeken duren vijf jaar en zelfs dan worden ze nog niet gepubliceerd.’
Het was of ik ijswater in mijn
gezicht kreeg.
‘Ik heb me niet verkneukeld,’ fluisterde ik.
Lily’s boek is omschreven als ‘walgelijk zoetelijk’, maar zo is de schrijfster allerminst. Met een arrogante minachting voor de mening van anderen, zei Lily: ‘Het kan me niet schelen wat de critici zeggen.’
Mijn oog werd weer naar de foto getrokken. Ik zag er niet langer intelligent uit. Ik zag er berekenend uit.
Ze ging door met me te citeren: ‘Welkom in mijn nederige woning!’
Nou ja, een van ons moest het zeggen!
Ze maakte een zinspeling op het wasgoed dat in de keuken te drogen hing…
Wright geeft geen zier om schoonheid of hygiëne in haar huis.
Het Lego-steentje…
Als je uitgenodigd wordt om te gaan zitten, is het dan te veel verlangd dat de gastvrouw alle scherpe voorwerpen van de stoel heeft verwijderd?
Mijn status van single…
Hoewel Wright een jong dochtertje heeft, is ze er niet in geïnteresseerd haar wettig te laten verklaren. En welke moeder stuurt haar kind weg om in vriestemperaturen buiten te spelen?
Het was AFGRIJSELIJK.
‘Ze schildert me af als een soort Courtney Love,’ zei ik ontsteld.
Ze citeerde de ergste opmerkingen uit de recensies in de Observer en de Independent, voor het geval een of twee mensen die de eerste keer gemist zouden hebben. Toen vertelde ze het verhaal van de overval. De laatste paragraaf luidde:
Het trauma van de overval is nog niet verwerkt. Hoewel Wright luid lachend naar de bank wandelt, verkiest ze in die groezelige eenkamerflat te blijven wonen, die er eerlijk gezegd niet veel beter uitziet dan een kraakpand. Is dat alles wat ze denkt dat haar toekomt? In dat geval heeft ze misschien wel gelijk…
‘Naar welke bank loop ik luid lachend?’ vroeg ik. ‘Afgezien van mijn voorschot heb ik nog geen cent gezien. En wat ben ik? Arrogant? Of vol zelfverachting? En het is niet een eenkamerflat, het is een éénslaapkamerflat.’
Bij uitzondering beschikte Anton
over geen greintje optimisme meer. Hier viel niets goeds over te
zeggen. Absoluut niets.
‘Moeten we een klacht tegen haar indienen?’ vroeg ik hem.
‘Ik weet het niet,’ zei hij bedachtzaam. ‘Het is jouw woord te gen
het hare, en veel van wat ze zegt is alleen haar mening en daarvoor
kun je iemand niet aanklagen. Maar laten we er met Jojo over
praten.’
‘Oké.’ Ik voelde me weer ijskoud worden. Dit was een miljoen keer erger dan het stuk in de Observer. Daarin was alleen mijn boek afgekraakt, dit was een persoonlijke aanval.
‘Alleen mensen die zich ellendig voelen zijn zo,’ probeerde ik mezelf wijs te maken. ‘Waarschijnlijk is ze erg ongelukkig.’
‘Dat zou ik ook zijn als ik er zo uitzag.’
‘Ik bel Jojo.’ Maar ik kreeg haar
antwoordapparaat.
Anton en ik keken elkaar zonder een woord te zeggen aan; we waren
hier emotioneel niet tegen opgewassen. Zelfs Ema was ongewoon
rustig.
We bleven zwijgen, tot Anton zei: ‘Ik heb een idee.’
Hij legde de twee vreselijke pagina’s op de grond van de zitkamer en stak zijn hand naar me uit. ‘Opstaan.’
‘Waarom?’
Hij zocht in zijn cd’s. ‘Eens kijken. Sex Pistols? Nee, dit is het.’
Hij zette flamencomuziek op.
Verbijsterd zag ik hem stappen, stampen en zijn armen gebogen boven zijn hoofd heffen, terwijl hij zich dansend een weg baande naar het artikel. Hij was goed, erg goed zelfs. Ema krijste van pret en holde om hem heen. De muziek ging sneller en Anton ook, stampend en klappend tot het stuk was afgelopen en hij zijn hoofd zwierig achterover wierp. ‘Olé!’
‘Lee!’ juichte Ema, die ook met haar hoofd zwaaide en bijna achteroverviel.
Het volgende stuk begon. ‘Kom,’ zei Anton.
Ik probeerde een keer te stampen, en dat beviel me, dus probeerde ik het nog eens, en toen kwam ik echt op dreef. Ik concentreerde me op het stampen op Martha’s gezicht, tot Anton mijn voet opzij duwde. ‘Mijn beurt. Goed zo, Ema, nu mag jij.’
Gedrieën stampten we tot de walgelijke woorden en Martha’s portret besmeurd waren met drukinkt. Ten slotte hield Arnold de pagina als de cape van een matador voor zich en ik trapte met mijn voet erdoorheen met een luid ‘Da-dah!’
‘Voel je je nu beter?’
‘Een beetje.’
Niet erg veel, maar het was het proberen waard.
Een paar seconden later verscheen de bovenbuurman om zich te beklagen.
‘We moeten verhuizen,’ zei Anton toen hij weg was.
ik meen het,’ zei hij toen ik geen antwoord gaf. ‘We moeten er echt over denken een huis te kopen.’
‘Waarmee? Kralen en spiegeltjes? We hebben net genoeg geld voor eten en kleren.’
‘Zoals jouw carrière verloopt, zullen we niet lang arm blijven.’
‘Zoals mijn carrière verloopt, word ik straks gestenigd op straat.’ Ik stak mijn hand uit naar de telefoon. ‘Ik annuleer de lunch in Dettol Hall.’
‘Waarom?’
ik schaam me te veel om de deur uit te gaan.’
‘Laat ze barsten! Je hebt niets verkeerds gedaan. Waarom zou jij je schamen?’
‘Ik dacht dat je zou staan springen om de kans Debs niet te hoeven zien.’
‘Dat is ook zo. Maar ik vind het belangrijker dat jij je hoofd hooghoudt. Als je nu instort, zal Martha Hope Jones hebben gewonnen.’
‘Oké,’ zei ik lusteloos. ‘King’s Cross, we komen eraan!’
De treinenloop op zondag in Noord-Londen was om te huilen. Anton, Ema en ik zaten in het tochtige station te wachten op de volgende trein die hopelijk niet geannuleerd zou zijn.
‘Niet kijken!’ Hij hield zijn handen voor mijn ogen zodat ik de vrouw niet zou zien die op de bank naast ons de Sunday Echo doorbladerde. Mijn maag draaide om. Had ze het stuk over mij gezien? Hoeveel mensen in Engeland zouden dat gif lezen?
Drie kwartier later stonden we op de stoep van Dettol Hall. Debs deed open en bekeek ons met haar ronde, blauwe ogen, en prompt begon Ema te huilen.
‘Je was uitgenodigd voor de lunch,’ mopperde Debs quasi goedgehumeurd. ‘Niet voor het diner.’
‘Sorry dat we zo laat zijn.’ Ik deed mijn best de buggy op te vouwen terwijl Anton Ema kalmeerde. ‘Het treinverkeer was hopeloos.’
‘Jullie en je treinen,’ zei Debs toegeeflijk. Ze behandelt Anton en mij alsof we moedwillig bohémiens zijn in plaats van alleen maar arm. ‘Een van jullie zou echt eens een echte baan moeten zoeken!’
Ik keek Anton waarschuwend aan. Geen moord op de gast vrouw.
‘Kom binnen.’ Debs ging ons voor door de gang.
In de keuken nam mijn vader me in zijn armen alsof er iemand gestorven was. ‘Kleine meid,’ zei hij hees. Toen hij me eindelijk losliet, stonden er tranen in zijn ogen.
‘Ik neem aan dat je de Echo hebt gelezen,’ zei ik.
‘Ze is een heks, die vrouw, een boze heks.’
‘Dat is geen manier om over je vrouw te praten,’ fluisterde Anton in mijn oor.
‘Kan ik iets voor je doen?’ vroeg papa.
‘Nee, dank je. Ik wil er graag even niet aan denken. Ema, lieverd, zeg opa eens goedendag.’
‘Moet je dat lieve gezichtje zien,’ kirde papa. ‘Een plaatje.’
Debs maakte de drankjes klaar en zei vrolijk tegen Anton: ‘Ik zie dat jullie weer aan de gang zijn geweest.’
‘Wat bedoel je, mams?’
Debs fronste even haar wenkbrauwen bij het ‘mams’ en ging verder. ‘De IRA. Weigeren hun wapens af te staan.’
Het was de tirade die we elke keer moesten aanhoren als de IRA weer in het nieuws was geweest. Anton had het allang opgegeven om te proberen Debs uit te leggen dat hij geen lid was van de IRA. Anton is een Ier en dat is voldoende voor Debs. Debs heeft een hekel aan vreemde landen. Met uitzondering van de Provence en de Algarve, kan ze niet begrijpen waarom de hele wereld niet gewoon Engels is.
Daarna begroette Anton Joshua en Hattie, de achtjarige zoon en tienjarige dochter uit haar eerste huwelijk.
‘Hoi Joshua, hoi Hattie.’ Ik hurkte op de grond om hallo te zeggen, maar ze vermeden oogcontact. Maar in tegenstelling tot fatsoenlijk onhebbelijke kinderen duwden ze me niet omver en holden niet weg. In plaats daarvan bleven ze gehoorzaam voor me staan en keken strak naar een onzichtbaar voorwerp ergens achter mijn hoofd.
Anton zegt dat hij vast gelooft dat ze zullen opgroeien tot bijlmoordenaars, en Debs zullen afslachten terwijl ze ligt te slapen.
Toen kwam Poppy als een wervelwind naar binnen. Ze lijkt sprekend op een miniatuurpapa maar met een wilde, verwarde pruik. ‘Lily,’ krijste ze. ‘Anton. En Ema!’ Ze zoende ons allemaal, greep toen Ema’s hand vast en holde met haar de kamer uit. Ze is een verrukkelijk kind en we zijn allemaal dol op haar, vooral Ema.
Eindelijk gingen we zitten, maar het was een nogal grimmige lunch. Eerst kwamen Debs’ verontschuldigingen over de rosbief. ‘Helaas was het de bedoeling dat we een uur geleden zouden eten.’
‘Sorry,’ mompelde ik.
Maar dat was slechts de inleiding tot het echte programma -het zich verkneukelen over het interview van Martha Hope Jones.
‘Het moet een klap in je gezicht zijn geweest, Lily. Ik zou sterven van schaamte. Ik zou me niet meer durven te vertonen. Als je denkt aan al die mensen die het lezen en je veroordelen, moet je wel volkomen van de kaart zijn.’
‘Ja.’ Ik staarde naar mijn bord. ‘Ik zou het dus op prijs stellen als we er niet over praatten.’
‘Natuurlijk. Je wilt vanzelfsprekend vergeten dat het gebeurd is. Dat iemand zulke weerzinwekkende dingen schrijft en die dan publiceert in een nationale krant met een miljoenenoplage… Als het mij overkwam, zou ik zelfmoord plegen.’
‘Ik zal je de moeite besparen en het zelf voor je doen,’ zei Anton opgewekt, ‘als je niet onmiddellijk je mond houdt.’
Debs kreeg een kleur. ‘Neem me niet kwalijk. Ik wilde alleen maar mijn medeleven betuigen. Na zo’n afschuwelijke, vernederende, gênante -’
‘Zo is het genoeg,’ zei papa. Hij klonk zo vastberaden dat Debs even onzeker keek, maar toen maakte hij de fout dat hij zijn botermes aflikte, en ze viel op schrille toon tegen hem uit.
Het was een zware dag, maar om half vijf werden we verrassend vroeg vrijgelaten: Debs speelde een tenniswedstrijd. Ze liet papa tot aan zijn ellebogen in afwaswater achter terwijl ze weg liep om zich te verkleden. Vijf minuten later trippelde ze de trap af in een kort wit rokje en keurig, met een witte band bijeengebonden haren.
‘Wel, wel,’ zei Anton bewonderend. ‘Je lijkt meer op een schoolmeisje dan op een zesenveertigjarige alien.’
Debs poseerde vlot met haar racket over haar schouder, giechelde en fronste toen haar wenkbrauwen. ‘Een zesenveertigjarige wat?’
‘Alien,’ zei Anton opgewekt.
Ik wilde wegrennen.
‘Iers woord. Betekent “godin”.’
‘Heus?’ Een beetje onzeker. ‘O. Kom, ik moet er vandoor.’
‘En niet uitgaan met de meisjes en tipsy worden na afloop,’ zei Anton. ‘Ik ken je, ondeugende meid.’
Ze giechelde weer, rukte toen grimmig zwijgend Joshua los van haar been, duwde hem in een hoek van de gang, draafde naar buiten naar haar gele Yaris en reed weg.