6
AAN: Susan-inseattle@yahoo.com
VAN: Gemma343@hotmail.com
ONDERWERP: non-stop drama
Wacht maar tot je dit hoort. Gisteravond lag ik in bed en troostte me met de filmregisseur/boer-fantasie toen ik een geluid hoorde in mams kamer. Het leek op een bons, en toen riep ze klaaglijk: ‘Gemma, Gemma.’ Zoals dit – Dzjemmmaaah… dzjemmm-maaah… dus holde ik naar haar toe. Ze lag op haar zij, kronkelend als een stervende wijting, en zei: ‘Mijn hart!’ (dus in werkelijkheid zeggen mensen dat echt), ‘Ik heb een hartaanval.’ Ik geloofde haar – ze zag grauw, haar borst ging hijgend op en neer en haar ogen puilden uit. Ik deed zo’n uitval naar de telefoon, dat het toestel op de grond viel. Ik belde het alarmnummer, waar ze me heel serieus namen, me vertelden dat ik mam in de recuperatiepositie moest brengen (wat dat ook mag zijn) en beloofden dat een ambulance onderweg was. Terwijl we wachtten hield ik mams hand vast en smeekte haar om niet dood te gaan.
‘Ik denk er hard over,’ hijgde ze. ‘Dat zou een goeie les zijn voor je vader.’
Het afschuwelijke was dat ik niet eens een telefoonnummer van papa had. Ik had het nummer van de hardvochtige Colette moeten vragen, voor noodgevallen, maar daar was ik te trots voor geweest.
Mam snakte hijgend en piepend naar adem – het was doodeng, meer dan ik je duidelijk kan maken – en ik verwenste de pech die ik had. Stel je voor! Twee ouders verliezen in één week.
Ik herinnerde me half en half iets over aspirine – moest je daar niet iets mee doen voor mensen met een hartaanval? Je moest ze een aspirientje geven, of het juist niet doen…
In de verte klonk het geluid van sirenes dat dichterbij kwam, toen flitste het blauwe licht door de slaapkamergordijnen heen. Ik holde naar beneden om open te doen en tien minuten later toen ik alle grendels en kettingen had losgemaakt, stormden twee knappe, stoere jongemannen (je zou ze leuk hebben gevonden) naar binnen, denderden de trap op met een stretcher, bonden mijn moeder erop vast en denderden toen weer naar beneden, terwijl ik mijn best deed ze bij te houden. Ze schoven haar de ambulance in, ik sprong haar achterna, en toen verbonden ze mam met allerlei monitors.
We suisden door de straten terwijl de mannen de resultaten op de monitors controleerden, en het is me niet duidelijk hoe ik het wist, maar al heel gauw veranderde de sfeer van efficiënt in iets minder plezierigs, De twee mannen keken elkaar bevreemd aan en de pijn in mijn maag werd erger.
‘Gaat ze dood?’ vroeg ik.
‘Nee.’
‘Eh…?’
Een van die knapen zei: ‘Ze mankeert niks. Geen hartaanval. Geen beroerte. Alle vitale indicaties zijn prima.’
‘Maar ze kreeg geen lucht,’ zei ik. ‘En ze zag grauw.’
‘Waarschijnlijk een paniekaanval, Bespreek het met je huisarts, zorg voor wat valium.’
Denk je eens in! De sirene werd uitgezet. De ambulance maakte een U-bocht en in een veel langzamer tempo werden mam en ik teruggebracht naar huis en voor het hek afgezet. Vernederd. De mannen van de ambulance waren heel aardig. Toen ik uitstapte en me verontschuldigde voor het feit dat ik hun tijd verspild had, zei den ze alleen maar: ‘Geen probleem.’
Ik ging weer naar bed, en ik zweer je dat ik verging van schaamte. Telkens als ik dreigde in te slapen herinnerde ik het me weer en ging ik met een schorre kreet overeind zitten. Het duurde uren voor ik in slaap viel en toen ik wakker werd was het zaterdagochtend en tijd om de juichende recensie over Lily’s boek in de Irish Times te lezen. (Zie kopie van de irish Times-website.)
Ik haat mijn leven,
Al ben ik blij dat het jou een beetje plezier doet – maar straks krijg je vrienden en ben je niet eenzaam meer.
Ik moet nu ophouden, want dr. Bailey is hier (alweer). Schrijf alsjeblieft en vertel me een paar leuke dingen over Seattle.
Liefs,
Gemma
Ik mocht naar buiten naar de apotheek om mams recept te gaan halen. Dr. Bailey had sterkere tranquillizers voorgeschreven. Hij krabbelde wat in zijn receptenboekje en zei: ‘En misschien ook wat antidepressiva.’
Mam zei: ‘Het enige antidepressivum dat ik nodig heb is de thuiskomst van mijn man.’
‘Dat is nog niet op de markt,’ zei dr. Bailey, die al naar de trap schuifelde, terug naar de golfbaan.
Ik ging naar dezelfde apotheek waar ik gisteravond geweest was. Niet alleen waren ze aardig, maar het was ook de dichtstbijzijnde.
De deur maakte een kort tinkelend geluid en iemand zei: ‘Hallo.’
Het was dezelfde man die woensdagavond mijn leven gered had.
‘Hallo.’ Ik overhandigde hem het recept. Hij keek het door en klakte meelevend met zijn tong. ‘Ga zitten.’
Terwijl hij wegdook achter het scherm om mams peppillen te gaan halen, vielen me allerlei leuke dingen op die ik woensdagavond in de haast had gemist.
Niet alleen de gebruikelijke hoeveelheden pijnstillers en hoestdrankjes, maar ook goede gezichtscrèmes en allerlei kleuren nagellak.
Hij kwam terug en begon de instructies op te ratelen. Ik herinnerde me dat hij woensdagavond gedacht had dat de tranquillizers voor mij bestemd waren, en ik wist niet goed hoe ik hem duidelijk moest maken dat ze voor mijn moeder waren.
‘Eh, dank u.’
‘Pas goed op jezelf,’ riep hij me achterna.
Toen ik weer terug was bij mam begon ik onrustig te worden. Ik moest naar mijn eigen flat.
Ik moest:
a. de was doen
b. de afvalcontainer buiten zetten
c. rekeningen betalen
d. de video instellen op I love 1988.
En ook moest ik in de buitenwereld:
e. een cadeau kopen voor Cody
f. een extra mooie panty kopen voor Davinia’s huwelijk (ik moest me vermommen als gast ook al zou ik er aan het werk zijn). Ik zou echt een kledingtoelage moeten hebben omdat ik me zoveel feestkleding aan moet schaffen voor mijn werk. Hoeden en cocktailjurken en weet ik wat nog meer.
g. mijn nagels laten doen.
Zodra ik opstond keek ik mijn moeder zo vastberaden aan dat ze ongerust vroeg: ‘Waar ga je naartoe?’
‘Ik moet naar huis, mam. Ik moet de was doen en -’
‘Hoe lang heb je daarvoor nodig?’
‘Een paar uur, dus -’
‘Dus ben je tegen drie uur terug. Of breng je was hierheen, dan doe ik het voor je.’
‘Dat hoeft niet.’
‘Ik doe het veel beter dan jij.’
‘Ja, maar ik heb nog meer te doen.’
‘En ik dan? Laat je me hier in m’n eentje achter?’
Met een angstig gevoel reed ik weg. Er moesten andere mensen zijn die konden helpen, maar ik ging de mogelijkheden na en kwam tot een schamel resultaat.
1. Broers of zussen van mij? Geen.
2. Zorgzame en behulpzame echtgenoot van mij? Geen.
3. Broers of zussen van mam? Geen. Net als ik, was mam enig kind – het schijnt in de familie te zitten.
4. Broers of zussen van mijn vader? Twee zussen – maar de een woont op Rhode Island en de andere in Inverness.
5. Buren? Ik kwam niet verder dan die arme belasterde mevrouw Kelly.
6. Vrienden? Mam en papa hadden niet bepaald een uitgebreide vriendenkring en al mams vrienden waren ook papa’s vrienden.
7. Mams geestelijke adviseur? Pater zus of zo – altijd te proberen.
Je hebt een mooi moment uitgezocht om ons in de steek te laten, Noel Hogan, zak die je bent. Ik moest steeds maar denken: Als hij nou eens nooit meer terugkomt? Als het altijd zo blijft? Wat moet ik doen als mam gaat hyperventileren zodra ik haar huis verlaat? Hoe moet ik mijn baan houden? Hoe moet ik een eigen leven krijgen?